Oefentoets/Flashcards van alle belangrijke begrippen uit Wat is onderzoek?
Flashcards196 Flashcards
$3.21125 sales
Flashcards196 Flashcards
$3.21125 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat is een domein?
Answer: Het hele ‘gebied’ waarop je onderzoek betrekking heeft.
2.
Wat wordt er bedoeld met eenheden?
Answer: Alle elementen, personen, objecten waarover je in je onderzoek uitspraken doet.
3.
Wat wordt er bedoeld met fundamenteel onderzoek?
Answer: Onderzoek dat kennisvragen beantwoordt.
4.
Wat is praktijkgericht onderzoek?
Answer: Onderzoek dat praktijkvragen beantwoordt.
5.
Wat is kwantitatief onderzoek?
Answer: Onderzoek met behulp van cijfermatige gegevens.
6.
Wat is kwalitatief onderzoek?
Answer: Onderzoek met behulp van niet-cijfermatige gegevens
7.
Wat is holisme?
Answer: Dat in het onderzoek onderzoekseenheden in hun omgeving als geheel worden onderzocht
8.
Wat is inductief?
Answer: Theorie ontwikkelen
9.
Wat is deductief?
Answer: Theorie toetsen
10.
Wat is triangulatie
Answer: Het belichten van de probleemstelling vanuit meerdere invalshoeken
Content preview
Samenvatting Wat is onderzoek? van Nel Verhoeven – Babet van der Schot
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: De functie van onderzoek.................................................................2
Hoofdstuk 2: Aanleiding tot het onderzoek............................................................3
Hoofdstuk 3: Afbakening van het onderzoek..........................................................4
Hoofdstuk 4: Kwantitatieve methoden van dataverzameling.................................6
Hoofdstuk 5: Kwalitatieve methoden van dataverzameling...................................8
Hoofdstuk 7: Gegevens verzamelen.....................................................................13
Hoofdstuk 8: Kwantitatieve gegevens verwerken................................................15
Hoofdstuk 9: Kwalitatieve analyse.......................................................................19
Hoofdstuk 10: conclusie en discussie...................................................................20
Hoofdstuk 11: Een onderzoeksrapport samenstellen...........................................21
Belangrijkste begrippen en hun betekenis...........................................................23
Hoofdstuk 1: De functie van onderzoek
1.1 Onderzoek moet je leren
Onderzoekers hebben een drietal kenmerken, eigenschappen waarop zij zich van niet-onderzoekers
onderscheiden. Deze zijn: houding, kennis en vaardigheid. De houding moet onafhankelijk
(uitsluiting van persoonlijke voorkeuren) en open (ontvankelijk voor commentaar van collega’s). Met
kennis bedoelen we vooral kennis over de verschillende methoden voor tijdens je onderzoek en met
vaardigheid bedoelen we dat hoe vaker je onderzoek doet, hoe beter je het kan.
1.2 Uitgangspunten van onderzoek
Als je begint met een onderzoek, maak je eerst een onderzoeksplan, je formuleert een
1
,Samenvatting Wat is onderzoek? van Nel Verhoeven – Babet van der Schot
probleemstelling, kijkt naar eerdere onderzoeken, bepaalt een deadline etc. Behalve deze
praktische zaken zijn er ook diepgaandere uitganspunten, hieronder uitgelegd:
Fundamenteel of praktijkgericht onderzoek:
Fundamenteel Praktijkgericht
Kennisvragen: vragen die niet primair gericht Praktijkvraag: je houdt je bezig met het
zijn op de toepassing in de praktijk oplossen van problemen uit de praktijk
Meten om te weten Meten om te doen
Kwantitatief of kwalitatief onderzoek:
Kwantitatief onderzoek Kwalitatief onderzoek
Cijfermatige informatie, numerieke gegevens Geen cijfermatige informatie, maar taal
‘Meten’ ‘Begrijpen’
Vaak grootschalig Vaak kleinschalig
Generaliseren Resultaten zijn indicaties
Nadruk op weinig gegevens bij een grote groep Nadruk op veel gegevens bij een kleine groep
mensen mensen
Verwerken met statistische technieken
Resultaten zijn betrouwbaar
Als zowel kwalitatieve en kwantitatieve dataverzamelingsmethoden worden gebruikt, wordt dat
triangulatie genoemd.
Inducatief onderzoek Decutatief onderzoek
Thema’s of theorieën zijn van te voren niet Van te voren zijn er verwachtingen aan de
bekend hand van bestaande theorieën en modellen
Vaak kwalitatief onderzoek Vaak kwantitatief onderzoek
Theorievormend Theorietoetsend
1.3 Stromingen in onderzoek
Verschillende onderzoek stromingen:
- Empirisch-analytisch: Empirisch wil zeggen dat je onderzoek verricht door met behulp
van een bepaalde systematiek waar te nemen wat zich in je omgeving afspeelt. Deze
stroming is analytisch omdat ze kritisch en rationeel naar haar eigen resultaten kijkt:
onderzoeksresultaten blijven ‘geldig’ tot het tegendeel wordt aangetoond. Het onderzoek is
herhaalbaar en controleerbaar. Vaak is dit kwantitatief onderzoek, de meest gebruikte
methoden van dataverzameling zijn onder andere het experiment en de enquête.
- Interpretatief: Interpretatief betekent dat je op zoek bent naar de interpretatie, de uitleg
die personen aan een situatie geven, niet slechts naar de ‘kale’ cijfers. Vaak is dit
kwalitatief onderzoek, de meest gebruikte methoden van dataverzameling is een
gevalsstudie (casestudie, verder uitgelegd in hfd. 5)
- Kritisch-emancipatorisch: Het woord kritisch geeft het uitgangspunt weer: betrokkenheid
bij de samenleving. In kritische onderzoek wil men niet alleen kritisch zijn naar de
maatschappij, maar ook naar de eigen onderzoeksresultaten. De onderzoekers in deze
stroming willen bijdragen aan processen in de samenleving die de emancipatie van groepen
bevorderen, vandaar emancipatorisch. Niet uitgesproken of kwalitatief of kwantitatief.
1.4 Kwaliteitscriteria van onderzoek
Er is een aantal criteria in wetenschappelijk onderzoek waaraan iedere onderzoeker zich houdt:
- Onafhankelijkheid: onafhankelijk van voorkeuren en meningen van betrokkenen (zoals
een opdrachtgever of studiebegeleider)
- Toetsbaarheid van uitspraken: een onderwerp, vraag of uitspraak moet toetsbaar zijn.
Dit betekent dat er geen uitspraken worden gedaan als ‘engelen bestaan’ of ‘oranje is de
beste’. Dat zijn uitspraken die niet waar te nemen zijn, ze zijn speculatief en normatief
- Betrouwbaarheid: Toevallige fouten in de opzet en uitvoering van een onderzoek kunnen
de betrouwbaarheid aantasten. Zou je het onderzoek onder andere omstandigheden, in een
andere periode herhalen, dan moet dat tot dezelfde resultaten leiden.
- Informativiteit: Je moet heel goed aangeven dat je alles nauwkeurig omschrijft,
bijvoorbeeld over welke situatie je een uitspraak doet, binnen welke grenzen je onderzoek
zich afspeelt etc.
2
, Samenvatting Wat is onderzoek? van Nel Verhoeven – Babet van der Schot
- Generaliseerbaarheid: onderzoekers willen met hun resultaten uitspraken doen over een
zo groot mogelijke groep personen of situaties. Zij analyseren een specifiek deel van de
‘werkelijkheid’ en doen daarover uitspraken. Zijn deze uitspraken precies volgens alle
voorwaarden getoetst, dan kunnen ze geldig worden verklaard voor een grotere groep of
andere situaties: ze kunnen worden gegeneraliseerd
- Validiteit: validiteit hangt samen met de geldigheid en zuiverheid van de
onderzoeksresultaten. Simpel gezegd: we willen zeker zijn dat we ‘meten wat we meten
willen’ en dat er geen systematische fouten zijn. Bij een intern valide onderzoek kun je de
juiste conclusies trekken. Als je de conclusies uit je onderzoek mag toepassen op een grote
groep personen of zaken, dan heten deze resultaten generaliseerbaar. Dat is de externe
validiteit van het onderzoek.
- Praktische criteria: onderzoek moet efficiënt zijn, bruikbaar zijn etc.
1.5 De onderzoekscyclus
Twee cycli:
- Empirische cyclus: in fundamenteel onderzoek wordt een theorie getoetst of ontwikkeld,
zonder dat daaraan altijd een maatschappelijk probleem aan voorgaat. De onderzoeker
beantwoordt deze kennisvraag met een model of theorie. Vervolgens gaat hij met behulp
van onderzoek toetsen of deze theorie ook werkelijk het antwoord op zijn vraag geeft. Uit
de resultaten van dit onderzoek trekt hij zijn conclusies: óf de theorie is het antwoord op
zijn vraag, óf niet. Dan volgt een nieuw onderzoek met nieuwe vragen etc. Dit proces kun je
zien als een spiraal. Hoe dit proces wordt opgebouwd, doordat een kennisvraag nieuwe
vragen oproept, wordt een PTO-schema genoemd: Probleem, theorie, onderzoek. >
spiraalvorm
- Een cyclus praktijkonderzoek: Bij praktijkonderzoek wordt een afgeleide van de
empirische cyclus gehanteerd. Maar bij cyclus praktijkonderzoek is het meer gericht op
beslissingen en/of veranderingen. Doel van praktijkgerichte cyclus is het bieden van een
kader waarbinnen het oplossen van oplossen van een praktijkprobleem ondersteund wordt.
1.6 Fasen in onderzoek
Fasen binnen praktijkonderzoek (ook wel de werkcyclus genoemd):
1. Probleemanalyse: Er ligt een probleem, een interventie of een diagnose. Hiervoor doe je
vooronderzoek. Doel: bereiken van een goede afbakening van je doel- en vraagstelling
2. Onderzoek ontwerp: Je maakt een ontwerp waarin je de onderzoeksvraag gaat beantwoorden,
welke methoden je gaat gebruiken, hoeveel tijd en welke middelen je daarbij nodig hebt en wie er
bij je onderzoek betrokken zijn. Ook laat je zien welk onderzoeksinstrument je inzet.
3. Dataverzameling: hierin ga je het onderzoek uitvoeren door gegevens te verzamelen
4. Data-analyse: Vervolgens ga je de verzamelde gegevens analyseren kwantitatief of kwalitatief.
5. Rapportage: In deze fase ga je terugkijken (wat heb je onderzocht, welke methoden, heb je
antwoord op de vragen kunnen vinden, welke antwoorden, hoe is het onderzoek te waarderen, zijn
er nog andere onderzoeksmogelijkheden). Vervolgens schrijf je een verslag. Ook is het belangrijk
om stil te staan bij het verloop van het onderzoek (zit je op het goede inhoudelijke spoor, werk je
nog binnen het budget.
Hoofdstuk 2: Aanleiding tot het onderzoek
2.1 Keuze van je onderwerp
Je kunt op een aantal manieren met de keuze voor een onderzoek te maken krijgen:
1. Vrije keuze: je stelt zelf een onderwerp voor
2. Praktijkopdracht: er komt een verzoek van een opdrachtgever om praktijkonderzoek te doen
naar een bepaald probleem
3. Opleidingsprogramma: je bent niet vrij om zelf een onderwerp te zoeken, maar je moet een
keuze maken uit wat je opleiding aanbiedt
2.2 Opdrachtgevers, balans tussen wens en mogelijkheden
Tijdens de eerste opdracht inventariseer je de wensen van de opdrachtgever. Heb je de vragen en
doelen van je opdrachtgever op zak, dan ga je het onderwerp afbakenen. Het doel van deze
afbakening is om de vraag van de opdrachtgever te vertalen naar een onderzoekende vraag.
Daarna schrijf je een onderzoeksvoorstel, hierin vermeld je de vraag van de opdrachtgever en de
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller babetmilou. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.