Routes van het recht: over de rechtspsychologie.
Literatuur week 1:..............................................................................................................2
H1: Over de rechtspsychologie.....................................................................................................2
H2: Klassieke experimenten in de rechtspsychologie....................................................................3
H20: Waarschijnlijkheidsargumentatie in het strafproces............................................................4
H21: het deskundigenbewijs van de rechtspsycholoog.................................................................7
H24: Het geheugen van getuigen: herinneren, vergeten en vergissen..........................................8
H47: Rechterlijke dwalingen.......................................................................................................12
Literatuur week 2:............................................................................................................16
H18: Over tunnelvisie.................................................................................................................16
H19: Heuristieken.......................................................................................................................18
H43: Schuld toedelen en boete doen..........................................................................................20
H45: Invloeden op de rechterlijke beslissing...............................................................................24
H46: De invloed van stereotypering op beslissingen in de strafrechtketen.................................27
Literatuur week 3:............................................................................................................30
H37: Universele problemen met leugendetectie.........................................................................30
H38: Leugendetectie met de polygraaf.......................................................................................32
H40: Leugendetectie door te letten op non-verbaal gedrag........................................................35
Literatuur week 4:............................................................................................................36
H26: Suggestie tijdens het verhoor.............................................................................................36
H31: Het proces-verbaal van verdachtenverhoor.......................................................................39
H32: Verhoren op audio en video...............................................................................................41
H33: Het verhoren van verdachten.............................................................................................42
H35: Valse bekentenissen...........................................................................................................45
Literatuur week 6:............................................................................................................48
H15: Identificatie........................................................................................................................48
H16: Getuigen helpen herkennen: signalementen, compo’s en vermommingen........................52
H25: Het interviewen van getuigen............................................................................................54
H28: Hervonden herinneringen..................................................................................................56
,Literatuur week 1:
- H1: over de rechtspsychologie
- H2: klassieke experimenten in de rechtspsychologie
- H20: waarschijnlijkheidsargumentatie in het strafproces
- H21: het deskundigenbewijs van de rechtspsycholoog
- H24: het geheugen van getuigen: herinneren, vergeten en vergissen
- H47: rechterlijke dwalingen
- H17: de waarde van bewijs (reizen met mijn rechter) > pp. 342-346 > document op Brightspace
H1: Over de rechtspsychologie
De grondlegger van de rechtspsychologie is William Stern. Stern kwam uit de stal van de geheugenpsycholoog
Hermann Ebbinghaus.
Terwijl Ebbinghaus vooral geïnteresseerd was in de algemene principes die het menselijke
herinneringsvermogen sturen, had Stern de ambitie om die kennis toe te passen op getuigenverklaringen.
Het onderzoeksprogramma dat hij rond de vorige eeuwwisseling formuleerde, noemde hij Aussagepsychologie
(psychology of testimony).
In de VS was het Hugo Munsterberg die zich probeerde op te werpen als pionier van psychology and law. Zijn
pogingen waren onhandig, omdat hij bijvoorbeeld in zijn boek On the Witness Stand vergat duidelijk te maken
hoezeer hij schatplichtig was aan Stern. Ook ging hij zich in dat boek te buiten aan allerlei malicieuze
kwalificaties van juristen. In de handen van Munsterberg werd de rechtspsychologie psychology against law.
De rechtspsychologie in Nederland heeft een duidelijk begin: de zomer van 1909. Toen voerde de Groninger
hoogleraar Simon van der Aa een Wirklichkeitsversuch uit in zijn collegezaal. Er ontstond een vechtpartij en hij
vroeg de studenten hun waarnemingen op papier te zetten. De beschrijvingen liepen nogal uiteen. Hiermee
demonstreerde Simon de feilbaarheid van getuigen.
Daarna kwam in 1977 de publicatie van ‘Een theorie over rechterlijke beslissingen’ van Crombag, Wijkerslooth
en Cohen. Daarmee begonnen zij in de Nederlandse rechtspsychologie een rode draad die steeds een prominente
plaats heeft behouden: het onderzoek naar rechterlijke beslissingen.
De meeste commotie veroorzaakte de publicatie van ‘Dubieuze zaken’ door Crombag, van Koppen en
Wagenaar. Zij analyseerden fouten die bij rechterlijke besluitvorming waren gemaakt.
In 2003 publiceeerde van Koppen een rechtspscyhologische reconstructie van de Schiedammer Parkmoord. Hij
maakte een analyse dat Borsboom onschuldig was. De latere ontwikkelingen in die zaak bevestigde de juistheid
van de analyse van van Koppen.
Een van de fenomenen waarvan van Koppen in zijn reconstructie ruimschoots aandacht besteedde was
tunnelvisie bij de politie, OM en rechters in het vergaren, selecteren en wegen van bewijs.
Na het debacle van de Schiedammer parkmoord kwam de minister van justitie met een verbeterplan voor het
werk van de politie: het Programma Versterking Opsporing en Vervolging (PVOV). Daarin neemt het
voorkomen van tunnelvisie een prominente plaats in.
,H2: Klassieke experimenten in de rechtspsychologie
In een klassiek experimenteel ontwerp (design) is er sprake van een voormeting en een nameting met
daartussenin bij de experimentele groep een manipulatie (interventie); bij de controlegroep blijft die manipulatie
achterwege. Doordat personen at random worden toegewezen aan een experimentele groep/controlegroep, zijn
er geen systematische verschillen in de samenstelling van die groepen die van invloed zouden kunnen zijn op de
uitkomstmaat.
Door zich zo nauwkeurig en zuiver te kunnen richten op specifieke effecten is de interne validiteit van
experimenten dan ook hoog te noemen. Daar staat tegenover dat de externe validiteit (de generaliseerbaarheid)
van experimenten relatief beperkt is.
Strikt genomen moeten experimenten die afwijken van het klassieke design quasi-experimenten worden
genoemd.
Eyewitness Testimony is wellicht het meest invloedrijke boek in de rechtspsychologie (Lftus).
Studies:
- Veranderingsblindheid: de deurstudie
- Valse bekentenissen: het alt-toets experiment
Bronverwarring/ source monitoring error: de foutieve afweging wordt gemaakt als wordt beslist of de beelden
zijn gebaseerd op fantasie (een interne bron van kennis) of op waarneming (een externe bron).
, H20: Waarschijnlijkheidsargumentatie in het strafproces
De meeste rechters denken niet in kansen als ze zich een overtuiging vormen, maar er is een invloedrijke school
van rechtsgeleerden en kans rekenaars die vinden dat ze dat wel zouden moeten doen. Die school – de
Bayesiaanse bewijswaardering – schetst het volgende beeld van de rechterlijke taak:
Bij de aanvang van de zaak heeft de rechter een zekere initiële overtuiging dat de verdachte het ten laste gelegde
heeft begaan, ofwel de rechter geloofd dat er een zekere initiële kans is dat de verdachte het heeft begaan. Dan
bestudeert de rechter een aangedragen bewijsmiddel, en vraagt zich af:
(1) Wat is de kans dat hij dit bewijsmiddel zou aantreffen als de verdachte het ten laste gelegde heeft
begaan,
(2) Wat is de dat het bewijsmiddel wordt aangetroffen als de verdachte het ten laste gelegde niet heeft
begaan.
Die twee kansen worden conditionele kansen op het bewijsmiddel genoemd. Vervolgens integreert hij die drie
kansen – de initiële kans en de beide conditionele kansen – en komt tot een finale overtuiging in de vorm van
een finale kans dat de verdachte het ten laste gelegd heeft gedaan.
Is die kans in zijn ogen groot genoeg, dan veroordeelt hij, anders spreekt hij vrij. Voor dat integreren bestaat een
handig hulpmiddel, de regel van Bayes.
In dit hoofdstuk zal worden betoogd dat de visie van de Bayesiaanse bewijswaarderingsschool op wat de rechter
behoort te doen onjuist is.
Formulering van een deskundige: ‘de bevindingen van het onderzoek aan de hand van het geselecteerde
beeldmateriaal zijn veel waarschijnlijker als de daarop afgebeelde persoon dezelfde persoon is als de persoon op
de foto, dan als het een ander persoon betreft.’
In een strafzaak heeft de rechter drie taken:
(1) Nagaan of door de officier van justitie aan de verdachte ten laste gelegde feiten door de verdachten zijn
gepleegd;
(2) Nagaan of dat strafbaar is en of de verdachte zulks kan worden toegerekend;
(3) En indien deze twee vragen bevestigend zijn beantwoord, besluiten welke straf hij oplegt.
Meestal is het eerste punt, het bewijsprobleem, nauwelijks een probleem. Een enkele keer echter wel. Denk aan
het geval van bijvoorbeeld tegensprekende getuigen.
De rechter moet dan nagaan of hij tot de overtuiging komt dat de feiten zich hebben voorgedaan. Indien die
overtuiging bij hem postvat, schuift de rechter eventueel nog resterende twijfel als te vergezocht terzijde. In het
Angelsaksische rechtssysteem worden dan verwoord door te spreken van het vaststellen dat verdachte het ten
laste gelegde heeft begaan beyond reasonable doubt.
Positieve en negatieve argumentatie:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bentekoopmans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.57. You're not tied to anything after your purchase.