Samenvatting Belangrijke punten OW tentamen 1e bachelor
14 views 0 purchase
Course
Van organisme tot weefsel
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Book
Dellmann\\\'s Textbook Of Veterinary Histology
Handig document om de laatste belangrijke punten door te nemen voor het tentamen.
Aantekeningen uit de literatuur is in groen geschreven en blauw zijn aantekeningen uit andermans samenvattingen.
Print een paar dagen voor je tentamen dit document, lees het een paar keer door en haal makkelijker j...
Belangrijke punten
Testes: intraperitoneaal
Scrotumholte: in directe verbinding met de buikholte
Uit rechterkamer: truncus pulmonalis splitst in linker en rechter arteria pulmonalis (longslagader)
Truncus pulmonalis met aorta verbonden via ductus arteriosus (ductus botalli), hierin stroomt voor de geboorte het bloed
vanuit de rechterkamer naar het lichaam
Klierepitheel indeling:
- Bouw: een/meercellig: gobletcel vs talgklier
- Ontstaanswijze: endocrien of exocrien: hormonen vs zweet
- Wijze waarop secreet wordt afgegeven: merocrien, apocrien, holocrien
- Aard vh secreet: sereus of muceus: waterrijk, slijmerig vs eiwitrijk
Secretiewijze:
- Merocrien (eccrien): exocytose. Secreet hoopt zich op in intracellulair blaasje en blaasje fuseert met membraan
- Apocrien: afsnoering plasmamembraan, melk/zweet. Secreet hoopt op, plasmalemma snoert om blaasje heen en wordt zo
geheel vrijgegeven aan klierlumen, bv oorsmeer
- Holocrien: cel degradatie, hele cel verloren. Secreet hoopt op, cel migreert naar rand afvoerbuis en degenereert, secreet
komt met celdebris vrij bv talgklieren. Er zitten dus stamcellen die steeds nieuwe cellen vormen
- Cytocrien: secreet wordt van de ene naar de andere cel getransporteerd bv in de huid bij de overdracht van melanine
Exocriene klieren: Enkelvoudig – samengesteld
Samengestelde klieren zijn opgebouwd uit secretoire delen en
buizen parenchym, de ondersteunende delen heten de
stroma
Epitheel: Klierepitheel en dekepitheel
Epithelia ontstaan uit alle 3 de kiemlagen
Classificatie op basis van aantal cellagen:
Eenlagig, meerlagig en pseudomeerlagig of meerrijig
Classificatie op basis van cel vorm: plat, kubisch en cilindrisch
In Dellmann’s noemen ze het pseudomeerlagig maar wij
hanteren overgangsepitheel
Overgangsepitheel: meerlagig epitheel, vormen van bovenste
cellen is variabel: alleen cilindrisch
Overgangsepitheel: paraplu cellen cellen zitten allemaal
vast aan de lamina basalis.
Plaveiselepitheel (squamous) is alleen eenlagig of meerlagig
Meerlagig overgangsepitheel: alleen in blaas en urethra daarom ook wel urotheel genoemd
Adaptie epitheel: metaplasie: overschakelen naar andere celvorm/gelaagdheid/specialisaties: bv rokerslongen: van meerrijig
epitheel met ciliën naar meerlagig plaveiselepitheel
Hechtstructuren:
Tight junctions: zonula occludens: linkt mbv occludine en claudine twee naburige cellen aan elkaar. Voorkomt lekken van
materiaal uit lumen naar subepitheliale ruimte en omgekeerd. Verzegeld het bovenste gedeelte vh epitheel
Adherens junctions: zonula adherens: cadherine: transmembraaneiwit, verbindingsglycoproteïne. Gekoppeld aan actine
filamenten.
Cadherines eiwit-eiwit binding, vereist ca2+. Myosine actine filamenten zitten aan de zonula adherens (speelt een rol bij
vorming neurale buis).
Kitlijsten: tight junction en adherens junction worden gezien als 1 structuur onder de microscoop
Desmosomen: macula adherens. Cadherinen (net als adherens junction), verankering buurcellen. Calcium afhankelijk. CAMs:
Cell Adhesion Molecules: mechanische stabiliteit ve epitheel. Puntsgewijs. Desmosomen goed ontwikkeld in de huid.
Hemidesmosomen: verankering van epitheliale cellen aan de basaalmembraan. Verbindingseiwit: integrine. Koppeling aan
collagene vezels in ECM
,Basale membraan dat is de onderkant vd cel
Basaalmembraan basement membrane (basal lamina)
- Lamina basalis (geproduceerd dor epitheelcellen) + lamina reticularis (geproduceerd door bindweefselcellen)
- Al het transport van stoffen, behalve water moet verlopen via het epitheel en de basaalmembraan
- Zonder basaalmembraan gaat het epitheel verloren basale deel van alle epitheelcellen staat op een extracellulaire laag:
de basaalmembraan
- Alleen zichtbaar met PAS of zilverkleuring
HC4: embryonale ontwikkeling
Prenataal perinataal ( neonataal) postnataal
Embryogenese: alles voor de geboorte: onder te verdelen in embryonale en foetale periode
Embryonale periode: alles wordt aangelegd - Foetale periode: groei van deze onderdelen
Organogenese: embryonale periode waarin alle organen ontwikkelen
Einde embryonale periode: sluiten gehemelte
Klievingsdelingen zolang de eicel in de eileider zit
Klievingsdelingen
Oligolecithaal: weinig dooier (zoogdier)
Mesolecithaal: gemiddeld aantal dooier (amfibie)
Polylecitaal: heel veel dooier (vogel)
Holoblastisch: cellen klieven helemaal doormidden
(amfibie en zoogdier)
Meroblastisch: cel niet helemaal in tweeën gedeeld, blijven met elkaar in verbinding en met de dooier (vogel) veel dooier
maakt klievingsdelingen lastig
Inequaal: niet gelijk, kleinere en grotere cellen (kleinere leveren larve, grotere bevatten voedingsstoffen) (amfibie)
Discoïdaal: embryo begint als een schijfje (vogel)
Equaal: cellen zijn even groot (zoogdier)
Klievingsdelingen: vorming vd morula.
Morula: 2-4 dagen na bevruchting compactie: individuele cellen niet meer te onderscheiden
Blastulatie: zygote (aantal cellen) blastomeren nemen toe in aantal en niet volume (geen groei) blastomeren worden
morula, De delingen vinden plaats binnen de zona pellucida
Buitenste cellen morula ontwikkelen in trophectoderm en ICM
Trophectoderm: vormt placenta en extra embryonale structuren
ICM: vormt embryo + vormt hypoblast en epiblast bilaminaire embryonale schijf
Buitenste groep cellen heeft ionpompen en vormen cyste: met vloeistof gevulde ruimte en gaan differentiëren
Blastulatie morula wordt een blastocyst met een ICM en klievingsholte/blastocoel
Vroege blastulatie in de trofoblast aan de kant van de klievingsholte worden enzymen gevormd die de zona pellucida weker
maken verweking + expansie zorgen voor een breuk zona pellucida breekt door.
Totipotent: kan uitgroeien tot een volledig organisme, kan alles worden
Pluripotent: kan veel worden maar niet alles
Multipotent: kunnen enkel differentiëren tot cellen van een bepaalde kiemlaag
Oligopotent: een paar celtypen
Unipotent: 1 celtype
Blastulatie vogel
Ipv ICM: area pellucida vormt embryo vorming hypoblast en epiblast
Ipv trophectoderm: area opaca vormt vruchtvliezen
Gastrulatie: paracrien: hypoblast reageert erop, hetzelfde bij vogel en zoogdier vormen primitiefstreep, inrollen epiblast, 1e
inrol: endoderm (verplaatst hypoblast om de dooierzak), 2e inrol: mesoderm. Cellen die niet inrollen ectoderm
Eindproducten 3 gastrulatie kiemlagen (trilaminair):
- Ectoderm: huid + zenuwcellen
, - Mesoderm: notochord, paraxiaal (somieten), intermediair (urogenitaal: nieren en gonaden), lateraal (orgaanvliezen en
bloedvaten)
- Endoderm: binnenbekleding darm en derivaten (blaas, lever, longen, trachea, pharynx)
Epiblast: vormt 3 kiembladen: ectoderm, mesoderm en endoderm
Hypoblast wordt vervangen door definitief endoderm
Hypoblast zet epiblast aan tot vorming van de primitiefstreep in de epiblast m.b.v. inductie.
Primitiefknop (organizer): geeft startsignaal inrollen, vormt chorda/notochord. Posterior inrollen: neurulatie gestart
Primitiefstreep groeit van caudaal naar craniaal is de vorming van de craniaal- caudale lichaamsas.
De primitiefknop (knop van Hensen) induceert het epiblast tot inrollen, waardoor er drie lagen ontstaan + trilaminaire schijf
gevormd Ectoderm, mesoderm, endoderm.
Somietontwikkeling
Somiet (oersegmenten): gevormd uit paraxiaal mesoderm splitst in sklerotoom, myotoom en dermatoom
Aantal somieten paren tellen: leeftijd embryo/foetus
Neurulatie: notochord, mesoderm, activeert ectoderm om neurale plaat te vormen door vermeerderen cellen komt er een
groep en de 2 uiteinden komen bij elkaar en vormen een buis. Neurale buis laat neurale lijstcellen en vormt ruggenwervel en
ventrikel. Neurulatie voltooid wanneer neurale buis volledig gefuseerd is.
HC7
Ontstaan oerdarm (en lichaamsholte)
- Vouwing in sagittaal vlak: kop- en kont kromming
- Vouwing in transversaalvlak: platte schijf/plaat naar afgesloten lichaamsholte en oerdarm
Primitieve dooierzak wordt verdeeld in:
- Intra-embryonale buis belijnt met endoderm de oerdarm, bedekt met visceraal mesoderm
- Extra-embryonale dooierzak (belijnt met hypoblast)
Oerdarm: voordarm sluit aan op stomodeum middendarm einddarm sluit aan op proctodeum
Stomodeum: oermond, depressie in ectoderm, wordt de toekomstige mondholte
Extern een ectodermale afkomst en intern endodermale afkomst ecto-endodermale membraan oropharyngeale
membraan oraalplaat. Wordt de mond-keelholte
Membraan gaat in regressie arcus palatoglossus blijft over boog tussen gehemelte (palatum) en tong (glossus), markeert
de overgang van mond naar keelholte
Ontwikkeling aangezicht:
Start met groei mesenchym (afkomstig van neurale lijstcellen) rond het stomodeum tot 5 zwellingen (prominentia):
- Prominentia frontonasalis (1): van voorhoofd naar neus. Het ectoderm differentieert in de gepaarde nasale (olfactorische)
en lens placodes reukplacode: hoefijzervormige zwelling rondom reukplacode: prominentia nasalis medialis en lateralis:
neusseptum en neusvleugels
- Prominentia maxillaris (2): bovenkaak groei en uitbreiding naar mediaal fuseert met prominentia nasalis medialis
(neusseptum). Beide pr. Nasalis medialis fuseren met elkaar bovenlip (paarden lip en roofdieren filtrum)
- Prominentia mandibularis (2): onderkaak
Hazenlip: incomplete fusie prominentia nasalis medialis
Reukplacode zakt in onderliggende mesenchym en vormt reukgroeve nasal pits
Scheiding primaire neus- en mondholte (stomodeum) door oronasale membraan primitieve gehemelte
Primaire gehemelte wordt vervangen door secundair uit processi palatini van maxilla. Fuseert met overblijfsel primaire
gehemelte papilla incisiva.
Fuseert met neusseptum: volledige afscheiding mond en neusholte
2/3e deel hard door ossificatie: palatum durum, 1/3e deel zacht: palatum molle
Pup heeft neusuitvloeiing palatoschisis: melk uit neus gespleten gehemelte incomplete fusie processi palatini
Kieuwbogen:
In principe 6 kieuwbogen, 5e is rudimentair bij zoogdieren en 6e blijft onderdeel vd nek
We bespreken er dus 4, ze vormen de hele keelholte
Iedere kieuwboog vormt: bot, spieren, kieuwboogarterie en zenuw
Boog 1: n. trigeminus (V) boven- en onderkaak, jukboog, kauwspieren, apex en corpus tong
Boog 2: n. facialis (VII) gehoorbeentjes, tongbeen, mimische musculatuur, tongwortel
Boog 3: n. glossopharyngeus (IX) tongbeen, tongwortel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jetske1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.