samenvatting kwalitatieve onderzoeksmethoden in de sociale wetenschappen
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
SPO Pre-master Orthopedagogiek
Kwalitatieve methoden in de sociale wetenschappen
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
IKesko
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 2. Het onderzoeksplan
Onderzoeksplan= Eerste fase van het doen van onderzoek en een systematisch geheel van
methodische beslissingen. Vuistregels voor de voorbereiding: 1) trek 1/3 van de beschikbare
tijd uit voor de eerste onderzoeksfase, 2) doe het niet alleen, maar maak het plan in overleg
met anderen, bij voorkeur ervaren anderen want zij kunnen je behoeden voor fouten die
onherstelbaar blijken te zijn. 2 delen van het onderzoeksplan:
1. Probleemstelling: bestaat uit vraagstelling (wat je wilt onderzoeken), doelstelling
(waarom je wilt onderzoeken) en theoretisch raamwerk (vanuit welk theoretisch
perspectief de vraagstelling wordt beantwoord). Dit komt tot stand na
literatuuronderzoek en vormt de leidraad voor de keuze van onderzoeksmethoden.
2. Onderzoeksontwerp/design: de manier waarop je het onderzoek wilt uitvoeren
Er wordt een plan gemaakt voor de aanpak en uitvoering van onderzoek. Geeft structuur
voor de dataverzameling aan met deze kenmerken: de mate van controle die
onderzoeker nodig heeft, het tijdsperspectief en het aantal momenten van
dataverzameling. Dataverzameling kan middels steekproeftrekking (primaire data) (H5)
of bestaande data (secundaire data) (H9). Voor data verzamelen moeten begrippen uit
de vraagstelling, waarneembaar of bevraagbaar gemaakt worden: operationaliseren (H4).
Bijv. de te meten abstract gedrag omzetten in meetbare variabelen.
Ethische overwegingen zijn voor zowel de probleemstelling als het onderzoeksontwerp
onmisbaar, want de onderzoeker is verantwoordelijk voor de gevolgen van de genomen
beslissingen. De werkwijze en de gevolgen van het onderzoek moeten aanvaardbaar zijn, het
onderzoek mag geen schade berokken aan de participanten. Informed consent: juist en
volledig informeren over het onderzoek bij en duidelijk om toestemming vragen van
participanten. Informed consent niet altijd mogelijk bijv. als dat de resultaten zou
beïnvloeden, dan bekijkt een ethische commissie of het wetenschappelijk belang wel geroot
genoeg is en of en hoe de onderzoekers de deelnemers achteraf informeren (debriefen).
Ethiek bepaalt de vraagstelling en methode. De type vraagstelling bepaalt de keuze van de
methode. Het onderzoeksontwerp wordt ook bepaald door praktische voorwaarden:
beschikbare tijd en geld.
Wijzigen van het onderzoekplan: Het plan mag tussentijds gewijzigd worden als daar goede
redenen voor zijn. Net als dat je routes in je reisplan zult wijzigen bij wegwerkzaamheden of
stakingen in het openbaar vervoer. Dat kan bijv. na een vooronderzoek te doen.
Literatuuronderzoek is een voorbereiding op het onderzoeksplan en kan zowel betrekking
hebben op de inhoudelijke kant (probleemstelling) als op de methodologische kant
(onderzoeksontwerp). Onderzoekers proberen een overzicht te krijgen van de relevante
publicaties die er op hun interessegebied verschenen zijn. State of the art is een uitdrukking
voor de huidige stand van zaken, van technologie, of van kennis. Zo is de State of the art het
hoogste niveau van ontwikkeling, dat op een bepaald tijdstip is bereikt.
Literatuuronderzoek naar voorgaande studies geeft antwoord op de vraag ‘welke kennis is
al bekend?’, ‘welke kennis ontbreekt nog?’, en ‘welke kennis wordt betwist?’
Een vraagstelling kan nadrukkelijk vermeld worden (expliciet) of uit de context gehaald
worden (impliciet). Er zijn 3 soorten: beschrijvend, verklarend en voorspellend.
Beschrijvende vraag overheerst in het explorerende onderzoek als er nog niet veel bekend
is. Ze beginnen vaak met wie/wat/ waar etc. Beschrijvende trendvraagstelling: wanneer er
twee tijdstippen worden vergeleken. Beschrijvende comparatieve vraagstelling: wanneer er
tenminste twee locaties worden vergeleken
,Bij een verklarende vraag wordt gezocht naar verklaringen of oorzaken van een bepaald
verschijnsel. Ze beginnen meestal met waarom/ waardoor etc. Voorspellende vragen
worden gesteld in onderzoeken waarbij men al reeds iets verwacht aan te treffen. Ze
beginne vaak met ‘tot welke….leidt…?’ of ‘wat gebeurt er als gevolg van….’?
Verklarende en voorspellende vraagstellingen zijn causale (oorzakelijke) vraagstellingen ,
wat wil zeggen dat ze opzoek gaan naar de oorzaak van een verschijnsel. Het verschil:
verklaringsvragen beginnen bij het gevolg (‘Wat is de oorzaak van ...?’) en
voorspellingsvragen beginnen bij de oorzaak (‘Wat is het gevolg van ...?’). Deze
vraagstellingen zet je om in hypothesen om te toetsen (H4). Voorwaarden voor een causaal
verband:
1. De oorzaak moet voorafgaan in de tijd aan het gevolg
2. De oorzaak en gevolg moeten duidelijk samenhangen (empirisch waarneembaar en
gecorreleerd)
3. De samenhang kan niet worden ‘weg verklaard’ worden door een derde verschijnsel
dat bepalend is voor zowel de oorzaak als het gevolg.
Raadzaam om terughoudend te zijn met uitspraken over causale relaties/verbanden,
omdat het lastig is om te voldoen aan alle drie voorwaarden. Verder daarover in H5 en 6.
Bij een doelstelling wordt niet alleen aangegeven waarom het onderzoek wordt gedaan,
maar ook wat de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie is van het onderzoek. Bij
de formulering spelen diverse belanghebbenden een rol afhankelijk wie de opdrachtgever is.
Sociale, economische, politieke en culturele omstandigheden beïnvloeden ook de motivatie
en doelstelling. De doelstelling is een vraagstuk over:
o Kennisprobleem: fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, wetenschappelijke
relevantie genoemd, kennisverbreding.
o Praktijkprobleem: toegepast wetenschappelijk onderzoek, maatschappelijke
relevantie, voor wie de resultaten bruikbaar zijn.
Onvoldoende kennis vs. voldoende kennis beschikbaar:
o Explorerend onderzoek: als er weinig kennis of oplossingen voor een probleem
bestaan worden theorieën ontwikkeld (H4) bijpassend design: Grootschalig
veldonderzoek (H5)
o Toetsend onderzoek: er is voldoende kennis of oplossingen voor een probleem en
onderzoekers toetsen of de theorie klopt (H4) bijpassend design: Experiment
(H6) voor causaliteit toetsen en grootschalig veldonderzoek voor samenhang
toetsen.
Vaak is sociaalwetenschappelijk onderzoek gedeeltelijk fundamenteel en gedeeltelijk
toegepast. Fundamenteel onderzoek kan oplossingen geven voor een praktijkprobleem en
toegepast onderzoek kan een bijdrage leveren aan theorievorming.
Het theoretisch raamwerk (H4) is een uitwerking van theoretisch abstracte concepten naar
concrete en waarneembare maatschappelijke verschijnselen. De kernbegrippen uit de
vraagstelling worden nader toegelicht door verschillende definities te bespreken en te
beargumenteren welke definities jij in je onderzoek zal hanteren. Het raamwerk kan
weergegeven worden als een model dat de kern van de vraagstelling weergeeft. Bij
verklarende en voorspellende vraagstellingen geef je aan hoe de door jouw gebruikte
begrippen met elkaar in verband staan: als intermediaire/mediërende of
interacterende/modererende factoren die de verandering tussen variabelen weergeven.
Intermediaire/mediërende/mediators: variabele die de relatie tussen 2 andere variabelen
verklaart. Staat tussen een oorzaak-gevolgrelatie in en verklaart het effect tussen de twee
,variabelen; sprake van een directe relatie. Er is een andere variabele in het spel die het
verband verklaart, dus het verband komt niet door de onafhankelijke variabele! Bijv. het
verband tussen piekeren en buikpijn. Piekeren leidt tot fysiologische stressreacties die
vergroten de kans op buikpijn. Fysiologische stressreacties worden gezien als mediator, de
verklarende variabele tussen piekeren en buikpijn.
Interacterende/modererende/moderators: variabele die de relatie tussen 2 andere
variabelen verandert. Staat indirect tussen een oorzaak-gevolgrelatie; sprake van een
indirecte relatie. is een storende variabele, er kan meer of mindere relatie voorkomen. Het
beïnvloed de relatie tussen 2 variabelen. Je onderzoekt dan een interactie effect. Bijv.:
leeftijd, geslacht. Zegt wat over de effectsize.
Het zijn variabelen waarmee je rekenen dient te houden bij je onderzoek
Bekende indeling data soort: kwantitatief en kwalitatief (H3):
o Kwalitatief onderzoek Ongestandaardiseerde methoden bij dataverzameling.
Onderzoekers participeren in de te bestuderen situatie, open interviews, video’s
bekijken, dagboeken analyseren enzovoort. Met als doel om de gebeurtenissen vanuit
de visie van de betrokken te beschouwen (etnografisch). Onderzoeker is zelf het
onderzoeksinstrument. Het begrijpen van de sociale werkelijkheid staat centraal: eerste
persoonsperspectief, door de ogen van de mensen kijken die worden bestudeert
Achtergrond van deze benadering ligt in de filosofie van de hermeneutiek en
fenomenologie. Hermeneutiek: uitleggen van teksten van Schriftgeleerden.
Fenomenologie: wezenlijke van verschijnselen wordt onderzocht. Achtergronden van
verschijnselen naar voren halen: Holistisch, alle factoren tellen mee, het geheel.
Eenheden worden in zijn geheel bestudeerd. Interviews, participerende observatie,
focusgroepen, meerdere waarnemingsmethoden worden gebruikt
o Kwantitatief onderzoek gestandaardiseerde vragenlijst, zintuigelijke waarneming is het
antwoord op een van de vragen uit de lijst. Variabelen van onderzoekseenheden
worden in kaart gebracht. Waardevrij moet de onderzoeker zich opstellen: derde
persoonsperspectief, kijken en observeren, onderzoeker participeert niet in het
onderzoek. Geprobeerd wordt de succesvolle aanpak van natuurwetenschappen over te
nemen binnen de sociale wetenschappen: Herhaalbaarheid van het onderzoek en
controleerbaarheid van de omstandigheden waaronder het onderzoek wordt
uitgevoerd. Waarnemingen/bevindingen dienen algemeen te zijn, dat het voor zoveel
mogelijk gevallen geld, waardoor voorkeur uit gaat naar zoveel mogelijk
eenheden/individuen om te kunnen generaliseren naar de gehele populatie.
o Mixed methods: gemengd onderzoek met kwantitatieve en kwalitatieve componenten
Deze benaderingen worden ook wel paradigma’s genoemd. Kwalitatief onderzoek is meer
flexibel in de zin dat er naast een aantal van te voren bedachte onderwerpen op de
vragenlijst, respondenten ook onderwerpen kunnen aandragen en daarop kunnen ingaan.
Als onderzoeker maak je zelf ter plekke een selectie van gebeurtenissen, voorvallen,
opmerkingen en gedrag waarover je aantekeningen of veldnotities wilt maken. In
kwantitatief onderzoek gebruik je eerder een observatieschema waarop exact staat op welk
gedrag gelet wordt en hoe dat moet worden geregistreerd.
Beschrijvend vs. causaliteit: een grootschalig veldonderzoek (H5) of het gebruik maken van
bestaande data (H9) is geschikt voor beschrijvende vraagstellingen. Experiment (H6) is
geschikt voor causale vraagstellingen waarbij je probeert confounding factors, die de relatie
tussen variabelen van invloed zijn, onder controle te krijgen. Gecombineerde methoden/
mixed methods design is ook mogelijk bij een combinatie van deze vraagstellingen.
Data-analyse plan bij een grootschalig veldonderzoek en experiment bestaat uit
statistische analyses. Het gaat om het opsporen van kenmerken waarin groepen van elkaar
, verschillen en om verbanden tussen kenmerken/verschijnselen; welke correlaties je gaat
uitrekenen; hoe je twee gemiddelden met elkaar gaat vergelijken; voor welke proporties je
betrouwbaarheidsintervallen gaat berekenen.
Moment van dataverzameling, heden vs. verleden: dataverzameling over het verleden,
retrospectief onderzoek. Data van personen bij dit onderzoek kunnen herinneringen
problematisch zijn, omdat het geheugen selectief is. Prospectief onderzoek,
dataverzameling over de toekomst. Een experiment is daar een voorbeeld van. Combinatie
van de twee, retrospectieve-prospectieve opzet is ook mogelijk.
Aantal momenten dataverzameling. Op één moment, grootschalig veldonderzoek. Op een
aantal momenten onderzoek herhalen bij verschillende mensen, longitudinaal onderzoek,
doel om na te gaan of er sprake is van een verschuiving of ontwikkeling, kijken naar een
effect. Op een aantal momenten met dezelfde mensen onderzoek herhalen,
panelonderzoek.
Continue, zoals realtime, bijv. met een stappenteller. Meer intensievere perioden,
participerende observatie waarbij de onderzoeker langere tijd in het onderzochte veld
aanwezig is.
Onderzoekseenheden zijn de ‘wie’ en ‘wat’ die onderzocht worden en waarover in de
specifieke onderzoeksvragen en/of hypothesen een uitspraak wordt gedaan. Afhankelijk van
de onderzoeksvraag gaat om objecten, subjecten (onderwerp/persoon),
deelnemers/participanten de afhankelijke variabele
Onderzoekskenmerken zijn de eigenschappen van deze personen of objecten, die
kenmerken kunnen variëren dus heten ze variabelen. Variabele = onderzoekskenmerk
omgezet in meetbare termen/elementen, bijv.: geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, IQ. Dus
‘man’, ‘vrouw’ is geen variabele. Een variabele varieert en heeft meerdere opties, daarom is
‘geslacht’ een variabele. ‘Man’ en ‘vrouw’ is hoe je de variabele ‘geslacht’ is uitgeschreven.
Afhankelijke variabele: variabele waarover voorspelling wordt gedaan / uitkomst van de
meting. Onafhankelijke variabele: variabele die gebruikt wordt om voorspellingen op te
baseren /factor waarvan je gaat meten of deze een verandering veroorzaakt bij de
afhankelijke variabele. Bijv.: onderzoek over de invloed van het drinken van alcohol op
tentamenresultaten. Afhankelijke variabele: tentamenresultaten. Onafhankelijke variabele:
percentage/hoeveelheid alcohol.
Protocol controleerbaarheid van onderzoek zijn beschrijvingen opgenomen:
De wijze waarop: de data is verzameld, de analyse eenheden zijn verkregen, de data zijn
verkregen, de kwaliteit van verzamelde data, de vindplaats van de ruwe verzamelde data, de
aard van alsook de ruwe data zelf, de middelen waarmee de ruwe dat zijn geanalyseerd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller IKesko. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.