Week 2
Tenta → latijnse benaming voor de woordsoorten kennen
vorm grammaticale hoeveel in één zin?
eigenschappen
finiete werkwoord ● op de eerste plek in een zin kan meerdere
(persoonsvorm) een vragende persoonsvormen bevatten,
zin/gebiedende wijs maar als er bijzinnen in de
● 1e of 2e plek in een zin staan
hoofdzin (samengestelde/complexe
● Op de laatste plek zin)
van de bijzin
● Drukt
tijd/getal/persoon uit
Onderwerp (o) ● congruentie met pv een zin kan meerdere
● Positie direct voor of onderwerpen bevatten,
na de pv maar als er bijzinnen in de
● Soms naamval zin staan
(voornaamwoorden) (samengestelde/complexe
● Betekenis zin)
(thematische rol; Persoonsvorm selecteert
werkwoord deelt ow, dus als er maar één
rollen uit): centrale persoonsvorm is is er ook
participant, vaak maar één voorwerp
agens
Lijdend voorwerp (lv) ● direct object een zin kan meerdere
● Ondergaat de lijdend voorwerpen
handeling bevatten, maar als er
● Passivering (lv van bijzinnen in de zin staan
maken): wordt (samengestelde/complexe
onderwerp zin)
● Niet-weglaatbaar bij Persoonsvorm selecteert lv,
transitieve dus als er maar één
werkwoorden persoonsvorm is is er ook
● Soms naamval maar één lijdend voorwerp
(voornaamwoorden)
● Betekenis
(thematische rol),
vaak patients
meewerkend voorwerp (mv) ● indirect object een zin kan meerdere
● Recipient meewerkend voorwerpen
● Thematische rol → bevatten, maar als er
ontvanger bijzinnen in de zin staan
● Aan/voor kan (samengestelde/complexe
toegevoegd worden zin)
● Naamval → hen/hun Persoonsvorm selecteert
mv, dus als er maar één
persoonsvorm is is er ook
maar één meewerkend
voorwerp
1
, voorzetselvoorwerp (vzv) ● hoort bij een
werkwoord
● Niet weglaatbaar in
een zin zonder de
betekenis van de
werkwoorden te
veranderen
Adverbiale bepaling (bwb) ● zegt iets extra’s over een zin kan meerdere
de persoonsvorm adverbiale bepalingen
(werkwoord-kern) bevatten, er zijn
● Vaak weglaatbaar veel/eindeloze manieren om
● Betekenis: bepalingen van
specificeert tijd/plaats/ruimte aan de zin
manier/tijd/plaats te hangen. Maakt niet uit of
van pv je een enkelvoudige of
samengestelde zin hebt
Week 1
perspectieven:
1. biologisch perspectief
2. psychologisch/ cognitief perspectief
3. sociaal perspectief
Recursie → zinnen in bijzinnen (dmv merge → “hoe zet je iets bij elkaar?” )
Modulariteit → zijn onze hersenen modulair georganiseerd? dwz. zijn er apre
hersenfuncties voor aparte taal en denken?
Menthalse → niet-geestentialeiseerde denktaal (geen klanken, maar gedachten)
FoxP2-gen → gen dat geassocieerd wordt met taalproductie
Syndroom van Williams → Laag IQ, goede spraak
Syndroom van Broca → geen spraak produceren wel gebruiken
Syndroom van Wernicke → taal goed produceren, klopt alleen geen snars van qua
samenhang.
Taal is hiërarchisch georganiseerd, met zinsdelen die weer deel zijn van andere zinsdelen
Theoretische taalkunde → onderzoekt taal als kennissysteem
Psycholinguïstiek → die kennis in de theoretische taalkunde staat los van taalproductie en
taalverwerking.
Week 2
● V1-regel:
1. Zoek persoonsvorm (kijken naar vervoeging)
2. Pv naar voren halen (vraagzin)
3. kiest persoonsvorm die achter het eerste zinsdeel staat
● V2-regel: De persoonsvorm staat volgens de V2 regel altijd op de tweede plek in
een zin.
● eenzinsdeelproef → er kan maximaal één zinsdeel voor de persoonsvorm staan in
een zin
● zinsdeel → heeft zelfstandige functie (betekenis) binnen een zin
● woordgroep → heeft geen zelfstandige functie binnen een zin
Morfemen
1. selectie: [morfeem] selecteert [woordsoort]. Morfeem betekent [het zijn van X]
2. projectie: [morfeem] projecteert de categoriale eigenschap [eigenschap woordsoort
van selectie]
3. betekenis: de betekenis van het nieuwe [woordsoort] A-[morfeem] betekent: het …
Bij overtreding van licenties voor merge is alleen het selectie-gedeelte van belang.
leidt tot ongrammaticaliteit
NIET PER SE tot oninterpreteerbaarheid
Volgorde van medeklinkers in de onset versus de coda
De volgorde van medeklinkers in de onset is vaak tegengesteld aan de volgorde in de coda
omdat er een onderlinge afhankelijkheid is. Het woord begint minder sonoor en gaat naar
sonoor in het midden en vervolgens naar minder sonoor aan het eind (golfbeweging).\
Complementariteit → verschillende werkwoordsuitgangen, dezelfde betekenis van de zin
Categoriaal → geen transformatie mbt woordsoort.
Volgorde van mergen met suffixen:
vanaf morfemen:
- vormige overeenkomst
- betekenismatige overeenkomst
tot morfemen
- geen recursie
Ongelede woorden → 1 morfeem
Gelede woorden → 2 of meer morfemen
Gebonden morfemen → morfemen die losstaand geen eigen betekenis hebben
Vrije morfemen → morfemen die losstaand wel een eigen betekenis hebben.
Sonoriteitshierarchie
Minst sonoor <---------------------------------------------------------------------> Meest sonoor
plosieven (plofklanken) → fricatieven (wrijfklanken) → nasalen → liquidae → vocalen
woorden als *rpet schenden deze hiërarchie/volgorde van klanken
3
, Begrippenlijstje week 3:
● Linksom recursie → de broer van de moeder van de zus van mn moeder is ziek
● Hiërarchische volgorde → bepaalt betekenis
● klank → gesproken taal (universeel)
● foneem → systematisch weergegeven klank (taalspecifiek)
● letter → schrift, en schrift =/= taal
● syllabe → groepje klanken
● lettergreep → verwijst naar klank (in schrift)
Week 4: boomstructuren mdm
Modules
1. lexicon → in woordenboek
2. syntaxis → zinsbouw
a. logische vorm → betekenis
b. fonologische vorm → klanken of gebaren
UBH (universal base hypothesis) → stelt dat alle talen dezelfde syntactische structuur
hebben, en dat linearisatie geen onderdeel is van de syntactische component.
Begrippenlijstje week 4: (slides brightspace)
Grammaticale rol die door het werkwoord toebedeeld wordt
● Agens → entiteit (persoon) wat handeling doet
● Patiens → iets dat de handeling ondergaat
● knoop → Woord dat naar boven projecteren. Belangrijkste element van de twee die
gemerged worden. Herken je dat ze een soort naakte N of V v zijn (zonder de P
erachter).
○ zusterknoop → Twee elementen onder één knoop
● tak → Element waaruit twee takken ontspringen
○ linkertak → Verbinding links tussen knopen
● hoofd → belangrijkste deel van de projectie (staat links)
● projectie → Mergen van twee dingen. Een van de twee dingen geeft z’n
eigenschappen door naar de knoop erboven.
○ NP → noun phrase (zelfstandig naamwoordgroep)
○ VP → verb phrase
○ DP → determiner phrase (lidwoord)
○ PP → preposition phrase (voorzetsel)
○ CP → complementizer phrase (bijzin)
○ AP → adverbial phrase
● categorie→ bepaalt met selectie-eisen de grammaticale distributie van dat
woord/woordgroep
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carmenbrouwer1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.29. You're not tied to anything after your purchase.