Dit document bevat alle tentamenstof voor het vak Gezinspedagogiek uitgewerkt. Aantekeningen van de (10) colleges, alle uitgewerkte artikelen en alle literatuur uit de boeken: Modern Families & Opgroeien in het Hedendaagse gezin.
College 1. Het gezin in evolutionair perspectief
Het fenotype en de rol van het gezin
Wie of wat bepaald hoe een kind zich ontwikkelt? Dit staat onder invloed van:
Genen;
- Gedragsgenetica: probeert de grootte van de invloeden van genen
(nature) en omgeving (nurture) op het fenotype te schatten.
Unieke omgeving: je bent de enige die dat op deze manier meemaakt;
- Bijvoorbeeld of je het jongste/oudste kind bent;
- De dingen die je doet zonder je gezin.
- Alles wat niet bij de genen en gedeelde omgeving past, wordt vaak
geschaard onder de unieke omgeving van het kind.
Gedeelde omgeving: in pedagogiek wijst gedeelde omgeving op het opgroeien in het gezin.
Het fenotype (= wie je bent en wat je doet/ziet als mens) wordt gevormd door gedeelde omgeving (C), Unieke
omgeving (E) en Genen (G (of A)).
Genen en omgeving kunnen elkaar versterken, wat kan beginnen met:
- Assortive mating: als partners elkaar vinden is dat vaak geen toeval, want: soort zoekt soort.
- Er is correlatie tussen genen en omgeving:
→ Kind kiest een omgeving die bij hem past (sportief kind – veel sporten);
→ Omgeving kan uitkomst gen versterken (sportieve genen – versterkt door sporten);
→ Genetische bagage kind roept reacties omgeving op (druk kind – reactie omgeving) –
omgeving reageert dan op hoe een kind genetisch in elkaar zit.
→ Sociale interactie met genetisch verwante personen – je krijgt je genen van de mensen waar je
veel mee omgaat (verwanten). Sociale interactie kan genen en de uiting van genen versterken.
Er is ook interactie tussen genen en omgeving: (G*O)
- Er is een samenspel van nature en nurture – je hebt bepaalde genen meegekregen die jou meer
openstellen voor een bepaalde omgeving. Het gaat om een genetisch bepaalde ontvankelijkheid bij
blootstelling aan omgevingsinvloeden.
- Differentiële ontvankelijkheid: sommige kids zijn gevoeliger voor omgeving dan anderen.
→ Een gevoelig kind is extra gevoelig voor negatieve invloeden, maar voor positieve invloeden.
→ Bij veel positieve ervaringen kan dit kind (in ontw) boven het minder gevoelige kind uitstijgen.
Het kind is genetisch (bepaald) extra/minder gevoelig, en de omgeving die erbij komt zorgt ervoor dat een kind
zich anders ontwikkelt.
De drie gebieden (G, C, E) beïnvloeden elkaar, dus het wordt heel ingewikkeld om uit elkaar te halen.
- Ouders (C) hebben invloed op keuze van peers (E) – of je maakt door je ouders bepaalde keuzes in
vriendschappen.
- Differentiële ontvankelijkheid (G) heeft weer effect op de mate waarin ouders invloed hebben op de
ontwikkeling van het kind (C);
- Monozygote tweeling (G) zien er identiek uit, wat een bepaalde (gelijke) opvoeding uitlokt (C) – G lijkt
groter bij monozygotische tweelingen.
Bij gezinspedagogiek kijken we voornamelijk naar gedeelde omgeving, maar belangrijk om je te realiseren dat
je de gedeelde omgeving dus niet los kunt zien van genen en unieke omgeving.
Baby: “Hoe overleef ik…?”
Waarom zijn we zoals we zijn? We kunnen vanuit een evolutionair perspectief bekijken hoe ons gedrag en de
mens gevormd wordt. Evolutie is belangrijk om in acht te nemen, want bv gehechtheid is hier op gebaseerd.
Soort (species): leren van verre familie
Onderzoek en observatie van apen denken onderzoekers te kunnen generaliseren naar menselijk gedrag. Hieruit
volgt dat veel van onze kennis over de mens, afstamt van onderzoek naar primaten.
- Apen staan niet ver van ons af – we kunnen met apen praten via gebarentaal;
- Als wij niet veel verschillen van apen, kunnen we ook veel van ze leren – we gaan dan uit van de
gedachte dat de mens verder ontwikkeld is dan de aap én dat we dus kunnen kijken naar hoe we ‘toen’
waren.
1
,Gezinspedagogiek Isa van der Moer
In ander onderzoek wordt gesteld dat er twee voorname verschillen bestaan tussen mens en aap:
- Taal – apen kunnen niet praten, maar ze kunnen wel gebruik maken van gebarentaal;
- Gedeelde doelen en intenties:
→ Mensen willen van nature samenwerken, helpen en geven;
→ De vragen is of apen dat dan niet willen.
→ Er wordt gezegd dat apen sociaal zijn, maar dat mensen ultrasociaal zijn. Mensen zouden van
nature willen samenwerken, helpen en geven – maar is dat wel zo?
→ USA studie: uitgeven van geld aan een ander heeft positiever effect op het geluk, dan het
spenderen van het geld aan jezelf. Hoe komt dit? Is het zo dat mensen socialer zijn dan apen.
Tomasello deed hier onderzoek naar. Hij stelde dat mensen samenwerken in gedeelde activiteiten en samen
doelen en intenties delen. Deze hoeven niet altijd uitgesproken worden, want dit kun je zien, voelen en begrijpen.
- Apen kunnen tot op zekere hoogte doelen en intenties zien, horen en voelen;
- Maar apen kunnen niet zien wat iemand denkt die verkeerd geïnformeerd is, ofwel ze hebben geen
begrip van false-beliefs:
→ Ze kunnen niet voorspellen wat iemand gaat doen die verkeerd geïnformeerd is.
Machiavellian intelligence: je maakt gebruik van inside informatie – je maakt gebruik van wat je weet dat een
ander weet. Alleen de mens kan deze sociale intelligentie gebruiken:
- Machiavellian intelligentie is zichtbaar in gedrag: iemand schuld geven of vergeven, liegen of waarheid
vertellen, bondjes sluiten, beloftes maken of breken, regels maken of overtreden & iemand misleiden.
Waarom zijn mensen beter in mind-reading? Hoe is dat zo ontstaan?
We verwachten dat dit komt omdat een mensen baby andere zorg nodig heeft dan een baby aap.
- Een aap hoeft haar kind niet neer te leggen – mensen moet het kind vasthouden/neerleggen.
Omgeving van evolutionaire aanpassing (EEA): er was ooit een tijd waarin wij gevormd zijn zoals wij nu zijn.
De EEA van een bepaalde soort is het geheel van de omgevingsfactoren waarin de voorouders van die soort
leefden en waaraan ze, na een lang proces van adaptaties/natuurlijke selectie, aangepast waren. Gaat uit van:
- Gehechtheidsgedrag (omdat baby neergelegd moest worden) komt voort uit het feit dat een baby er zelf
voor moest zorgen dat er voor hem/haar gezorgd werd.
- EEA: het kind heeft zich (op dat moment) aangepast aan de omgeving, om ervoor te zorgen dat de
moeder hem niet vergeet.
- Bowlby: Nabijheid van de moeder (monotropie) is essentieel voor overleven.
→ Later is gebleken dat deze rol ook vervuld kan worden door andere mensen (moeders samen).
→ Bowlbian stereotype: idee dat moeder er altijd moet zijn voor het kind. NIET realistisch.
[Infant survival – Gehechtheid] Overleving van het kind hangt dus af van gehechtheid.
- Bowlby stelt dat de relatie met de moeder goed moet zijn;
- Hrdy (pleistocene): overleving hangt af van moeders, maar ook van anderen. Moeder kan het niet alleen
- Bowlby-Ainsworth: het kind vertoont gehechtheidsgedrag om te overleven.
→ Het kind gaat huilen, nabijheid zoeken en vastklampen.
- Lorenz ‘Kindschema’: hij stelde dat kinderen er expres heel schattig uitzien, zodat volwassenen
kinderen schattig vinden en dat ze voor hun gaan zorgen. Het idee is dat kinderen er schattig uit, zodat
we ze schattig vinden. Dit zou bij dieren ook zo zijn.
→ Is het niet zo dat ouders een stofje in hun hebben waardoor ze kinderen gewoon heel schattig
gaan vinden, maar niet omdat ze al schattig zijn.
Baby’s hebben extra skills nodig dan dieren. Want apen hangen aan de moeder, hebben daarmee fysiek contact.
Het kind moet al heel snel uitvinden wie ervoor hem gaat zorgen → Kijken, staren, interpreteren.
Evolutietheorie
Het idee dat kinderen afhankelijk zijn van meerdere verzorgers (moeder kan niet alles);
- Uitgaande van natuurlijke selectie – kinderen die daar het allerbest in waren, ontwikkelde zich als best –
via natuurlijke selectie zou het lezen van andermans mentale staat overleefd hebben (wie helpt wel/niet)
In principe komen baby’s ter wereld en zijn ze direct klaar voor interactie. Ze gaan al gelijk kijken naar de
wensen van de moeder/vader – de ouders gaat kijken naar wat het kind wilt/nodig heeft.
- Kinderen die net geboren zijn imiteren al gezichten (Meltzhoff);
- Kleine kinderen hebben voorkeur voor gezichten – alles wat lijkt op gezicht.
- Baby’s zijn dus al heel gefocust op andere mensen en contact maken.
- Kinderen zijn heel responsief voor de emoties/reacties vanuit omgeving – still face experiment.
2
,Gezinspedagogiek Isa van der Moer
→ In het begin is er grote interactie – kind en moeder reageren sterk op elkaar.
→ Zodra de moeder stil blijft, doet het kind alles om de aandacht van de moeder terug te krijgen:
lachen, wijzen, geluid, gillen, toont onbegrip. Het kind raakt heel gestrest.
→ Emotional neglect (Spitz): we ontwikkelen in interactie met anderen.
Als je kijkt naar hoe we met baby’s omgaan:
- Baby’s brabbelen, volwassenen spreken motherese.
- Niet alleen moeders praten met motherse/parentese tegen baby’s, iedereen doet het automatisch –
misschien doen andere verzorgers dit nog wel meer…
[Kortom - Baby’s en verzorgers houden van nature contact in stand – dit is van belang om te overleven, omdat
als we elkaar uit het oog verliezen, dan kunnen we niet overleven.]
Is “het gezin” er altijd al geweest
Waar komt het idee van het gezin vandaan? We verwachten dat het kerngezin altijd al bestaan heeft, ook al in de
Prehistorie. Echter is dit helemaal niet logisch. Er zijn twee theorieën die niet kunnen kloppen volgens Hrdy:
1) Hunting hypothese: mannen gingen vroeger jagen en vrouwen bleven thuis. De thuissituatie zoals we
die nu kennen, vertalen we naar vroeger.
2) Seks contract: vrouw hoort bij één man, zodat de man zeker kan weten dat het nageslacht van hem is,
én dat hij voor de vrouw kan zorgen.
Volgens Hrdy kloppen deze twee dingen niet. De jagershypothese zou niet kunnen kloppen omdat:
- Mensen eten een paar keer per dag, twee keer per maand één groot beest is niet genoeg om van te
leven(jacht was niet altijd succesvol). Dus; vrouwen waren nodig om dat aan te vullen. Vrouwen
verzamelen en vangen kleine beestjes -> vrouwen waren ook nodig om te helpen met het verzamelen.
- Dit lukt niet in je eentje, de groep in het geheel moet zorgen voor voedsel. Als vrouwen ook op zoek
waren naar eten, waren andere verzorgers nodig voor het kind.
• Als de moeder op jacht was naar voedsel, moest iemand anders zorgen voor kind;
• Jagers-verzamelaars: in de Kung stam wordt 25% van de tijd het kind vastgehouden door
anderen. Ook in Aka en Efe delen moeders zorg met anderen. Dit schept een emotionele
band, welke zorgt voor verzekering.
Cooperative breeding = voortplanten waarbij een aantal mensen meedoen
“A breeding system in which group members, other than the genetic parents, help one or both parents rear their
offspring”.
- De ouder zet het kind op de wereld, maar de groep eromheen helpt met opvoeden.
- Niet alleen de ouder- als je zwanger bent kun je er vanuit gaan dat de groep gaat helpen.
- Mensen die helpen = alloparents (alle mensen, behalve de ouders).
Alloparenting
- Individuen ander dan de daadwerkelijke ouders vervullen ook een ouderlijke rol;
- Allomother (volgens Hdry): tot erg recent wisten we eigenlijk nooit helemaal zeker of een kind wel
écht van de vader was.
• Je kan niet spreken van alloparents, volgens Hrdy is de vader zelfs een allomoeder:
• De vader helpt de moeder én we weten niet de genetische waarheid van het vaderschap.
Cooperative breeding bij mensen
- We zien nu dat oudere kinderen zijn nog steeds afhankelijk van moeder bij nieuwe baby:
• Dieren worden een stuk sneller onafhankelijk van de ouders;
• Als een moeder een volgend kind op de wereld zet, dan zijn de andere kinderen er ook nog
– je hebt als moeder snel hulp nodig bij het opvoeden.
• Er is sprake van grote belasting – hulp nodig van vaders, grootouders, brusjes.
- Voordelen cooperative breeding:
• Dyade, gaat twee kanten op – kinderen kunnen later ook weer voor de ouders zorgen.
Zorgen voor de hele groep.
Inclusive fitness
We doen het meest voor kinderen waarmee we een bloedband hebben. We willen onze genen doorgeven.
- Hamilton’s rule: je bent best bereid om veel te doen voor een kind (en er weinig voor terug te krijgen)
als het je eigen kind is, maar niet als het niet je eigen kind is. Dan verwacht je er iets voor terug.
3
, Gezinspedagogiek Isa van der Moer
- “The cost of helping should be less than benefits to offspring calibrated in line with the alloparent’s
degree of relatedness to his or her charge.”
- R * B > C (Relatedness, Benefits > Costs)
• Dit bepaalt hoe ver je gaat in het opvoeden van een ander kind.
• Mensen zijn geneigd meer te doen voor iemand die dezelfde genen dragen;
• Dit fenomeen heeft inclusive fitness.
Kerngezin
Het kerngezin van nu, kunnen we niet logisch vertalen naar vroeger.
- Jagers-verzamelaars gezin alleen is niet voldoende voor voedsel;
- De contributie van de vaders is belangrijk, maar niet gegarandeerd.
• Steun van de vader is overigens nog steeds geen garantie.
• Wandelhuwelijk – kids worden opgevoed door de familie van moeder (= allomoeders).
Maar vaders zijn natuurlijk wel heel belangrijk:
- Vroeger werden vaders gezien als beschermers;
- Hoe het kind zich ontwikkelt hangt af van de beschikbare alloparents:
• Antropologen stellen n.a.v. onderzoek naar 15 traditionele samenlevingen – dat in acht
samenleving geen effect was van het wel/niet hebben van een vader, als de andere
verzorgers er maar wel waren.
Huwelijksvormen
- Monogamie: één man en één vrouw (of zelfde geslacht – maar mag niet overal)
- Polygamie: één man, meerdere vrouwen;
- Polyandrie: één vrouw, meerdere mannen;
- Polygynandrie: meerdere mannen en meerdere vrouwen in het huwelijk getreden.
Als je zeker wilt weten dat er voor je kind gezorgd wordt, zou je kunnen kiezen voor polyandrie: als een vrouw
met meerdere mannen is getrouwd, is het genetische vaderschap onduidelijk, dus gaan alle vaders maar
meehelpen.
Partible paternity = Gedeeld vaderschap
Als een vrouw meerdere vrienden/echtgenoten heeft, hebben alle mannen waarmee de vrouw seks heeft gehad,
bijgedragen aan het kind. Meer dan één man draagt bij aan de vorming van de foetus.
- Zwangerschap is dan het cumulatieve resultaat van gemeenschap met meerdere mannen.
- Het kind is een combinatie van moeder en verschillende vaders – alle vaders helpen in de opvoeding.
Kerngezin als ideaal voorbeeld
Het kerngezin wordt gezien als de ideale gezinsvorm. Het liefst vader, moeder, twee kinderen. Uit onderzoek
naar eenoudergezinnen ten opzicht van het kerngezin toont aan dat opgroeien zonder vader resulteert in:
- Meer gedragsproblemen;
- Lagere opleiding;
- Jonger zwanger;
- Vaker werkloos;
- Vaker in de gevangenis.
De vraag is echter of dit veroorzaakt wordt door het gebrek aan de vader? Het kan ook komen door een gebrek
aan alloparent? Of komt het door een lagere sociaal emotionele status?
- Als de oma bij een tienermoeder in de buurt is (en de vader niet), dan zien we dat de baby’s een stuk
beter ontwikkelen – de oma fungeert dan als allomoeder.
Micheal lamb – Gehechtheid aan vaders
- Het kind is vaak gehecht aan een voltijdsmoeder (in 2/3 een veilige gehechtheid);
- Maar gehechtheid aan de vader is ook mogelijk, zelfs als het kind die vader maar één uur per dag ziet.
Veel tijd is niet nodig, als de band maar goed is.
- Aka foragers vaders in Central Africa: vaders zijn veel vaker met hun kinderen dan in het Westen.
• Vader is in 50% van de tijd binnen armbereik;
• En direct contact of knuffelen voor 22% van de tijd.
Als we terugkijken naar vroeger, kunnen we zien dat moeders zowel vroeger als nu altijd al afhankelijk zijn
geweest van alloparents.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isavdmoer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.01. You're not tied to anything after your purchase.