Hoofdstuk 1 Inleiding in de methodiek SPH
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de instellingsmethodiek en de beroepsmethodiek.
De instellingsmethodiek is een methodiek die gericht is op de eigen instelling, die een eigen
arrangement van opvattingen, uitgangspunten, methoden en werkwijzen kent. De
beroepsmethodiek gaat over het domein dat door het beroep bestreken wordt en gaat over
het handelen waaraan men de beroepsoefenaar kan herkennen. Het verschil tussen een
beroepsmethodiek en instellingsmethodiek komt neer op een verschil in niveau. De
beroepsmethodiek is macroniveau en de instellingsmethodiek is mesoniveau.
Voor het constructueren van een methodiek zijn wetenschap, ethische en normatieve
aspecten en praktijkreflecties oerbronnen. Ethische en normatieve aspecten spelen een
cruciale rol als het gaat om het bepalen van de consequentie. Praktijkreflecties houden in dat
onderzoek wel kan uitwijzen wat het beste is, maar dat je bij iedere cliënt moet bekijken wat
het beste werkt. De oerbronnen zijn terug te vinden in iedere volgende stap. De eerste stap
om tot methodisch handelen te komen, wordt gestuurd door de beroepscode en het
beroepsprofiel. De beroepscode is een nationale afspraak over waar het handelen van een
beroepskracht aan moet voldoen. Het beroepsprofiel gaat over de competenties en
vaardigheden waar een beroepskracht over moet schikken. Zo wordt er verwacht dat hij
methodisch handelt: dat hij bewust en doelgericht een handeling inzet of juist niet. Het
beroepsprofiel gaat in op de profilering van de beroepsgroep naar buiten en geeft antwoord
op de vraag hoe willen wij herkenbaar zijn? De benaderingswijzen vormen stap 2. Een
benaderingswijze is een idee over wat de beste aanpak is van een probleem.
Benaderingswijzen zijn beschreven in gradaties, van heel abstract en theoretisch tot zeer
praktisch en specifiek. Vervolgens ontstaat er een methodiek of methode: een concrete
omschrijving over hoe te handelen bij welke doelgroep. Als laatste komen we dan bij
methodisch handelen. De beroepsmethodiek is opgebouwd uit een beroepsprofiel en een
beroepscode. Het Social Work omvat verschillende sociaalagogische beroepen: MWD, CMV,
TP en SPH. Er is één basis (stam) waarbij elk sociaalagogisch beroep zijn eigen nuance
kent (tak). Elk sociaalagogisch beroep kent een eigen profiel wat aangeeft welk deelgebied
het binnen het Social Work bestrijkt. Een social worker moet in zijn handelen het volgende
meenemen: hij streeft bepaalde, concrete doelen na teneinde een gewenste eindtoestand
(well-being) te bereiken bij zijn cliënt. Daarbij benut hij bepaalde kennis en vaardigheden
(theories) en intervenieert hij op een specifiek punt in het sociale systeem (the point where
people interact with their environments) en baseert zich daarbij op zekere waarden (human
rights and social justice). De competenties die een beginnend beroepskracht moet hebben,
zijn zowel op hulpverleningsniveau gebaseerd als op dienstverleningsniveau. Het normatief
(value based) handelen, het cliënt based werken (vraaggericht) en het evidence based
werken (wetenschappelijk denken) geven richting aan de beroepsmethodiek en
instellingsmethodiek. Bij het value based denken handelt een professional vanuit een
normatief kader en hanteert hierbij de maatschappelijke normen die van oudsher afkomstig
zijn uit de waarden en normen gebaseerd op geloofsovertuigingen. Later werd het
uitgangspunt van de hulpverlening de cliënt, niet de hulpverlening. Dit noem je cliënt based
werken. Daarna ontstond het evidence based werken, waarbij het effectiviteitsdenken in de
hulpverlening centraal stond.
Instellingen kunnen hun eigen visie verwoorden in de instellingsmethodiek. Elke instelling
kiest door middel van zijn visie een benaderingswijze. Elke benaderingswijze is te herleiden
tot een mensbeeld. Er zijn 3 mensbeelden: het mechanistische mensbeeld, het organistische
mensbeeld en het personalistische mensbeeld. Het mechanistische mensbeeld beschouwt
de mens als een complex mechanisme, opgebouwd uit onderdelen. In dit mensbeeld worden
mensen beschreven als mechanieken die door externe krachten worden voortbewogen.
Mensen kun je los van hun omgeving bestuderen. Er wordt geen onderscheid gemaakt
tussen mens en dier. Het organistische mensbeeld gaat ervan uit dat de mens een groeisel
, is in plaats van een maaksel. Naast een interne dynamiek gaat het organistisch mensbeeld
ervan uit dat er ook een externe dynamiek bestaat. Het organisme staat in wisselwerking met
zijn omgeving. Mensen worden in dit mensbeeld niet los gezien van hun omgeving. Het
personalistische mensbeeld benadrukt dat de mens essentieel verschilt van dieren. De mens
is in staat cultuur te scheppen en is bezig met existentiële (zingevings-) vragen. Het gaat bij
dit mensbeeld om het unieke karakter van de mens binnen de levende natuur. Een mens is
in vergelijking tot een dier in staat doelgericht te handelen.
Methodiek is een door de hulpverleners gezamenlijk te dragen flexibel geheel van sturende
praktijktheoretische inzichten en ethische en normatieve stellingnames over een omschreven
gebied van hulpverlening. De benaderingswijze van een cliënt is van invloed op de uitvoering
van een methodiek. Een andere formulering voor hetzelfde zou kunnen zijn dat een
methodiek zich ontwikkelt in uitwisseling tussen praktijk en wetenschap.
Een methode is een omschreven doelgerichte werkwijze om met een cliënt of cliëntengroep
in een bepaalde situatie een bepaald vraagstuk op te lossen. Een methode geeft richting aan
het handelen van de hulpverlener door middel van aanwijzingen voor het gebruik van
instrumenten en technieken.
Methodisch handelen wordt gevormd door professioneel handelen wat een interactie
impliceert tussen de aspecten normatief reflectief, technische instrumentele en het
interactieve aspect. Praktijkreflectie staat voorop bij het methodisch handelen. We kunnen bij
professioneel handelen 3 manieren onderscheiden: het technische instrumentele handelen,
het normatief reflectief handelen en het interactieve handelen. Wanneer een professional
handelt vanuit een technisch instrumentele oriëntatie is hij gehoorzaam aan externe sturing.
De werker is gericht op het opvolgen van de instellingsmethodiek en houdt zich strikt aan het
programma. Belangrijk hierbij is dat het werk meetbaar, controleerbaar en toetsbaar is.
normatief reflectief georiënteerd handelen is dat het handelen alleen volgens methoden,
protocollen en procedures voorbij gaat aan de individuele behoeften van cliënten. Binnen de
interactieve oriëntatie kan een professional niet alleen luisteren naar de cliënt, maar ook de
hulpverlening op hem afstemming.
Hoofdstuk 2 Agogische Plancyclus
De Agogische Plancyclus (APC) is een hulpmiddel om de situatie waarin een cliënt zich
bevindt in kaart te brengen. De APC bestaat uit 5 stappen:
1. Oriëntatie: in deze fase ga je op zoek naar informatie om de situatie van de cliënt te
verduidelijken. Deze informatie leidt ertoe dat de hulpvraag van de cliënt duidelijk
wordt.
2. Analyse: analyseren betekent dat je gevonden informatie nader gaat bestuderen en
ontleden. Hieruit komt een hypothese. Een hypothese is een vermoeden.
3. Waarderen: bij meerdere hypotheses je kijken welke hypotheses relevant zijn. Op
basis van een hypothese ga je een doel formuleren. Om een doel duidelijk, haalbaar
en eenduidig te maken, is het handig om het SMART te omschrijven.
4. Handelen: het ingrijpen in de leefwereld van de cliënt. Hiervoor is een handelingsplan
nodig. Dit bestaat uit de volgende onderdelen:
- Cliëntprofiel: hierin staan de gegevens van de cliënt
- Probleem/hulpvraag/hypothesen
- De (sub)doelen
- Werkwijze
- Evaluatie
5. Evalueren: het beoordelen van een situatie, of de APC wel goed is toegepast. Het
doel is het verzamelen en interpreteren van informatie om de waarde van het
resultaat te bepalen. Een hulpmiddel bij het evalueren is de STARR-methode. Er zijn
verschillende manieren om te evalueren:
- Productevaluatie= hierbij staat het uiteindelijke resultaat centraal
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller romywienk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.