Mensen maken voortdurend keuzes, wegen alternatieven af. Zowel bij consumenten als bij bedrijven
(investeren) worden producten aangeschaft. Producten aangeschaft door de eindgebruiker:
consumptie. Kapitaalgoederen aangeschaft door een bedrijf: investeren. De investeerder wil het
kapitaalgoed gebruiken om geld mee te verdienen. Kosten van wat je zou willen kopen > middelen
om die producten mee te kopen, dit is het dilemma van de economie.
- Schaarste: spanning tussen oneindige behoefte en beperkte middelen
- Schaars product: er moet een offer/inspanning worden gedaan om het te verkrijgen
- Vrije goederen: producten waarvoor geen schaarse middelen worden opgeofferd
- Opofferingskosten: de waarde van datgene wat we opofferen om iets anders te krijgen, de
waarde van het op een na beste alternatief
- Budgetvergelijking: alle combinaties van twee producten die je maximaal met een gegeven
budget en gegeven prijs kunt maken. Grafische voorstelling: budgetlijn
In de praktijk is het rangschikken van de voorkeuren van de consument niet mogelijk (bijna). De
keuze van de consument hangt af van zijn/haar voorkeur. Deze kan over tijd veranderen
verschuiving over de budgetlijn. De lijn verschuift door verandering budget of prijs.
- Nominaal: uitgedrukt in geldwaarde
- Reëel: koopkracht, hoeveel je er mee kan kopen, hangt af van de prijs van de producten.
Voor de verandering in koopkracht is zowel de verandering van prijs als de verandering van de
nominale waarde van belang. Ric (reëel indexcijfer) = Nic (nominaal indexcijfer) / Pic (prijs
indexcijfer).
Andermans keuze heeft veel invloed op de eigen keuze/opbrengst. Beslissingen waar de eigen
beslissingen worden bepaald door de keuzes van de ander behoren tot de speltheorie. In de
speltheorie wordt verondersteld dat de informatie symmetrisch is: spelers weten evenveel van
elkaar. Spelers kunnen coöperatief (samenwerkend) en niet-coöperatief (niet samenwerkend)
spelen.
Een speler ontwikkelt voor elke denkbare situatie een keuze: een strategie. Deze is gericht op een zo
hoog mogelijke pay-off. De uitbetaling is de verwachte beloning van een strategie, deze hangt af van
de keuze van de speler zelf, maar ook van de keuze van de andere speler. De netto opbrengst van
elke strategie is weergegeven in een pay-off matrix. In elke spel theoretische situatie wordt gezocht
naar het evenwicht. Dit is de verwachte uitkomst en vaak het evenwicht in de dominante
strategieën. De uitkomst van het spel als beide partijen voor hun dominante strategie kiezen.
De bekendste spelsituatie is het gevangenendilemma: twee gevangenen kunnen kiezen uit zwijgen of
bekennen. Het gunstigst is beiden zwijgen, maar de dominante strategie is voor beiden bekennen.
Dan krijgen ze minder straf, mits de ander niet bekent. Doen ze dit echter beiden dan is de straf
maximaal. Door het volgen van de dominante strategie zijn ze beiden slechter af. Stel ze mogen
overleggen, dan zullen ze afspreken van hun dominante strategie af te wijken, maar hoe
betrouwbaar is deze afspraak? De prikkel om aan je eigenbelang te denken is nog steeds aanwezig,
uit wantrouwen.
Bij een herhaald gevangenendilemma kunnen de spelers zich coöperatief opstellen. Dit heet de tit-
voor-tat strategie. Speler a zal afwijken van de dominante strategie en wachten hoe speler B
reageert. Wijkt deze niet af, dan gaat A ook weer terug naar de dominante strategie. De een doet
precies hetzelfde als de ander.
1
, Samenvatting Levensloop
CE 2019
Coöperatieve opstelling kan ook ontstaan door een bindende afspraak. Dit treedt op als beiden er
baat bij hebben zich aan de afspraak te houden. Een bindende afspraak komt in vele vormen voor,
maar het zal altijd ongunstiger zijn de afspraak te breken dan je er aan te houden. Vaak wordt de
afspraak in een contract vastgelegd.
Meeliftersgedrag: profiteren van anderen
Hoofdstuk 2: Jeugd
De keuze voor kinderen is geen economische keuze, maar brengt veel economische gevolgen. De
overheid draagt bij aan kinderen en kinderopvang, deze bijdrage is inkomensafhankelijk: positieve
discriminatie. Er is ene verband tussen het inkomen van de ouders en het bedrag wat ze uitgeven aan
het grootbrengen van hun kinderen. De overheid geeft ook kinderbijslag, deze hangt af van de
leeftijd van het kind.
Zakgeld krijg je over een bepaalde periode, het is een stroomgrootheid. De hoeveelheid van zo’n
grootheid zegt niets zonder de periode. Uitgaven vormen een uitstroom van geld. Een
voorraadgrootheid wordt gemeten op een bepaald moment. Het verschil in stroomgrootheden
creëert nieuwe voorraadgrootheden.
Veel scholieren een bijbaan. Over inkomen betaalt men inkomensheffing. Deze bestaat uit
inkomensbelasting ene premies voor volksverzekeringen. De heffing is een jaarbedrag, met jee
looninkomen betaal je maandelijks een voorheffing. De werkgever draagt deze loonheffing
(vastgesteld op basis van een verwacht jaarinkomen) af aan de belastingdienst. Klopt het niet: dan
kan je het terugvragen (bijv. bij ontslag). De overheid geeft kortingen op de te betalen heffing,
afhankelijk van inkomen. Loonheffing < heffingskorting geen heffing.
Nettoloon = brutoloon – loonheffing
de inkomens van jongeren zijn ongelijk verdeeld. De verdeeldheid van inkomens kan je in beeld
brengen met een Lorenzkromme/ Lorenzcurve. 7 stappen:
1. De personen rangschikken van laag naar hoog inkomen
2. Aandelen van de personen in % van het totaal aantal personen
3. De gecumuleerde aandelen van de personen in %
4. Inkomen per persoon
5. Aandelen van de inkomens in % van het totale inkomen
6. De gecumuleerde aandelen van de inkomens in %
7. Horizontale as: cumulatief % personen
8. Verticale as: cumulatief % inkomen
9. Lijn die de verdeling van de inkomens weergeeft is Lorenzcurve
Een rechte schuine lijn door de oorsprong geeft de perfecte verdeling weer.de Lorenzcurve geeft de
verdeling van de inkomens over de bevolking weer. Een andere manier is de Gini-coëfficiënt. Aan de
hand van de Lorenzcurve berekenen, zegt iets over scheefheid van de verdeling. De Gini-coëfficiënt is
de opp. tussen de diagonaal en de Lorenzcurve/ totale opp. onder de diagonaal. De waarde ligt altijd
tussen 0 en 1. Hoe dichter bij 1, hoe schever de verdeling.
Je kan lasten op verschillende manieren verdelen:
1. Iedereen draagt hetzelfde bij
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller charlottetimmerman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.