Het privaatrecht kent verschillende onderscheidingen. Hoe kunnen de volgende
begrippen van elkaar
worden onderscheiden? Noem, waar relevant, de toepasselijke wetgeving.
- zaken: menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (art.3:2 BW) en
vermogensrechten: Overdraagbaarheid , Stoffelijk voordeel te verschaffen
Ruil voor/in vooruitzicht van stoffelijk voordeel art.3:6 BW
1. Overdraagbare rechten
2. Rechten die stoffelijk voordeel verschaft = economisch
3. In vooruitzicht van stoffelijk voordeel = de andere ontvangt wel voordeel,
jij niet
Blinde man wordt voorgelezen & de lezer krijgt daarvoor betaald
Roerende: alle zaken die NIET onroerend is (art.3:3 lid 2 Bw)
Onroerende zaken: zaken bestaat uit (art.3:2 lid 1 BW);
a. Grond;
b. Nog niet gewonnen delfstoffen;
c. Grond verenigde beplanting;
d. Gebouwen & werken die duurzaam met de grond zijn verenigd,
rechtstreeks.
Art.5:20 BW = zegt iets over de eigendom van grond
Registergoed: goederen waarvan de overdracht/vestiging inschrijving in een
openbaar register (art.3:16 BW) noodzakelijk voor is (art.3:10 BW)
- Onroerende zaken
- Beperkte rechten, die gevestigd zijn op
& niet-registergoederen: hoeft niet
- Verschil is bij overdrachtsvereiste
Opgave 2
Op een eiland in de Loosdrechtse plassen staan twee huizen met elk een eigen tuin.
Het ene huis is eigendom van Anton en het andere van Carel. Anton moet, om bij
een mooi strandje te komen, door de tuin lopen van Carel. Carel geeft Anton hiervoor
uitdrukkelijk toestemming. Die afspraak geven zij gestalte in de vorm van een
beperkt recht.
Art 5:1 Bw = alleen mogelijk van een zaak eigenaar te zijn & rechthebbende
slechts bij vermogensrecht
Pand vs hypotheek? Vordering van geldbedrag, voorafgaand aan andere
(schuldeiser)
Vruchtgebruik 3: 201 BW = goederen als vermogensrechten + gebruik van
goederen & vermogensrechten
Opstal = art.5:20 BW = eigendom van de grond, gebouwen & werken (behoren
tot dezelfde eigenaar) = zakelijk recht in, boven/op het grond, kan tot een
andere eigenaar behoren (onroerende zaken)
,Vraag 1
Welk beperkt recht vestigen zij? Hoe kan dit beperkte recht worden getypeerd?
Motiveer uw antwoord.
Genotsrechten/beperkte rechten = erfdienstbaarheid, hierbij wordt er
onderscheid gemaakt tussen het heersende erf & gebruikend erf. (art.5:71 BW)
= legt uit dat het een last is, staat in de verplichting dat het diende erf art.5:7
lid 1 BW = erfdienstbaarheid is een last van een zaak ten behoeve van een
ander ( heersende erf) -> art.3:8 = beperkte recht vanuit het omvattend recht,
eigendomsrecht & zakelijk, absoluut recht = tegenover iedereen & volgt de
zaak. (hoeft geen moederrecht te zijn) Afhankelijk recht: volgt het andere
recht, bestaat niet zonder het andere recht (moederrecht) – van het heersend
erf
Vraag 2
a. Is de vestiging van dit beperkte recht een goederenrechtelijke of een
verbintenisrechtelijke beperking? Motiveer uw antwoord.
Goeden rechtelijk beperking, aangezien het zich berust op een geregistreerd
goed in de zin van art 3:10 BW, een registergoed, waarvan het een onroerend
zaak bevat in de zin van art 3:2 lid 1 BW, namelijk de grond. Dit is tevens een
beperkt recht op het eigendomsrecht/ goede rechtelijk: persoon vs. Goed/zaak
= erfdienstbaarheid -> beperkt recht van eigendomsrecht
b. Is hier sprake van een moederrecht? Zo ja, welk recht is het moederrecht?
Het moederrecht: zelfstandig recht waar het beperkt recht (dochterrecht),
vanaf is afgeleid is op = EIGENDOMSRECHT, OP DIE VAN DE EIGENAAR,
VAN HET HEERSEND ERF
Vraag 3
Anton wil zijn huis in gebruik geven aan Katya, op welke goederenrechtelijke wijze is
dit mogelijk?
VRUCHTGEBRUIK (3:226 BW = recht van gebruik & bewoning) = goederen &
vermogen (dit geval onroerende zaak) Of erfpachtrecht = slechts op
onroerende zaken 5:85 BW = mogelijk op beiden eigendomsrecht. -> mag NIET
vervreemden, betekend niet aan een 3 E
Opgave 3
Ben wil zijn huis grondig verbouwen. Ter financiering van die verbouwing sluit hij,
tegen een rente van 1,5%, een overeenkomst van geldlening ad € 200.000 met
de Stadsbank. Ter verzekering van de vordering die de Stadsbank uit dien
hoofde op Ben krijgt, wordt op het perceel met de woning een
hypotheek gevestigd ten behoeve van de Stadsbank. Na enige tijd verkoopt en
levert de Stadsbank haar vordering op Ben aan de Leenbank.
Vraag 1
Hoe kan het recht van hypotheek worden gekenmerkt?
Beperkte zekerheidsrechten: geven de schuldeiser grote voordelen als de
schuldenaar, geen terugbetaling meer kan bieden. Dir recht wordt gevestigd op
het goed, waarvoor in eerste instantie het geld was verstrekt, dit geeft de
schuldeiser het recht om het goed te verkopen, bij uitstaan van betaling.
, Art.3:260 = recht van hypotheek, dit is een afhankelijk recht, in de zin van
art.3:7 BW (vorderingsrecht) + absoluut recht: tegenover iedereen te plaatsen
& zakelijk recht: rust op een onroerende zaak
Vraag 2
Wie is nu rechthebbende van het recht van hypotheek?
Leenbank, aangezien het een afhankelijk recht bezit & afhankelijke rechten
volgt het recht waaraan het verbonden is, in dit geval het vorderingsrecht
volgens art. 3:82 BW
Stel dat de Stadsbank haar vordering op Ben niet aan de Leenbank heeft
verkocht en geleverd. Een jaar nadat zijn huis verbouwd is, krijgt Ben behoefte
aan iets nieuws en hij verkoopt en levert zijn perceel met woning aan Dirk.
De opbrengst van de verkoop vergokt Ben in het casino. Ben kan zijn
verplichtingen jegens de Stadsbank uit hoofde van de geldleningsovereenkomst niet
meer nakomen. De Stadsbank wil daarom haar hypotheekrecht inroepen tegenover
de nieuwe eigenaar van het huis,
Dirk. Dirk meent dat de Stadsbank hiertoe niet bevoegd is. Hij voert hiertoe aan dat
hij nu immers de nieuwe eigenaar van het perceel met woning is en dat hij
niets met de geldleningsovereenkomst tussen Ben en de Stadsbank te maken
heeft.
Vraag 3
Is de Stadsbank bevoegd haar hypotheekrecht in te roepen tegenover Dirk? Motiveer
uw antwoord.
Aangezien het een absoluut recht bevat, is het in te roepen, tegenover iedereen
betreft de woning = eigendom. -> zaaksgevolg: overdracht van een
moederrecht, neemt het dochterrecht/afhankelijk recht met zich mee. Ze
hadden voorafgaand een onderzoek plicht, aangezien het een registergoed
betreft.
Stel dat Ben van de verkoopopbrengst wel de lening bij de Stadsbank heeft
afbetaald.
Is hij af van het hypotheekrecht en kan de bank dit niet meer van hem
vorderen. Hierdoor vervalt het vorderingsrecht eveneens het hypotheekrecht.
Vraag 4
Heeft dit consequenties voor het recht van hypotheek, zo ja, welke?
Ja, het verloopt. Hij is de bank niks meer schuldig. Middels het teniet gaan van
vorderingsrecht -> aangezien het een afhankelijk recht is in de zin van art.3:7
BW die zorgt er voor dat het vorderingsrecht niet meer bestaat eveneens het
hypotheekrecht & bij vervreemding aan een derde, van een afhankelijk recht,
neemt deze mee met het moederrecht.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller imaansohail. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.70. You're not tied to anything after your purchase.