Uitgebreide aantekeningen van de Responsiecolleges/Werkgroepen van Goederenrecht C.S.
67 views 3 purchases
Course
Goederenrecht C.s. (RGMPR00306)
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Uitgebreide aantekeningen van de Responsiecolleges/Werkgroepen van Goederenrecht C.S. . Bevat alle behandelde casussen en andere tijdens de colleges gegeven toelichtingen.
Responsiecollege 1:
Pandrecht op zaken
Los voorbeeld: Jansen heeft €10.000 uitgeleend aan meneer Pietersen. Meneer Pietersen had al terug
moeten betalen, maar dat doet hij niet. Dus Jansen komt naar een advocaat met de vraag wat hij moet
doen. Als je wilt dat Jansen krijgt waar hij recht op heeft zal hij een veroordelend vonnis van de
Nederlandse rechter moeten hebben, hij zal dus moeten gaan procederen om zijn geld terug te krijgen.
Daarvoor heeft hij een advocaat nodig (verplichte procesvertegenwoordiging). De advocaat moet een
dagvaarding schrijven om Pietersen voor de rechtbank te dagvaarden. De dagvaarding wordt betekend
aan Pietersen door de deurwaarder. Pietersen moet ook een advocaat in de hand nemen. Pietersen zal
in verweer gaan. Misschien stelt hij wel dat hij een tegenvordering had op Jansen en deze heeft hij
verrekend dus Jansen heeft helemaal niks te vorderen. De dagvaarding en het verweer komen bij de
rechtbank terecht. Vier maanden later vindt de mondelinge behandeling plaats. Wanneer er dan
uiteindelijk een veroordelend vonnis is (dit duurt van ook nog een aantal maanden in de praktijk) dan
kan de deurwaarder verhaal gaan halen bij meneer Pietersen. Art. 3:276 BW dan kun je je als
schuldeiser verhalen op alle goederen van de schuldenaar. Dus dan kunnen ze gaan kijken wat het
beste uitgewonnen kan worden. Het makkelijkste is een bankrekening natuurlijk, want daar kun je
gewoon beslag op leggen en dan hoef je niet verder te executeren, want het is al geld. Maar soms is
dat er niet en zal een roerende of onroerende zaak ten gelde moeten worden gemaakt.
Dus: al met al een hele lang en kostbare procedure, wat in de praktijk betekent dat je voor een
vordering van €10.000 eigenlijk niet meer kan procederen omdat dat de tijd en moeite niet meer
waard is.
Dit alles kun je voorkomen door wanneer je geld uitleent een goede zekerheid te bedingen in de vorm
van een pand- of hypotheekrecht. Er is nog een andere manier: de lening bij de notaris laten
vastleggen in een notariële akte. Wanneer Pietersen dan weigert terug te betalen dan kan Jansen een
grosse van de notariële akte opvragen bij de notaris en dat is een afschrift van de notariële akte in
executoriale vorm. Met die akte kan Jansen naar de deurwaarder gaan en dan kan de deurwaarder
verhaal uitoefenen. Maar: wij gaan het hier hebben over de zekerheidsrechten, pand en hypotheek.
Pand en hypotheek:
Dit zijn zekerheidsrechten. Art. 3:227 lid 1 BW: het recht van pand en het recht van hypotheek zijn
beperkte rechten, strekkende om op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening
van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen. Is het recht op een registergoed
gevestigd, dan is het een recht van hypotheek; is het recht op een ander goed gevestigd, dan is het een
recht van pand.
De pand/hypotheekhouder hoeft niet naar de rechter, zij hebben het recht van parate executie. Zij
kunnen onmiddellijk executeren wanneer de schuldenaar in verzuim is (art. 3:248 BW). Als het
pandrecht op een vordering rust dan spreken we niet van het recht van parate executie maar het
inningsrecht (art. 3:246 BW).
Let op: in art. 3:227 BW zit een belangrijke beperking. Namelijk alleen ten aanzien van de goederen
die onderworpen zijn aan het pand- of hypotheekrecht! Onderworpen = alle goederen die daarmee
,bezwaard zijn. Dus ten aanzien van andere goederen, waar je geen recht van pand of hypotheek op
hebt, ben je net als alle andere schuldeisers en zal je een executoriale titel moeten verkrijgen.
Laatste belangrijke kenmerk van pand- en hypotheekhouders is dat zij een separatistenpositie hebben
(art. 57 Fw). Wanneer de schuldenaar failliet gaat kunnen zij hun pand- en hypotheekrecht uitoefenen
alsof er geen faillissement is.
Nog ten aanzien van voorrang van pand- en hypotheekrecht:
- Art. 3:277 BW → gelijkheid van schuldeisers.
- Art. 3:278 BW → voorrang vloeit voort uit pand, hypotheek en voorrecht.
- Art. 3:279 BW → pand en hypotheek gaan boven voorrecht.
Vraag 1
Ter verzekering van de nakoming van een vordering die Anton heeft op Berend, is ten behoeve van
Anton een pandrecht gevestigd op de auto van Berend.
a. Stel, de auto gaat door een brand volledig teniet. Wat gebeurt er met het pandrecht van Anton?
Antwoord: Het pandrecht gaat ook teniet. Pand is een recht dat is afgeleid uit eigendom. Art. 3:81 lid
2 sub a BW: beperkte rechten gaan teniet door het tenietgaan van het recht waaruit het beperkte recht
is afgeleid. Nu de auto er niet meer is kan het eigendomsrecht van Berend op die auto daarom ook niet
meer bestaat kan het uit het eigendomsrecht afgeleide pandrecht van Anton ook niet meer bestaan.
Stel nu dat de auto verzekerd was. Dan krijgt Berend een vordering op de verzekering. Want als het
schadebrengende feit zich voordoet krijg je op grond van de verzekeringsovereenkomst van
rechtswege een vordering op de verzekeraar tot vergoeding van de schade. Berend heeft dan
aanspraak op verzekeringspenningen. Dan art. 3:229 BW: zaaksvervanging! De vordering op de
verzekeraar is in de plaats getreden van de vordering die teniet is gegaan. Dus op het moment dat de
vordering ontstaat ontstaat op grond van art. 3:229 BW ook van rechtswege het pandrecht van Anton
op die vordering. Wanneer de verzekeraar de verzekeringspenningen uitkeert aan Berend dan
verdwijnt daarmee het pandrecht van Anton. Want de vordering verdwijnt. Om dit te voorkomen zal
Anton dus mededeling moeten doen van zijn pandrecht aan de verzekeraar (art. 3:246 BW). Doet
Anton dat niet dan kan de verzekeraar gewoon bevrijdend betalen aan Berend en gaat het pandrecht
van Anton teniet.
Wat nu als door een communicatiefout Anton het pandrecht wel mede heeft gedeeld aan de
verzekeraar maar de verzekeraar betaalt toch door een misverstand aan Berend. Is er dan in
verbintenisrechtelijke zin bevrijdend betaald? Ja, in verbintenisrechtelijke zin wel. Want de
verzekeraar voldoet aan een vordering van Berend op de verzekeraar, die vervolgens niks meer te
vorderen heeft. Maar op grond van art. 3:246 BW was Berend niet inningsbevoegd, dat was Anton.
Anton kan dan zeggen dat er ten opzichte van hem niet bevrijdend betaald is.
b. Stel, anders dan onder a, dat de auto niet teniet gaat, maar dat Berend deze overdraagt aan Cornelis,
die wist noch behoorde te weten dat er een pandrecht op de zaak rust. Wat gebeurt er met het
pandrecht van Anton?
Antwoord: Er is wel een onrechtmatige daad aanspraak van Berend jegens Cornelis, dus dan ben je
schadeplichtig. Cornelis zal de schade moeten voldoen aan Berend. Dat is een vordering die de plaats
treed van de zaak op grond van art. 3:229 BW. Dus op die vordering krijgt Anton van rechtswege een
pandrecht. Maar ook hier zal hij erop moeten waken dat hij tijdig het pandrecht mededeeld aan
Cornelis om de inningsbevoegdheid naar zich toe te trekken.
,Variant: Anton heeft een pandrecht op de auto van Berend ten aanzien van een vordering van €10.000
die Anton op Berend heeft. Berend verkoopt de auto aan Cornelis. Berend kan in beginsel zijn auto
verkopen, want hij kan als eigenaar over de auto beschikken. Maar hij kan alleen als eigenaar beschikken
over de met pandrecht bezwaarde auto. Dus de auto kan verkocht worden aan Cornelis maar het
pandrecht blijft erop rusten. Dit omdat het pandrecht een beperkt recht is dus het pandrecht volgt de auto,
zaaksgevolg. Cornelis wist echter niet van het pandrecht, hij was te goeder trouw. Daarom wordt hij
beschermd op grond van art. 3:86 lid 2 BW → hij wist niet dat er een beperkt recht op de auto ruste en
behoorde dit ook niet te weten en dus vervalt het beperkte recht en krijgt Cornelis een onbezwaarde auto.
Dus: als stille pandhouder sta je hier achter, wil je dat voorkomen dan moet je een vuistpandrecht
bedingen want dan heb je het goed zelf onder je en kan het niet in weerwil vervreemd worden.
c. Variant: Anton heeft een pandrecht op de auto van Berend. Anton draagt de vordering op Berend,
ter verzekering van de nakoming waarvan zijn pandrecht is gevestigd, over aan Dirk. Wat gebeurt er
met het pandrecht?
Antwoord: Een vordering kan je in beginsel gewoon overdragen/cederen (art. 3:83 lid 1 BW). Wel
uitzondering mogelijk op grond van lid 2, maar daar blijkt niet van. Door de overdracht van de
vordering is Berend schuldenaar van Dirk geworden. Maar wat gebeurt er met het pandrecht. Het
pandrecht is een recht dat afhankelijk is van de vordering die het wil zekeren (art. 3:7 BW). Zonder de
gezekerde vordering kan het pandrecht niet bestaan, dus als de vordering is voldaan en niet meer
bestaat dan kan het pandrecht ook niet meer bestaan en gaat dan in beginsel ook teniet. Nu is het hier
zo dat de vordering niet wordt voldaan, maar dat er wordt overgedragen. Art. 3:82 BW: afhankelijke
rechten volgen het recht waaraan zij verbonden zijn. Van rechtswege wordt Dirk pandhouder bij de
cessie. Op het moment dat de cessie aan Berend wordt medegedeeld kan Berend daaruit afleiden dat
Dirk ook de pandhouder van de auto is geworden.
Vraag 2
Rogier, groothandelaar in elektronica, is in onderhandeling met Simon over de verkoop van een partij
harddiskrecorders. Rogier verwacht dat hij in verband hiermee op korte termijn €50.000,- van Simon
te vorderen zal hebben.
a. Kunnen Rogier en Simon, ter verzekering van de nakoming van de vordering die Rogier op Simon
verwacht te krijgen, nu reeds een pandrecht vestigen op een aan Simon toekomende motorboot, niet
zijnde een registergoed? Zo ja, op welke wijze dient de vestiging te geschieden en gelden er
beperkingen? Zo nee, waarom niet ?
Antwoord: Art. 3:231 lid 1 BW: een recht van pand of hypotheek kan zowel voor een bestaande als
voor een toekomstige vordering worden gevestigd.
- Let op: ‘voor’ en niet ‘op’, het gaat hier om een gezekerde vordering.
De vordering moet voldoende bepaalbaar zijn (lid 2). Je moet dus wel vast kunnen stellen waarvoor je
het pand-/hypotheekrecht hebt. De vestiging geschiedt bij een vuistpandrecht door de motorboot in de
macht te brengen van Rogier (art. 3:236 BW). Als het een stil pandrecht is moet het door middel van
een onderhands geregistreerde akte of een authentieke akte (art. 3:237 BW).
Let op: hier gaat het niet om art. 3:97 en 3:98 BW! Het gaat namelijk niet om een toekomstig
pandobject, maar om een toekomstige vordering ten aanzien waarvan een pandrecht wordt gevestigd.
Dus voordat je al iets te vorderen hebt kun je al wel een pandrecht hebben op de motorboot of een
, hypotheekrecht hebben op een fabriekspand. Dit is strikt genomen in strijd met het afhankelijke
karakter van het pand-/hypotheekrecht, maar het is mogelijk op grond van art. 3:231 BW.
Ysbrandt heeft een kredietovereenkomst met de X-bank. In de overeenkomst is onder meer bepaald
dat Ysbrandt verplicht is al zijn bestaande en toekomstige handelsvoorraden te verpanden aan de X-
bank.
b. Kunnen de X-bank en Ysbrandt inderdaad een pandrecht vestigen op toekomstige zaken? Zo ja, hoe
dient dit geschieden en gelden er beperkingen? Zo nee, waarom niet.
Antwoord: Toekomstige zaken zijn zaken waarvan je nog geen eigenaar bent (omdat de zaken nog
niet bestaan of omdat je de zaken nog geleverd moet krijgen van een leverancier bijvoorbeeld). Je
verwacht wel eigenaar te worden, daarom toekomstig, maar je bent het nog niet. Een pandrecht
vestigen op toekomstige zaken kan niet, want er mist dan beschikkingsbevoegdheid wat vereist is
voor de vestiging van een pandrecht. Maar je kan al wel de vestigingshandeling bij voorbaat
verrichten, daarmee komt het pandrecht dus nog niet tot stand. Het pandrecht komt pas tot stand
wanneer er beschikkingsbevoegdheid is. Art. 3:97 en 3:98 BW. Let op: geen toekomstige levering is
mogelijk voor registergoederen (art. 3:97 lid 1 BW).
Het pandrecht ontstaat van rechtswege wanneer er beschikkingsbevoegdheid ontstaat.
Het zal in de praktijk altijd gaan om een stil pandrecht (daarom gaan we niet verder in op een
vuistpandrecht). Een stil pandrecht vestig je door een geregistreerde onderhandse akte of authentieke
akte (art. 3:237 BW).
c. Welke gevolgen zou een faillissement van Ysbrandt hebben voor het pandrecht van de X-bank.
Betrek in uw antwoord zowel de positie te aanzien van de handelsvoorraad die ten tijde van de
faillietverklaring reeds aan Ysbrandt toebehoort als de zaken die pas ná de faillietverklaring aan hem
is gaan toebehoren.
Antwoord: Wanneer Ysbrandt failliet gaat kan hij nog steeds eigenaar worden van zaken die hij na
het faillissement verwerft (art. 20 Fw). Alleen de beschikking en het beheer over de zaken is
overgegaan op de curator (art. 23 Fw).
Op de handelsvoorraad die ten tijde van de faillietverklaring reeds aan Ysbrandt toebehoorde rust
uiteraard een volledig onaantastbaar pandrecht van de X-bank. De voorraad die Ysbrandt pas in
faillissement verkrijgt: je kan niet beschikken daarover als failliet (art. 23 Fw) en dus doet zich het
van rechtswege ontstaan van het pandrecht zich niet meer voor in geval van faillissement voor
toekomstige goederen. Dus die goederen vallen gewoon onbezwaard in de boedel. Art. 35 Fw.
Pandrecht op vorderingen
Vorderingen zijn in de praktijk een heel belangrijk zekerheidsobject voor kredietverstrekkers.
Vraag 3
Ter verzekering van de nakoming van een vordering die Anton heeft op Berend, is ten behoeve van
Anton een pandrecht gevestigd op een vordering die Berend heeft op X.
a. Stel, X betaalt de vordering volledig aan Berend. Wat gebeurt er met het pandrecht van Anton?
Antwoord: Voor de beantwoording van deze vraag dient men onderscheid te maken tussen het stille
en het openbare pandrecht. Bij een stil pandrecht (art. 3:239 BW), gaat het pandrecht van Anton teniet
op grond van art. 3:81 lid 2 sub a BW. Vgl. art. 3:246 lid 1 BW. Bij een openbaar pandrecht is Berend
niet meer inningsbevoegd. Dat brengt vanuit het standpunt van de pandhouder mee dat Y niet
bevrijdend heeft betaald en de vordering van B op Y nog steeds bestaat en daarom ook het pandrecht
van Anton. In elk geval kan Anton alsnog betaling van Y vorderen. Y dient zich vervolgens te wenden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller leonievandis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.52. You're not tied to anything after your purchase.