100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Methoden en Technieken II $4.28
Add to cart

Summary

Samenvatting Methoden en Technieken II

1 review
 26 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Volledige samenvatting van het vak Methoden en Technieken 2. De samenvatting bevat alle informatie van alle tien de weken. De eerste vijf weken gaan over het doen van kwantitatief/kwalitatief onderzoek en de laatste vijf weken gaat over alles wat je moet weten over SPSS en bijbehorende toetsen.

Preview 4 out of 34  pages

  • January 24, 2022
  • 34
  • 2021/2022
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: jararooijen • 1 year ago

avatar-seller
Methoden & Technieken II
HC1: Kwalitatief, kwantitatief en mixed methods
Je wil kennis vergaren, maar deze kennis moet op een kritische manier worden geanalyseerd. Wat
betekenen bepaalde cijfers in zijn context?

Kenmerken van criminologische onderzoeksvragen:
 Verborgen karakter  zeker rondom criminaliteit wordt niet altijd alles blootgegeven
 Selectiviteit van wat wel bekend is geworden
 Praktische en ethische moeilijkheden bij experimenteel  interessante activiteiten vinden
vaak in een natuurlijke setting plaats. Experimenteel onderzoek is dan lastig door
onnatuurlijke omgeving (denk aan het standford prison experiment).
 Verschijnselen vaak niet normaal verdeeld / kleine N  vaak interesse in een kleine groep
mensen. Het grootste gedeelte heeft namelijk nooit te maken met criminaliteit

Kwantitatief onderzoek. Beschrijven, vergelijken en toetsen van cijfermatige gegevens. Ook wel het
kwantificeren van gegevens genoemd. Hierbij is het van belang dat de N groot is. Voorbeelden:
surveyonderzoek, secundaire analyse, experimenteel, longitudinaal, etc. Er wordt gebruik gemaakt
van datasets zoals slachtofferenquêtes, politiegegevens, CBS en WODC. Wordt vaak gebruikt voor
sociale wetenschappen.

Kwalitatief onderzoek. Je gaat veel meer de diepte in. Je verzamelt daarom inhoudelijke informatie,
meestal in woorden. De N is daarom relatief klein. Kwalitatieve datasets bestaan voornamelijk uit
woorden en de informatie verkrijg je door etnografie, observaties en interviews.

Onderzoekseenheden bij kwalitatief onderzoek:
 Praktijken
 Episodes (oorlogen)
 Interacties
 Rollen (die mensen aannemen in criminele organisaties)
 Groepen (zoals gangs)
 Organisaties (zoals gevangenissen)
 Levensstijlen/subculturen

Wat is kwalitatief onderzoek?
“In kwalitatief onderzoek richt de vraagstelling zich op onderwerpen die te maken hebben met de
wijze waarop mensen betekenis geven aan hun sociale omgeving en hoe ze zich op basis daarvan
gedragen. Er worden onderzoeksmethoden gebruikt die het mogelijk maken om het onderwerp
vanuit het perspectief van de onderzochte te leren kennen met het doel om het te beschrijven en
waar mogelijk te verklaren.” (Boeije, 2012: 27)

Juist binnen de criminologie is kwalitatief onderzoek extra belangrijk:
 De onzichtbaarheid van delicten (dark number)
 Populatie onbekend  er is geen goed steekproefkader
 Experimenten zijn moeilijk (maar wel mogelijk)
 Verschil tussen attituden en sociale praktijken  weinig mensen zullen eerlijk antwoord
geven over hun corrupte zaken.
 Heeft een unieke bijdrage

‘’Als je wil weten hoe een leeuw jaagt, ga dan niet naar de dierentuin, maar trek de jungle in.’’ (Kevin
Roberts van Saatchi & Saatchi)

,Kwantitatief onderzoek kijkt dus naar de mate van optreden van sociale verschijnselen. Vragen
beginnen vaak met in hoeverre of in welke mate. Er wordt bijv. gekeken naar de relatie tussen
inkomen en delicten. Kwalitatief onderzoek kijkt dus naar de aard van sociale verschijnselen. Vragen
beginnen vaak met hoe of op welke manier. Er wordt bijv. gekeken naar hoe corruptie plaatsvindt.

Het hangt van de onderzoeksvraag af welke methode men kiest!

Om het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief te snappen is het belangrijk om onderliggende
stromingen te kennen. Wetenschapsfilosofische kwesties beïnvloeden de vooronderstellingen,
methoden en resultaten van onderzoek:
 Ontologische kwesties (zijn)  hoe kijken typen onderzoek naar wat waarheid is?
 Epistemologische kwesties (kennis)  hoe kunnen we kennis vergaren over de waarheid?
 Methodologische kwesties (meting)  hoe kunnen we de werkelijkheid meten?

Kwantitatieve methode vindt zijn oorsprong in het positivisme. Hierin staat de objectieve
werkelijkheid centraal. Er wordt gebruik gemaakt van empirische wetenschappen en waarneembare
feiten.

Het kwalitatieve onderzoek vindt zijn grondslag in het constructivisme. De echte werkelijkheid (voor
zover die bestaat) is niet objectief waarneembaar. Door middel van cultuur, symbolen en taal geven
mensen zelf actief betekenis aan de werkelijkheid. Die betekenissen zijn gebonden aan context; dus
aan tijd, plaats en cultuur. Die betekenissen zijn collectief en empirisch te bestuderen.

Kennistheoretische verschillen
 Kwantitatief: verklaren van opvattingen/gedrag a.d.h.v. (achtergrond)variabelen. Niet perse
face-to-face. Het perspectief van de onderzochten is niet relevant.
 Kwalitatief: verstehen/begrijpen van het handelen. Je bent in contact met onderzochten, dus
het perspectief van de onderzochten is ook belangrijk.

Causaliteit versus 'verwantschap'
 Kwantitatief: causaliteit is gemodelleerd met afhankelijke en onafhankelijke variabelen.
Monocausaliteit: A heeft effect op B.
 Kwalitatief: er is geen sprake van causaliteit; je kijkt naar kenmerken die elkaar beïnvloeden,
a.d.h.v. woorden.

Representatie versus ideaaltype
 Kwantitatief: model is een weergave/representatie van de werkelijkheid (mirror of nature).
 Kwalitatief: er wordt een constructie gemaakt van type data a.d.h.v. alle verzamelde
kenmerken. De sociale werkelijkheid is een oceaan van grijstinten. Ideaaltypen zijn artificiële
constructies, want in andere omstandigheden kan je weer andere resultaten krijgen.

Deductief versus inductief
 Kwantitatief: je bent meer theorie toetsend (deductief)
 Kwalitatief: je bent meer theorie vormend (inductief)

Kort overzicht:
 Kwantitatief: positivisme, objectieve metingen (je hoopt dat wanneer hetzelfde wordt
getoetst je ook dezelfde resultaten krijgt), verklaren, causaliteit, representatie werkelijkheid,
theorie toetsend.
 Kwalitatief: constructivisme, interpretatief (je kijkt naar de subjectieve betekenis die mensen
aan de werkelijkheid geven), begrijpen, verwantschap, ideaaltypes (zelf vormen om logica te
scheppen in je onderzoek), theorievormend.

,Kwantitatief onderzoeksproces. Je hebt een conceptueel model of theorie vanwaar je start 
operationalisering  empirie  analyse  evaluatie  dit proces doorloop je één keer.

Kwalitatief onderzoeksproces. Empirie (data verzamelen)  analyse  evaluatie. Dit is een kort
proces die je eigenlijk meerdere keren doorloopt.

Mixed methods. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek hebben zowel voordelen als nadelen. Zo heb
je bij kwantitatief onderzoek een grote populatie, maar blijft het oppervlakkig omdat vragenlijsten
niet altijd volledig en eerlijk worden ingevuld. Bij de kwalitatief onderzoek heb je een kleine
populatie maar ga je wel meer de diepte in. Het is daarom handig om beide vormen te combineren.
 Verklarend (explanatory): eerst kwantitatief onderzoek uitvoeren  dan kwalitatief
onderzoek uitvoeren  dan beantwoorden van onderzoeksvraag. VB: wat is het verschil in
de manier waarop ex-gedetineerden met een hoge of lage opleiding zoeken naar werk?
 Verkennend (exploratory): kwalitatief  kwantitatief  beantwoorden onderzoeksvraag.
Wordt vaak gebruikt als er nog weinig bekend is over een onderwerp. VB: In hoeverre kan de
manier waarop ex-gedetineerden op zoek gaan naar werk verklaard worden door de hoogte
van de opleiding?
 Convergerend (convergent): kwantitatief & kwalitatief  beantwoorden onderzoeksvraag.
Je gebruikt ze dus tegelijkertijd. VB: Wat is de relatie tussen de opleiding van ex-
gedetineerden en de manier waarop ex-gedetineerden op zoek gaan naar werk?

Er bestaat ook nog een verschil tussen mixed methods en multiple methods. Bij mixed methods
gebruik je zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Bij
multiple methods wordt kwantitatief onderzoek gebruikt voor de eerste onderzoeksvraag en
kwalitatief onderzoek voor de tweede onderzoeksvraag.

Samenvattend:
Kwantitatief Kwalitatief
Paradigma Positivisme/post-positivisme Constructivisme
Waarheidsidee Objectief Subjectief, betekenisgeving
Rol theorie-empirie Deductief Inductief
Kennisideaal Objectieve outsider Subjectieve insider
Rol theorie Theorie toetsend Theorie vormend
Data Cijfers Tekst
Selectie data Random steekproef Theoretische selectie

, HC2: Kwalitatieve databronnen I
In de jaren zestig werd deductieve benadering dominant (hypotheses toetsen). Daarna vond de
ontwikkeling plaats van de 'grounded theory' door Glaser & Strauss (1967). Zij schreven een
revolutionair boek. Hierin stond een zeer gedetailleerde beschrijving van kwalitatieve analyse en
concepten. Ook kwam kritiek op de eeuwige verificatie aan bod.

Het uitgangspunt van de grounded theory is dat de theorie op inductieve wijze opborrelt uit de data.
Tegenwoordig speelt de theorie ook een rol vóór het onderzoek, omdat het de vraagstelling of het
empirische onderwerp relevant maakt. Anders gezegd is inductief redeneren dus niet meer van deze
tijd. Zuivere inductie, zoals met de GT bedoeld was, is vaak niet mogelijk en niet wenselijk.
Tegenwoordig is er dus vaak een combinatie van deductie en inductie. Bij de formulering van de
probleemstelling is het al noodzakelijk om de theoretische relevantie aan te tonen en het onderzoek
af te bakenen.

De inbedding van de vraagstelling in de theorie is dus voor het onderzoek cruciaal want het
onderbouwt de wetenschappelijke relevantie van het onderzoek en bakent de open onderzoeksvraag
enigszins af.

Dat het onderwerp interessant is, dat we er nog niet zo veel van weten (kenniscumulatie) of dat iets
een maatschappelijk probleem is, zijn goede argumenten. Het maakt een vraag echter nog niet
wetenschappelijk relevant. Hiervoor moet je kunnen laten zien wat er nog in de literatuur ontbreekt:
de vraagstelling + theoretische relevantie = probleemstelling. Dat zorgt voor wat, hoe en waarom
vragen.

Er bestaan vier posities t.o.v. de literatuur:
 Theoretische vernieuwing. Er is sprake van een veranderende samenleving en nieuwe sociale
verschijnselen. Kwalitatieve data is dan nodig om theorieën te vernieuwen. (cybercrime)
 Theoretische elaboratie & verdieping. Bestaande theorieën gebruiken als theoretische
context voor empirische gevalsstudies. (begrijpen opkomst jihadisme)
 Problematisering & bekritisering theorie. Aanval openen op (liefst invloedrijke) theorie.
(rationele keuze theorie).
 Contextualiseren theorie. Welke theorie is wanneer, waar, en onder welke omstandigheden
op wie van toepassing? (cocaïne dealers  verschillende beelden, typologie van handelen)

De theorie in kwalitatief onderzoek maakt de vraagstelling dus wetenschappelijk interessant. Door de
combinatie van deductie en inductie helpt de theorie bij de selectie en afbakening van je onderzoek.
Belangrijk is dat de theorie richting aan onderzoek geeft a.d.h.v. 'attenderende begrippen' (Blumer).
De theorie fungeert dan als het ware als 'zoeklicht' of 'leidraad' om te proberen weer nieuwe
informatie te zoeken. Dit is handig voor gespreksthema's voor bij een interview bijvoorbeeld, of het
zijn aandachtspunten voor inhoudsanalyse.

Theorieën in kwalitatief onderzoek. De ontwikkeling van theorieën is begonnen bij de Chicago
School. Dit legde een basis voor de subculturele verklaring. Deze theorie gaat over in het symbolisch
interactionisme tussen verschillende mensen wat zorgt voor criminaliteit. Ook labeling speelt hierin
een rol. Later ging dit over naar de culturele criminologie. Belangrijk is dat het gaat om interactie en
niet dat criminelen uit zichzelf slecht zijn.

Met al deze theorieën wordt het gedrag van mensen in context geplaatst. Dit is anders dan de
biologische of psychologische verklaringsmodellen waarin meer kwantitatieve methodes van
toepassing zijn.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Thesso. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53022 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.28  3x  sold
  • (1)
Add to cart
Added