100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting organisatie en marketing jaar 1 v&m cijfer:7 $6.98
Add to cart

Summary

samenvatting organisatie en marketing jaar 1 v&m cijfer:7

 15 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

samenvatting van he hoofdstukken 1 t/m 4 van introductie in management (thuis) en hoofdstukken 1 t/m 9 van vastgoed management (buist)

Preview 4 out of 34  pages

  • January 23, 2022
  • 34
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Ondernemerschap en marketing thuis hs 1,2,3,4
Hoofdstuk 1:
Organisatie= blijvende menselijke samenwerking.
Heeft 3 belangrijke kenmerken:
1. Spraken van samenwerking door mensen
2. Er is een gemeenschappelijk doel
3. De bedoeling is om de organisatie voort te laten bestaan.

Synergie-effect= mensen bereiken meer als ze samenwerken dan als iedereen voor zich
werkt. Het resultaat van het totale samenwerkingsverband is groter dan het optellen van de
individuele prestaties.

1. Het heeft ook met schaaleffecten te maken. Als duizenden mensen samenwerken en
een groot product maken, heeft het economisch gezien zin om daarin te investeren.
Voor 1 iemand die dat gaat maken kan je het nooit zo groot maken dat iedereen het
kan gebruiken kijk bijvoorbeeld naar een brug. Ook hebben die mensen samen meer
kennis dan 1 iemand en kapitaal.
2. Hoe en waarvoor een gemeenschappelijk belang belangrijk is.
3. Bij de besturing van een organisatie wordt er van uit gegaan dat de onderneming
langer dan een jaar bestaat. Anders zouden er verkeerde korte termijn beslissingen
genomen worden. De interne hoofddoelstelling van de organisatie is dan ook het
streven naar voortbestaan van de organisatie. De externe hoofddoelstelling is het
voorzien in maatschappelijke behoefte. Als niemand op de organisatie zit te wachten
gaat de onderneming geen winst en werknemers vinden en zal de onderneming dus
van korte duur zijn.

3 betekenissen organisatie:
1. Functioneel: het effectief op elkaar instemmen van activiteiten.
2. Institutioneel: dan doelen we op een organisatie als instituut met een bepaalde
naam, locatie.
3. Instrumenteel: Hoe alles binnen de organisatie geregeld is. De manier waarop taken
zijn verdeeld, welke afdelingen er zijn.

Bedrijf= Een organisatie die goederen en diensten maken om deze op de afzetmarkt te
verkopen. Volleybalvereniging, belastingdienst zijn dus geen bedrijven maar wel
organisaties.

Onderneming= bedrijven met een winstoogmerk.

Bedrijven zonder winstoogmerk hebben vaak een ideëel of maatschappelijk doel.

Rechtsvormen van natuurlijke personen:
• Eenmanszaak= eigenaar privé aansprakelijk. Natuurlijk persoon
Maatschap= beoefenaren met een vrij beroep die willen samenwerken.
De maten zijn voor gelijke delen aansprakelijk.

, • Vof= samenwerkingsverband tussen 2 of meer personen, soms brengen ze alleen
kapitaal in soms brengen ze arbeid of vergunningen in. Ze zijn allemaal aansprakelijk
voor de schuld op hun privévermogen.

• Commanditaire vennootschap= vergelijkbaar met firma, alleen bij cv sprake van
actieve en stille vennoten. Vennoten kunnen niet meer verliezen dan ze hebben
ingebracht in de onderneming.

Rechtsvormen voor rechtspersonen:
• Naamloze vennootschap= aandelen zijn aan toonder. Iedereen die de aankoopprijs
van de aandelen wil kopen kan dat op de aandelenbeurs. Er is een algemene
vergaderingen van aandeelhouders. Kent een raad van bestuur en toezichthouders in
vorm van raad van commissaris.

• Besloten vennootschap= aandelen van bv zijn niet op de aandelenbeurs te kopen.
Aandeelhouders zijn niet privé aansprakelijk.

• Coöperatie vereniging= vereniging van leden die hetzelfde doel nastreven. Heeft een
raad van bestuur en raad van toezicht. Voorbeeld Rabobank, boerenbondwinkels.

Het transformatieproces:
Organisaties zijn gericht op bepaalde doelstellingen. Om deze doelstellingen te realiseren
moet input omgezet worden in output

Productieorganisatie:
Aan input zijde onderscheiden we:
• Materialen (zaden, kunstmest).
• Middelen (menselijke arbeid).
• Overige factoren (wetgeving, klimaat).
Deze input wordt getransformeerd tot output:
• Gewenst output (verkoopbare producten in de vorm van gewassen en daarmee
omzet).
• Ongewenste output (afval, onverkoopbare producten).

De organisatie staat rechtstreek in contact met de omgeving. De eco, bevolkingsgroei en het
politieke klimaat heeft veel invloed op de onderneming. Paar voorbeelden:
• Loonpeil in regio erg hoog heeft dit effect op de verkoopprijs.
• Wetten in verschillende regio’s kunnen verschillen ook is de locatie erg belangrijk
voor de doelgroep. Als je ergens boten produceert waar geen water is ga je ze ook
niet verkopen.
• Ook de beschikbaarheid van goede of goedkopen arbeidskrachten is belangrijk.

Stoner en freeman tonen aan dat er 3 verschillen te herkennen zijn tussen omgeving en
organisatie:
1. Interne belanghebbende: partijen die een direct belang bij de onderneming hebben
zoals werknemers, aandeelhouders en raad van bestuur.

, 2. Externe belanghebbende: mensen die niet bij de organisatie horen maar er wel
belang bij hebben. Concurrenten, klanten, leveranciers, overheden, media,
vakbonden en banken.
3. Indirecte omgeving: algemene omgevingsvariabelen die van invloed zijn op de
organisatie

Destemp variabelen: staat voor de 7 variabelen:
1. Demografische variabelen: omvang, groei en samenstelling van de bevolking.
Gaat niet alleen om de verkoopmarkt, maar ook om de arbeidsmarkt.
2. Economische variabelen: de economie kan variëren en invloed hebben op de
onderneming. Het besteedbaar inkomen, loonkosten, conjunctuur hebben
allemaal invloed op het functioneren van de onderneming.
3. Sociale variabelen: hoe kinderopvang bijvoorbeeld geregeld is heeft invloed op de
onderneming. Ook arbeidsmoraal en de sociale zorg.
4. Technologische variabelen: hoe wordt er geproduceerd en wat is de technische
status. Computers en machines hebben allemaal invloed op een onderneming. In
landen waar de techniek nog niet zo goed is zijn er bijvoorbeeld ook lagere
loonkosten en zijn mensen bereid om harder te werken.
5. Ecologische variabelen: de locatie van de onderneming. In sommige landen zijn ze
veel meer met milieu bezig dan andere landen. Ook kan de onderneming
beïnvloed worden door het milieu in de omgeving. In sommige landen wordt het
produceren van goederen stil gelegd als de co2 uitstoot te groot is. In Nederland
met wegen.
6. Markt- en bedrijfstakvariabelen: de omvang van de markt waarin de
onderneming actief is. Hoeveel concurrentie, hoe groot de markt is instant van
zaken in de bedrijfstak. Overwegen veel bedrijven om jouw markt te betreden.
7. Politieke variabelen: is er sprake van een politiek die zich bemoeit met de markt.
Is er nationalisering (alle ondernemingen van de staat).




Voor een onderneming betekent deze omgeving invloeden het volgende:
• De organisatie moet zich bewust zijn van de omgeving en deze moeten kennen.
• De onderneming moet keuzes maken over de omgeving. Waar willen we zitten, gaan
we produceren in lageloonlanden.
• De organisatie moet de onderneming naar haar hand zetten. Ze proberen de politiek
te bereiken. Er is een werkgeversorganisatie die zich inzet om de publieke opinie te
beïnvloeden. Ze doen allemaal acties om de omgeving te veranderen zoals zich
bezighouden met milieu etc.

, Maatschappelijk verantwoord ondernemen, duurzaam ondernemen of maatschappelijk
ondernemen is een vorm van ondernemen gericht op economische prestaties met respect
voor de klant binnen de ecologische randvoorwaarde.

Bij maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat het om de 3 ps (people, planet, profit).
Deze balans leidt tot betere resultaten voor het bedrijf en de samenleving.

Oeso richtlijnen (organisatie voor economische samenwerking en ontwikkelingen) = maakt
duidelijk wat overheden van bedrijven kwa gedrag verwachten.
Duurzame ontwikkeling= ontwikkeling die aansluit op de behoefte van het heden zonder het
vermogen van de toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar
te brengen.

Brundtlandrapport= de belangrijke conclusie van dit rapport is dat de belangrijkste mondiale
milieuproblemen het gevolg is van armoede in het ene deel van de wereld en het niet
duurzame consumptie in het andere deel van de wereld. Het riep op voor duurzame
ontwikkelingen.

Cardle to cardle= nieuwe kijk op duurzame ontwerpen, die naar voren is gebracht
Ziet erop toe dat:
• Schonere grondstoffen worden gebruikt.
• Het product zuiniger in gebruik is.
• Het van tevoren voor hergebruik ingezet kan worden.

Centrale gedachten is dat alle materialen in het ene product hergebruikt kunnen worden in
een ander product.

Verschil met conventioneel recyclen is dat er geen kwaliteitsverschil is en er geen
restproduct overblijft. Deze kringloop wordt aangeduid met het motto
Afval=voedsel

Horizontale verdeling van arbeid: wordt gesplitst in delen van hetzelfde niveau. Managers op
bijvoorbeeld verschillende afdelingen.

Verticale verdeling van arbeid: de een is de leidinggevende of baas van de ander.
Baas
Manager
Vakkenvuller bijvoorbeeld.

Hierdoor worden er rangen, standen en verschillen in de organisatie gecreëerd. De
hiërarchie hogergeplaatste zullen meer macht, beter betaald, meer vrijheid, grotere
verantwoordelijkheid en meer invloed op de organisatie hebben.

Piramidevormig: op hogere functies zijn er steeds minder mensen werkzaam in de functie.
Op de hoogste treden dit is de eindverantwoordelijke(directeur, president). Mensen kunnen
hoger op komen door gepromoveerd te worden naar een hoge functie. Hoge functie kan ook
gekregen worden door op andere functies te solliciteren bij een andere organisatie.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliebrouwers. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.98. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.98
  • (0)
Add to cart
Added