Actor= een individu, groep of organisatie die een dusdanige rol speelt in het systeem dat je
deze in beschouwing moet nemen voor de beantwoording van de onderzoeksvraag.
● heeft altijd belang bij en/of invloed op ten minste één factor
Factor= een eigenschap van een systeem die van belang is voor de beantwoording van de
onderzoeksvraag.
● als geen enkele actor (indirect) geïnteresseerd is in een bepaald systeemaspect, dan
is dat geen factor
● voorbeelden factoren bij fileprobleem:
○ wegcapaciteit
○ veiligheid
Systeem= een deel van de werkelijkheid waarover we een vraag willen beantwoorden
Aggregatie= een samenvoeging tot een groter geheel
● voorbeelden:
○ beschrijvende statistieken zoals de som en het gemiddelde
○ mens is een aggregatie van orgaan
Algemeen systeemmodel= elk systeem (S) is te zien als een geordend paar (E, R), waarin
E een verzameling elementen is en R een verzameling relaties
Beslisboom= een beslismodel in de vorm van een netwerk met een “boomstructuur”
● de interne knopen (vierkantjes) geven diagnostische beslissingen weer
● elk van deze knopen toets of de situatie aan een voorwaarde voldoet
● voorbeeld: inkoopbeleid
● algemene conflictregels:
○ Superioriteitsregel: hoog gaat voor laag
○ Specialiteitsregel: speciaal gaat voor algemeen
○ Posterioriteitsregel: nieuw gaat voor oud
Causalerelatiediagram= een conceptueel model dat beschrijft hoe grootheden in een
systeem elkaars waarde beïnvloeden
, ● de knopen zijn grootheden
● de takken weergeven een transitieve beïnvloedingsrelatie
● een cykel (loop) impliceert dat het systeem dynamisch is
Conceptueel model= een representatie van een systeem waarin je de concepten en hun
onderlinge relaties weergeeft die van belang zijn voor het beantwoorden van de
onderzoeksvraag
● Soorten:
○ Verbaal, grafisch, symbolisch
Criterium= een voorwaarde met betrekking tot een factor die een rol speelt in de
overweging van een actor bij het nemen van een beslissing
● doelen van een actor definiëren criteria voor die actor
● impasse= criteria zijn dusdanig strijd met elkaar dat niet één oplossing aan allemaal
voldoet
● voorbeeld: “Mijn tentamencijfer voldoet gelukkig aan het slagingscriterium.”
○ factor: tentamencijfer, voorwaarde: >5.8
Doelenboom= een conceptueel model dat beschrijft hoe de doelen van een actor kunnen
worden geoperationaliseerd tot meetbare criteria
● knopen zijn doelstelling
● takken representeren definitierelatie
● onderste doel heeft eenheid
● volledige geoperationaliseerde doelstelling= geeft precies het gewenste
waardebereik aan
Efficiëntie= de verhouding tussen twee andere factoren
= output / input
● voorbeeld: De efficiëntie van een zonnepaneel kun je modelleren als Pe/Pz (geleverd
elektrisch vermogen / vermogen ingestraald door de zon).
Operationeel model= een model dat de concepten en relaties in het model zodanig volledig
specificeert dat het mogelijk is om dit model zonder aanvullende informatie om te zetten in
een computationeel model
● voorbeeld: F = m * a
Multicriteriamodel= wordt gebruikt om een beslisser te helpen bij het kiezen uit
verschillende alternatieven
● basisvorm: alternatieven in kolommen, criteria in rijen
● voorbeelden:
○ effectentabel= geeft van elk alternatief de verwachte effecten door per
criterium aan te geven wat de verwachte waarde hiervan zou zijn
■ als een criterium geen standaard eenheid heeft mag je een
kwalitatieve schaal gebruiken (bv geluidshinder: ernstig)
○ score card= ingekleurde effectentabel
■ geeft geen weging van criteria
■ gebruikelijk criteria in volgorde van belangrijk (belangrijk boven)
○ SMART-model= kent relatieve gewichten toe aan de criteria
, ■ in elke rij komt 0 en 1 voor
■ voorkeursvolgorde: orde van hoogste gewogen somscore naar laag
■ voorbeeld:
Macht-belangdiagram= een conceptueel model dat inzicht geeft in de positie van actoren in
een probleemsituatie
● players= zij bepalen door hun handelen de toekomstige situatie
● subjects= zijn onderworpen aan de spelers, want ze zitten niet aan de speeltafel,
maar de gevolgen van de uitkomst voelen ze wel
● context setters= spelen zelf niet mee, maar kunnen wel dingen veranderen
● crowd= staan er bij en kijken er naar, maakt ze weinig uit hoe het afloopt
Probleem= wanneer een actor (probleemeigenaar):
● een kloof ziet tussen de door hem gewenste toestand van een systeem en de
huidige (of toekomstige) toestand van dat systeem;
● over middelen beschikt die de toestand van dat systeem kunnen veranderen;
● zich voor een dilemma geplaatst ziet omdat al zijn middelen die het systeem (meer)
in de gewenste toestand kunnen brengen (mogelijk) ongewenste neveneffecten
hebben
Risico= de kans dat een gebeurtenis optreedt vermenigvuldigd met het effect ervan
=R=K*E
= risico = kans * effect
● risico’s met dezelfde eenheid zijn direct vergelijkbaar
, Simulatie= een nabootsing van het dynamisch gedrag van een systeem met behulp van
een model
Systeemafbakening= een beperking van het toepassingsbeleid van een model
● kan op de volgende wijzen:
○ geografisch
○ periode (gemodelleerde periode)
○ tijdresolutie (per minuut)
○ aggregatieniveau (per huishouden)
○ selectie (verwaarlozing / geen onderscheid naar geslacht)
Systeemtoestand = de toestand van een systeem wordt beschreven door de waarden van
de factoren
Toestandsdiagram= een netwerkdiagram dat een schematische weergave is van een
systeem dat als eindigetoestandsautomaat wordt beschouwd
● cirkels zijn de verschillende toestanden waarin een systeem zich kan bevinden
● pijlen zijn de mogelijke overgangen vanuit een toestand naar een andere toestand
● pijlen hebben een logische uitspraak, conditie of kans
● Markovketen= toestandsdiagram met kanswaarden
● transitiepad= opeenvolging van toestanden die het systeem moet aannemen om van
A naar B te komen
Voorraad-stroomdiagram= een conceptueel model dat beschrijft hoe grootheden in een
systeem elkaar waarde beïnvloed
● rechthoeken zijn voorraadgrootheden
○ kunnen alleen worden beïnvloed door stroomgrootheden
● rechte dubbele pijlen met een “kraan” zijn stroomgrootheden
○ kan door alles worden beïnvloed
● naam zonder grafisch symbool zijn overige grootheden
○ kan door alles worden beïnvloed
● wolkje valt buiten systeemafbakening (bron/sink)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noahr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.41. You're not tied to anything after your purchase.