Samenvatting alle begrippen voor je tentamen Fundamenten van de Psychologie
25 views 3 purchases
Course
Fundamenten Van De Psychologie
Institution
Hogeschool Utrecht (HU)
Book
Fundamenten van de psychologie
Een overzicht van alle begrippen met uitleg per hoofdstuk uit het boek Fundamenten van de Psychologie. Als je deze doorneemt ken je alles voor je tentamen :)
H1-10 behalve 2 en 8 (niet behandeld in les)
January 24, 2022
23
2020/2021
Summary
Subjects
begrippen
begrippenlijst
samenvatting
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool Utrecht (HU)
Minor Inleiding Toegepaste Psychologie
Fundamenten Van De Psychologie
All documents for this subject (33)
Seller
Follow
elisekuperus
Reviews received
Content preview
Begrippenlijst fundamenten van de psychologie
H1 WAT IS PSYCHOLOGIE?
Psychologie (2)
Een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij die gedragsevidentie gebruikt
wordt om de interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten gronde liggen.
Begon met filosofen als Plato en Aristoteles. Mensen waren de enige wezens met een rede en dit was
enige manier om realiteit te begrijpen (verschil mens en dier). Observatie was niet belangrijk (Plato).
Veel invloed van de kerk ook.
Wetenschappelijke revolutie (4)
In de 16-17e eeuw kwam er een nieuwe vorm van kennisvergaring, namelijk de overtuiging dat ware
kennis gebaseerd is op systematische observatie en actief ingrijpen in de wereld.
De macht van de katholieke kerk werd minder, er kwam herwaardering voor handel en
handenarbeid, uitvinding van boekdrukkunst, ontdekkingsreizen en oprichtingen van universiteiten.
Copernicaanse revolutie (5)
Het inzicht dat de aarde niet het centrum van het universum is.
Mannen als Copernicus, Galileo Galilei en Newton speelden hierin een rol.
Mentale chronometrie (8)
Onderzoek van Donders.
Techniek waarbij men de psychologische processen in informatieverwerking probeert te achterhalen
door te kijken naar de tijd die mensen nodig hebben om allerhande taken uit te voeren.
Evolutietheorie (8)
Theorie van Charles Darwin dat levende wezens het resultaat zijn van een aanpassingsproces aan
veranderende omstandigheden. Termen als ‘natuurlijke selectie’ en ‘survival of the fittest’ staan
centraal. Wezens met de meest passende eigenschappen hebben grootste overlevingskans.
Darwin had dit geconstateerd bij dieren (vinken) en later gingen andere wetenschappers dit ook op
de mens betrekken. Het menselijke gedrag kan bestudeerd worden en daarmee kan de mens beter
begrepen worden.
Dualisme (10)
De overtuiging dat mensen uit twee elementen die onafhankelijk van elkaar zijn. Een geest, die de
kern van het menselijk denken vormt en vrije wil heeft, en een lichaam dat slechts een omhulsel van
de geest is. Sluit aan bij Plato en de kerk.
Rationalisme (10)
Ware kennis gebaseerd is op de rede, die door het toepassen van logica nieuwe informatie afleidt uit
de bestaande.
Nativisme (10)
De mens heeft aangeboren kennis en dit is het uitgangspunt van alle andere, afgeleide kennis.
Empirisme (10)
De tegenhanger van rationalisme. Hierbij wordt gedacht dat de inhoud van de geest niet gevormd
wordt door aangeboren ideeën en afgeleiden inzichten, maar via zintuigelijke ervaringen die met
elkaar geassocieerd worden.
,Introspectie (12)
Het kijken naar het eigen bewustzijn van binnenuit.
Structuralisme (12)
(Wundt) Een stroming die de structuur van het bewustzijn probeerde te ontdekken op basis van het
kijken naar het eigen bewustzijn van binnenuit (introspectie).
Functionalisme (13)
Gericht op de toepassing van psychologie om te optimaliseren in plaats van fundamenteel
onderzoek. Psychologie bestond in eerste plaats uit onderzoek naar de optimale aanpassing. Darwin
heeft met zijn evolutietheorie een sterke invloed gehad op het functionalisme. Functionalisten
hebben grote belangstelling voor verschillen tussen individuen.
Behaviorisme (15)
(Watson) Enkel gedrag dat observeerbaar en meetbaar is, kan gebruikt worden voor psychologisch
onderzoek en theorievorming.
Radicaliseert en vernauwt functionalisme (geest, mentale processen boeide hem niet).
Verwerpt structuralisme (introspectie, bewustzijn en mentale inhoud). .
Positivisme (15)
(inspiratie voor behaviorisme) Een beweging waarbij de natuurwetenschappen de meest succesvolle
manier zijn gebleken om de wereld te begrijpen en kennis te genereren. Daarom was het van belang
om te expliciteren wat de wetenschappelijke methode precies inhield.
Behavioristen haalden bij de positivisten drie ideeën: directe herhaalbare observaties, onderscheid
maken tussen afhankelijke en onafhankelijke variabelen, een wetenschappelijke theorie bestaat uit
beschrijven van verband tussen onafhankelijke en afhankelijke variabele.
Operationele definitie (15)
Een definitie in termen van de gebruikte meetprocessen en zo concreet mogelijk.
Honger niet als ‘gevoel wanneer je niet eet’ maar als ‘aantal uren dat iemand geen eten heeft
gekregen’.
S-R-psychologie (16)
Andere omschrijving voor het behaviorisme. Een stimulus lokt een respons uit. En zo de invloed van
een prikkel op reactie van persoon onderzoeken.
Psychoanalyse (16)
Theorie waarbij het bewustzijn en het gedrag slechts zeer oppervlakkige fenomenen zijn en de ware
oorsprong van het ontstaan van persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen bij onbewuste
krachten.
Hermeneutiek (17)
Komt van Freud, hij hecht weer meer waarde aan de traditionele, filosofische cultuur i.p.v. de
natuurwetenschappelijke methode voor psychologie.
Het interpretatiewerk van de psychoanalytische therapeut leek meer op het begrijpen van het
verleden dan wetenschappelijk onderzoekswerk.
Cognitieve psychologie (18)
Dominante stroming waarin informatie wordt verwerkt in de hersenen en men de mechanismen van
informatieverwerking kan blootleggen door gebruik te maken van de natuurwetenschappelijke
methode.
, Biopsychosociaal model (18)
Twee ontwikkelingen bij/na de cognitieve psychologie: Onderzoekers stelden vast dat psychische niet
los stond van lichamelijke, en het inzicht dat mensen sociale wezens zijn en worden beïnvloed door
anderen.
Als gevolg hiervan begonnen psychologen te werken met het biopsychosociaal model van de mens:
Al het functioneren is het gevolg van drie invloeden: een biologische, psychologische (cognitieve) en
een sociale. Pas als je aan alle drie aandacht besteed krijg je een compleet beeld.
Psychologisering (39)
Het toegenomen belang van psychologische variabelen en verklaringen in menselijke relaties.
Stereotype (40)
Een verzameling van simplistische en sterk algemeniseerde opvattingen over een groep van mensen,
die niet op persoonlijke ervaringen gebaseerd zijn en meestal een negatieve ondertoon hebben.
H3 DE WAARNEMING
Gewaarwording (76)
Ook wel sensatie genoemd.
De opname van een stimulus uit de omgeving en die vertalen naar een elektrochemisch signaal in de
hersenen.
Waarneming (76)
De interpretatie, het organiseren en begrijpen van de gewaarwordingen.
Visuele agnosie (77)
Als de waarneming niet meer lukt en dus aan gewaarwordingen geen betekenis gegeven kan
worden.
Perceptuele constantie (81)
het fenomeen van gelijkblijvende voorwerpen, ondanks voortdurende veranderingen in het retinale
beeld. De belangrijkste perceptuele constanties betreffen grootte, vorm, kleur en lichtheid.
Dit maakt visuele waarneming makkelijker.
Proximale stimulus (81)
(dichtbij) Het geheel van fysische energie dat onze sensorische receptoren stimuleert. Datgene dat
binnen komt en je zintuigen prikkels (bv licht).
Distale stimulus (81)
(veraf) Het voorwerp in de buitenwereld dat de fysische energie (en dus de proximale stimulus)
produceert. Datgene waardoor je geprikkeld wordt (bv gezicht).
Visuele illusie (82)
Een verkeerde perceptie.
Bottom-up processen (83)
Dit is de informatiestroom die van receptoren in de retina naar hogere hersencentra loopt en
verantwoordelijk is voor het herkennen en classificeren van voorwerpen.
Hierbij horen: primaire schets, perceptuele organisatie en patroon- en objectherkenning.
Primaire schets (83)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elisekuperus. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.35. You're not tied to anything after your purchase.