Rechtseconomie Tentamenvragen en Samenvatting
RGBEO00205
Recht en efficientie, Een Inleiding in de economische analyse van het recht, 6e druk, Kluwer
Rijksuniversiteit Groningen
Nederlandsrecht
Cijfer: 9
een inleiding in de economische analyse van het recht
samenvatting
rechtseconomie tentamenvragen
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Nederlands Recht
Rechtseconomie (RGBEO00205)
All documents for this subject (4)
1
review
By: agtmcanoy • 1 year ago
Seller
Follow
student5678
Reviews received
Content preview
Rechtseconomie samenvatting
Week 1
Transactiekosten
TTVR: 2018, 1e kans, vr. 1
VR: Benoem 5 transactiekosten die genoemd worden in het boek en leg deze uit aan de
hand van een voorbeeld.
Antw:
Zoeken van informatie.
Het voeren van onderhandelingen.
Het afsluiten van overeenkomsten.
Het controleren van de naleving van overeenkomsten.
Het zo nodig afdwingen van de naleving van overeenkomsten.
Interventariseren van mogelijke eventualiteiten.
Onderhandelen over oplossingen.
Kosten achteraf verifieren.
Vaststellen van milieuschade
Opsporen van veroorzaker/benadeldenopstellen contract/onderhandelen (bij
milieuschade).
Handhaving (bij milieuschade)
TTVR: 29 mei 2013, vr. 3e
VR: Stel dat iemand een Smart Phone bezit maar er weinig waarde aan hecht. De smart
phone wordt vervolgens gestolen door een dief die het toestel voor zichzelf hoger waardeert.
Is deze diefstal dan economisch efficiënt? Veronderstel dat de kosten van opsporing,
vervolging en veroordeling hoger zijn dan de transactiekosten bij vrijwillige overdracht.
Antw:
Nee, de diefstal is economisch niet efficiënt.
In het geval van diefstal is er welliswaar een welvaartsvoordeel. (Allocatieve
efficiëntie: de dief waardeert de telefoon hoger dan de eigenaar), maar de
transactiekosten zijn relatief hoog.
Het alternatief is immers vrijwillige overdracht met hetzelfde welvaartsvoordeel
(Allocatieve efficiëntie: de koper waardeert de telefoon hoger dan eigenaar), maar
transactiekosten zijn dan relatief laag.
De totale welvaart is dus hoger bij vrijwillige overdracht dan bij diefstal.
WG Vraag: producenten surplus berekenen
Antw:
,WG Vraag: Bereken het consumenten surplus voor een prijs van 2 en 0.
Antw:
Reserveringsprijs: de maximale prijs die men bereid is te betalen om een bepaald
goed of een bepaalde service te kopen.
Consumentensurplus:
($10-$2) * 80,000 liter* (1/2) = $320,000
($10-$0) * 100,000 liter * (1/2) = $500,000
Maximaliserende niveau output + winst
WG Vraag: Wat is het winst maximaliserende niveau van output en hoeveel winst zal dat
opleveren als de prijs per koffie 0,50 is?
Antw:
Shutdown als de prijs lager is dan P = $0.68 per koffie (P = GVK)
Prijs is $0.50 => geen productie
Winst? => verlies minimaliseren => alleen CK, geen VK
CK = TK – VK
TK = GTK * Q = $1.18 / koffie * 260 kop = $306.80 / dag
VK = GVK * Q = $0.68 / koffie * 260 kop = $176.80 / dag
$306.80/dag - $176.80/dag = $130/dag
BEREKEN MAXIMALE WINST
,Antw:
Pareto – Kaldor Hicks
TTVR juni 2016, Vr. 8: Wat is het verschil tussen het Pareto-criterium en het criterium van
Kaldor-Hicks?
Antw:
Het Pareto-criterium is strenger dan het criterium van Kaldor-Hicks omdat Pareto
geen compensatie van benadeelden toestaat maar Kaldor-Hicks wel.
Indifferentie curven
WG Vraag: Leg uit wat onder indifferentiecurven wordt verstaan. Leg daarbij uit wat de
punten A, B en C betekenen + leg uit wat er gebeurt als een individu van pakket C naar
pakket A wil.
Antw:
De indifferentiecurve is een weergave van de goederencombinaties waartussen
een individu indifferent is. Het gaat hier om de veronderstelling dat er meer
wordt geprefereerd boven minder. D.w.z. dat pakketten die op een hoger
gelegen indifferentiecurve liggen, geprefereerd worden boven pakketten die op
een lager gelegen indifferentiecurve liggen. Een hoger gelegen indifferentie
representeert een hoger nutsniveau en lager gelegen indifferentiecurve
representeert een lager nutsniveau.
Punt A heeft ongeveer 13 eenheden B en 30 eenheden P.
Punt B heeft 10 eenheden van Burritos en (ongeveer) 28 eenheden van Pizza’s.
Punt C heeft 25 eenheden van Burritos en 15 eenheden van Pizza’s.
Conclusie: Pakket C bestaat uit 25 eenheden van B en 15 eenheden van P.
Pakket A bevat 13 eenheden van B en 30 eenheden van P.
Een individu vindt pakket C even goed als pakket A, omdat beide pakketten op
dezelfde indifferentiecurve liggen. Dit betekent dat als we uitgaan van pakket C,
, het individu bereid is om 12 eenheden van goed B op te geven om 15 eenheden
van goed P extra te krijgen. Dit betekent dat de hoeveelheid van het ene goed
toeneemt en de hoeveelheid van het andere goed afneemt.
Collectieve goederen – individuele goederen
WG Vraag: Wat is het verschil tussen collectieve goederen en individuele goederen?
Antw:
Collectieve goederen zijn non-rivaliserend en non-exlusief.
Non-rivaliserend betekent dat het gebruik van de een niet ten koste gaat van
het gebruik door de ander.
Non-exlusief betekent dat iedereen het kan gebruiken en dat je dus niemand
kan uitsluiten van het gebruik.
Individuele goederen zijn rivaliserend en exclusief.
Rivaliserend betekent dat het gebruik van de een ten koste gaat van het gebruik
door de ander.
Exclusief betekent dat een iemand er gebruik van kan maken en dat je dus
iemand kan uitsluiten van het gebruik (Eigendomsrecht).
WG vraag: waarom belasten we bedrijven en niet huidhoudens?
Antw:
Transactiekosten
De kosten vallen altijd op de acteurs die het het minst kunnen vermijden.
Het juridische indicident van belastingheffing is onafhankelijk van het
economische incident.
Week 2A: Onvolledige mededinging
Marktvormen:
Marktuitkomsten die tot stand komen indien er sprake is van volledige mededinging
zijn efficiënt als er geen marktfalen zijn: externe effecten, collectieve goederen of
informatie gebreken. 4e marktfaal: onvolledige mededinging.
Volledige mededinging: groot aantal aanbeiders. Marktprijs zo laag mogelijk, dus
gelijk aan marginale kosten. De aanbieder heeft geen invloed op de marktprijs. Als
een bedrijf zijn prijs verhoogt gaan consumenten naar een concurrent. Er wordt
vanuit gegaan dat de consument altijd weet waar het product het goedkoopst is.
TTVR 2017: Bij volkomen concurrentie zijn de goederen homogeen.
Onvolledige mededinging: verzamelnaam voor marktvormen waarbij de individuele
aanbieder wel invloed heeft op de prijs.
- Monopolies: 1 verkoper die het product aanbied. Een monopolist wil minder
produceren om een hogere prijs te vragen, om zo meer winst te draaien.
TTVR 2017: Bij monopolistische concurrentie zijn de goederen heterogeen.
Monopolistische concurrentie scoort relatief goed op dynamische efficiënctie, maar
relatief slecht op statische efficiëntie.
- Monopsonie: een koper
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller student5678. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.88. You're not tied to anything after your purchase.