100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Internationale Bedrijfsomgeving - KUL Antwerpen $7.61   Add to cart

Summary

Samenvatting Internationale Bedrijfsomgeving - KUL Antwerpen

 33 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een volledige samenvatting voor het vak internationale bedrijfsomgeving (IBO) gegeven door Prof. Ysabel Nauwelaerts aan KUL campus Carolus, Antwerpen. Deze samenvatting bevat alle 6 hoofdstukken. Zowel de theoretische aspecten als voorbeelden worden besproken. Inclusief vragen van januari ...

[Show more]
Last document update: 2 year ago

Preview 5 out of 22  pages

  • January 24, 2022
  • January 28, 2022
  • 22
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Internationale Bedrijfsomgeving
Hoofdstuk 1 – Inleiding in internationaal ondernemen
1 Wat is internationaal ondernemen?
Internationaal ondernemen = de ontwikkeling van internationale economische activiteiten en/of
handelingen om zaken te doen met het buitenland via handel, het sluiten van internationale
samenwerkingsverbanden, uitbesteding van activiteiten, etc. voor het realiseren van onder andere
loonkostenvoordelen, schaalvoordelen, kennisverwerving, …

 Hoofdredenen van internationaal ondernemen:
o Kostenvoordelen behalen (schaalvoordelen, lagere loonkost, etc.) door bv. samen te
werken
o Sterker staan tov concurrenten
 Wereldranglijst van grootste ondernemingen:
o Wal-Mart staat op 1, Amazon op 2 en Apple op 3
o Grootte van de onderneming wordt gemeten op basis van
 # werknemers (tewerkstelling)
 meestal bedrijven gericht op consumptiegoederen
 Omzet  meestal bedrijven in energiesector, autosector, etc.
 Winst
 Toegevoegde waarde
o Wal-Mart heeft hoogste omzet en tewerkstelling
 CASE: FLYING TIGER
o Opgericht in 1995
o 24 winkels in België
o Elke dag openen er wereldwijd 3 nieuwe winkels
o Zebra is de financiële groep boven Flying Tiger
o Internationaal concept:
Zebra gaat op zoek naar een lokale partner in het land waar ze naar willen
uitbreiden aangezien die de markt beter kent, vervolgens openen zij SAMEN een
nieuwe winkel  Zebra + lokale partner = Flying Tiger Copenhagen
Zij bezitten allebei 50% van de aandelen (hebben ook elks 50% geïnvesteerd) en
krijgen dus ook elks 50% van de winst  Business Partnership
o Verdeling:
 Zebra A/S zorgt voor het concept, de producten en de marketing
 De lokale partner doet de daily operations en zorgt voor expansion
 Samen bezitten ze de winkel
o Let op! Dit is dus geen franchise operation, maar een Business Partnership

Globalisering = een ver doorgedreven vorm van internationaal ondernemen met een wereldwijde
spreiding van kapitaal, arbeid en kennis binnen global value chains waardoor de landsgrenzen steeds
meer vervagen.
 Globalisering is de reden voor de sterke groei van internationaal ondernemen
 De opkomst van het internet en lageloonlanden hebben een bijdrage geleverd
 Open grenzen: meer import en export aangezien het makkelijker is
o Goederen en diensten, maar ook arbeid, kapitaal en kennis
o Politieke systemen, economieën en culturen hebben ook steeds meer invloed op
elkaar



1

,  Voordelen van globalisering:
o Hogere economische groei en welvaart
o Meer keuze voor consumenten
o Mogelijke schaalvoordelen
o Lagere transportkosten
o Je kan produceren waar het goedkoopst is (lagere loonlanden, etc.)
o Het delen van (technologische) kennis
o Culturele integratie (wij leren producten van andere culturen kennen, etc.)
 Nadelen van globalisering:
o Slechte invloed op het milieu  veel transport, uitputing van grondstoffen, etc.
o Multinationals krijgen teveel macht
o Lonen in industriële landen (IL) worden onder druk gezet door OL en lageloonlanden
o Arbeidsintensieve sectoren kunnen in IL mogelijks verdwijnen door verplaatsing naar
lageloonlanden
o Mogelijke uitbuiting van arbeiders in lageloonlanden (slechte omstandigheden, laag
inkomen, etc.)
o Eventuele politieke strubbelingen kunnen leiden op handelsoorlogen wat voor
problemen kan zorgen  Trump (VS) met China & Rusland met België (Rusland was
een belangrijk exportland voor onze appelen)
 De mate waarin een land deelneemt aan de indernationale handel (IH), hangt vooral af van
het BNP = Bruto Nationaal Product
= som van alle productie in een land + inkomens uit buitenland
 Voornaamste externe drijfveren van globalisering:
o Liberalisering van de markten  grenzen vervagen
o Meer gelijkende markten met een homogenere vraag
o Toenemende competitiviteit wereldwijd
o Nieuwe internationale communicatiemiddelen
o Beter en goedkoper transport
 Meer dan de helft van de groei van het BNP wereldwijd komt door de opkomende
groeilanden  BRICS- & N11-landen
o BRICS-landen:
 Brazilië
 Rusland
 India
 China
 South Afrika (Zuid-Afrika)
o N11-landen:
 Bangladesh
 Egypte
 Filipijnen
 Indonesië
 Iran
 Mexico
 Nigeria
 Pakistan
 Turkije
 Vietnam
 Zuid-Korea




2

,  Mate van globalisering wordt gemeten op verschillende vlakken:
o Economisch  IH, investeringen in buitenland, handelsbelemmeringe,…
o Sociaal  internet, telefoon, toerisme, overboekingen van geld naar buitenland, …
o Politiek  Lid van belangrijke internationale instellingen zoals Navo en WTO?
 België is nummer 1 van de wereld op het gebied van globalisering en scoort sterk op alle
vlakken (zeker sociaal vlak)  het is typisch voor kleinere landen om meer open te staan
voor globalisering (Nederland staat bv op nummer 2)
 Regionalisering: men keert terug dichter naar de thuismarkt om sneller in te kunnen spelen
op nieuwe behoeften. Ook voor stijgende transportkosten, loonkosten en voor de evolutie
van nieuwe technieken zoals 3D-printen (bv. fabrieken dichter bij de afzetmarkten)
 gevolg van de economische crisis (protectionisme)
 Glokalisering: integratie van globale met lokale bedrijfsvoering om waarde te creëren op
zowel financieel als sociaal en econologisch vlak
 Duurzaam internationaal ondernemen: Ondernemen draait niet langer puur om de hoogste
winst of beste groei, er moet ook gekeken worden naar andere factoren (zoals 3P’s) om het
beste te kunnen doen voor alle stakeholders.
o 3P’s: people, planet, profit
o CSR: Corporate Social Responsibility  environmental, social, economical
o Evenwicht zoeken tussen voor- en nadelen van globalisering
o Verschillende duurzame labels:
 CEEP-CSR label = Europees duurzaamheidslabel mbt mensenrechten, milieu,
eerlijke handelspraktijken, …
 ISO 26000 = internationale richtlijnen mbt MVO

2 Waarom gaan bedrijven de grens over?
Internationaal ondernemen gebeurt op 2 manieren, namelijk;
 Internationale handel van goederen & diensten  import & export
o Klassieke theorieën keken vooral naar macro-economische condities voor een reden
van IH (denk aan arbeid, kapitaal, werkgelegenheid, BNP, …)
o Moderne theorieën verklaren IH meer door andere factoren;
 Schaalvoordelen (nog steeds belangrijke factor)
 Productdifferentiatie (kwaliteit, service, etc.)
 Verzadiging van de thuismarkt  opportuniteiten op internationale markt
 Technologische ontwikkelingen & kennis (R&D, etc.)
 Markt- en vraagcondities  bv. vraag naar schaarse producten vanuit het
buitenland (Belgische chocolade)  ook vorm van productdifferentiatie
o Porter verklaarde IH door:
 Factorcondities op de thuismarkt (arbeid, kapitaal, technologie,…)
 Vraagcondities (koopkracht, concurrentie,…)
 Mate en aard van binnenlandse concurrentie en markt
 Aanwezigheid van voldoende toeleverende bedrijvigheid
o Volgens FIT (= Flanders Investment and Trade) importeren bedrijven vooral omdat
het goedkoper is door lagere arbeidskosten en/of de aanwezigheid van
grondstoffen, of omdat het product op de thuismarkt ontbreekt
o Volgens FIT exporteren ze vooral voor nieuwe technieken en producten, door een
kleinere binnenlandse markt, continuïteit, een concurrende kostprijs, overcapaciteit,
etc.
o Meeste landen exporteren in 1ste plaats naar hun buurlanden (= Uppsale-model),
voor België is dit binnen de EU Nederland en buiten de EU de VS (voor export), ook
steeds meer BRICS en N11-landen


3

, o Landen als China, India, Afrika en Brazilië zullen waarschijnlijk de grootste groei
kennen van export & import  voor onze landen vooral Indie, China en Afrika
o Er wordt verwacht dat de export van NL naar EU-landen zal dalen van 70% vandaag
naar 56% van de totale export in 2030

 Buitenlandse Directe Investeringen (BDI’s)
o BDI = FDI = Foreign Direct Investment  directe investeringen in een ander land
door bv. Een fabriek daar over te nemen, een bedrijf in het buitenland op te starten,
of te fuseren met een ander bedrijf in het buitenland
o BDI-stromen = alle financiële stromen die het gevolg zijn van investeringen in een
bedrijf in het buitenland
o Bv. Fabriek oprichten in een land waar de productie goedkoper is
o Let op! Er is een hoger risico verbonden aan BDI’s  het is veel volatieler dan import
en export en zal dus meer beïnvloed worden door crisisen
o Grootste FDI-inflows: US, China, Singapore,
o Grootste FDI-outflows: Japan, China, Duitsland
o VS stond vroeger op 1 maar nu niet meer doordat ze een negatieve outflow hebben
 outflow = investeringen in buitenland – winst verkregen uit deze investeringen

3 Motieven voor internationalisering
 Proactieve motieven = komen voort uit het beleid dat het bedrijf opstelt voor internationaal
zaken te doen
o Winst- en groeidoelstellingen
o Wil van management
o Onderscheidend vermogen van product
o Inspelen op marktkansen in buitenland
o Schaalvoordelen
o Integratie van bedrijfskolom (bv. je verkoopt chocolade pralines en neemt het
bedrijf van jouw leverancier van chocolade over)
o Belastingsvoordelen

 Reactieve motieven = komen voort uit een bedreiging van de thuismarkt of uit de aard van
het product  zijn een reactie op een extern feit
o Concurrentiekracht
o Kleine en/of verzadigde thuismarkt
o Benutten van overcapaciteit
o Verminderen afhankelijkheid van klanten/leveranciers
o Stabilisatie van seizoensinvloeden
o Nabijheid van klanten/leveranciers
o Korte houdbaarheid van producten




4

, Hoofdstuk 2 – Politieke & Economische omgeving
1 Vrije Handel
 Handelspolitiek = alle maatregelen die de overheid kan nemen om het proces van
internationale specialisaties (dus IH) te beïnvloeden  handelsbelemmeringen, etc.
o Ondernemingen moet rekening houden met handelspolitiek tijdens het zaken doen.
 De basistheorieën van IH vertrekken van een assumptie van vrije handel, in realiteit is er veel
vrije handel maar niet 100%  deze wordt beperkt door verschillende
handelsbelemmeringen zoals importtarieven, invoerquota’s, niet-tarifaire maatregelen, etc.
o Vrije handel = er is een vrij verkeer van goederen en diensten tussen landen, dit
heeft bepaalde voordelen;
 Er is een ruimer assortiment voor de consument
 De prijzen zullen dalen door concurrentie
 De kwaliteit zal verbeteren door concurrentie
o Volledige vrije handel wordt beperkt door 2 factoren;
 Economische samenwerkingen tussen landen
 Protectionistische maatregelen om de eigen economie te beschermen
 Belgische handelspolitiek is verbonden aan het gemeenschappelijk handelsbeleid van de EU

 vrij verkeer van goederen & diensten binnen EU + 1 gemeenschappelijk importtarief

2 Economische Samenwerking
 Vrijhandelszone
o Verschillende landen waartussen vrij verkeer van goederen en diensten bestaat
zonder tarieven, maar naar landen buiten deze zone heeft ieder land zijn eigen
tarieven.
o Voordelen:
 Efficiënte inzet van productiefactoren (PF)
 Stimuleert concurrentie
 Voorkomt mogelijks handelsoorlogen
 Bevordert handel & investeringen
 Bevordert de welvaart
o Bv. EFTA/EVA: European Free Trade Association/Europese Vrijhandelsassociatie 
tussen Noorwegen, Zwitserland, Ijsland en Lichtenstein  neemt niet deel aan de
gemeenschappelijke markt van de EU, gewoon een vrijehandelszone
o Bv. EER = Europese Economische Ruimte = EVA zonder Zwitserland
o Bv. NAFA (Canada, VS, Mexico)  autosector gebruikt dit veel

 Douane-Unie
o Hetzelfde als een vrijhandelszone, maar hier is er een gemeenschappelijk tarief naar
de landen buiten deze Douane-Unie ipv dat iedereen zijn eigen tarieven heeft
o Bv. Turkije en EU  uitzondering voor olijfolie en bepaalde landbouwproducten
o Bv. Mercosur zone  is nu 4de grootste economische macht na EU, VS en Japan




5

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller HWstudentAntwerpen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.61. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.61
  • (0)
  Add to cart