Anatomie en fysiologie van zwangerschap en endocriene pancreas, pathologie van tractus digestivus en tractus genitalis
10 views 0 purchase
Course
Anatomie, Fysiologie En Pathologie
Institution
Hogeschool Zuyd (HZ)
Leerstof voor anatomie, fysiologie en pathologie module 5 van Zuyd Hogeschool (wellicht ook andere scholen). Bevat leerstof uit het boek van anatomie en fysiologie zwangerschap en endocriene pancreas en pathologie over tractus genitalis en tractus digestivus. Bevat daarnaast samenvattingen.
Leerstof boek anatomie, fysiologie
en pathologie module 5
Anatomie en fysiologie zwangerschap
De ontwikkeling is een continu proces, vanaf de bevruchting tot aan de volwassenheid.
De tijd staat niet stil, de zuigeling van vandaag is de volwassene van morgen. De geleidelijke verandering
van lichaamsdelen en fysiologische kenmerken tijdens de periode vanaf de bevruchting tot de
volwassenheid wordt ontwikkeling genoemd. De veranderingen zijn zeer omvangrijk: wat begint als één
enkele cel die maar weinig groter is dan de punt aan het einde van deze zin, groeit uit tot een
volwassene met een lichaam dat uit triljoenen cellen bestaat, die tot weefsels, organen en
orgaanstelsels zijn georganiseerd. De vorming van verschillende celtypen worden differentiatie
genoemd. Differentiatie vindt plaats door selectieve veranderingen van de genetische activiteit.
Naarmate de ontwikkeling doorgaat, worden bepaalde genen uitgeschakeld en andere aangeschakeld.
In elk van de celtypen worden andere genen aan- of uitgeschakeld. De ontwikkeling bestaat uit: (1) de
deling en differentiatie van cellen en (2) de veranderingen waarbij de anatomische structuren worden
gevormd en gewijzigd. De ontwikkeling begint bij de bevruchting, of conceptie, wanneer de mannelijke
en de vrouwelijke gameet versmelten. We kunnen de ontwikkeling in verschillende perioden verdelen.
De embryonale ontwikkeling bestaat uit processen die plaatsvinden tijdens de eerste twee maanden na
de bevruchting. Het bestuderen van deze processen in het ontwikkelende organisme of embryo worden
embryologie genoemd. Na twee maanden wordt het embryo in ontwikkeling een foetus. De foetale
ontwikkeling begint bij het begin van de negende week en gaat door tot de geboorte. Samen worden de
embryonale en foetale ontwikkeling de prenatale (natus, geboorte) ontwikkeling genoemd. De
postnatale ontwikkeling begint bij de geboorte en gaat door tot de volwassenheid, het stadium van de
volledige ontwikkeling of voltooide groei. Hoewel alle mensen dezelfde ontwikkelingsstadia doormaken,
ontstaan duidelijk verschillende, individuele kenmerken als gevolg van verschillen in genetische aanleg.
Onder erfelijkheid wordt de overdracht van genetisch bepaalde kenmerken van generatie of generatie
verstaan. Genetica is het bestuderen van de mechanismen die verantwoordelijk zijn voor de overerving.
De gestatie bestaat uit drie fasen van de prenatale ontwikkeling: het eerste, tweede en derde
trimester.
Tijdens de prenatale ontwikkeling ontstaat uit één enkele cel uiteindelijk een zuigeling van drie tot vier
kg. De periode waarin de prenatale ontwikkeling plaatsvindt, wordt de periode van gestatie, of
zwangerschap, genoemd. De gestatie duurt negen maanden en vindt in de uterus (baarmoeder) plaats.
Voor het gemak wordt de prenatale ontwikkeling meestal in drie trimesters ingedeeld, die elk drie
maanden duren:
1. Het eerste trimester is de periode van de embryonale en vroege foetale ontwikkeling. Tijdens
deze periode ontstaan alle belangrijke orgaanstelsels.
, 2. In het tweede trimester vindt vooral de ontwikkeling van organen en orgaanstelsels plaats tot
deze bijna zijn volgroeid. De lichaamsverhoudingen van de foetus veranderen, en tegen het
einde van het tweede trimester is duidelijk een menselijke vorm te herkennen.
3. Het derde trimster wordt gekenmerkt door een snelle groei van de foetus. Vroeg in het derde
trimester worden de meeste van de belangrijkste orgaanstelsels volledig functioneel. Een
zuigeling die één of zelfs twee maanden te vroeg geboren wordt, heeft een redelijke kans te
overleven.
Klievingsdelingen, innesteling, placentatie en embryogenese zijn de belangrijkste gebeurtenissen van
het eerste trimester.
Op het moment van de bevruchting is de bevruchte eicel één enkele cel met een diameter van ongeveer
0,135 mm en het gewicht van ongeveer 150 milligram. Tegen het einde van het eerste trimester is de
foetus ongeveer 75 mm lang en weegt ongeveer 14 gram. Deze toename van lengte en gewicht gaat
gepaard met veel complexe en noodzakelijke processen. Omdat deze processen zo complex zijn, is het
eerste trimester misschien wel de gevaarlijkste periode van het prenatale leven: slechts bij ongeveer
veertig procent van de bevruchtingen ontstaan embryo’s die deze periode overleven. Om deze reden
krijgen zwangere vrouwen het advies tijdens het eerste trimester geen geneesmiddelen in te nemen en
andere vormen van belasting te vermijden.
Klievingsdelingen en vorming van de blastocyste:
Klievingsdelingen zijn een reeks celdelingen die onmiddellijk na de bevruchting beginnen. Bij dit proces
worden steeds meer genetisch identieke dochtercellen gevormd die elk steeds kleiner worden, de
zogenoemde blastomeren (blast, voorloper + meros, deel). Bij de eerste klievingsdeling ontstaan twee
dochtercellen die elk half zo groot zijn als de oorspronkelijke zygote. De eerste deling is ongeveer dertig
uur na de bevruchting voltooid en de volgende celdelingen vinden plaats met tussenpozen van tien tot
twaalf uur. Gedurende de klieving wordt de zygote een pre-embryo. Na drie dagen van klievingsdelingen
is het pre-embryo, dat nu aan het einde van het oviduct is beland, een massief bolletje van cellen dat op
een moerbei lijkt. Dit stadium wordt de morula genoemd (morula, moerbei). Gedurende de volgende
twee dagen, als het embryo de cavum uteri (baarmoederholte) binnengaat, vormen de blastomeren een
blastocyste, een holle bol met een binnenste holte die de blastocoele wordt genoemd. In dit stadium
worden verschillen tussen de blastomeren van de blastocyste zichtbaar. De buitenste laag, het buitenste
omhulsel van de blastocoele, wordt de trofoblast genoemd. Zoals de naam aangeeft: trofo, voedsel +
blast, voorloper, biedt deze cellaag voeding voor het zich ontwikkelende embryo. Een tweede groep
cellen, de embryoblast, ligt bij elkaar in een gedeelte van de blastocyste. In de loop van de tijd zal hieruit
het embryo ontstaan. Gedurende deze tijd wordt de zona pellucida afgestoten. De blastocyste komt nu
in contact met de vloeistof in de baarmoederholte. Deze vloeistof, die rijk is aan glycogeen, die door de
klieren in het endometrium (baarmoederslijmvlies) wordt afgegeven, voorziet de blastocyste van
voedingsstoffen. Als de blastocyste volledig is ontwikkeld, maakt hij contact met het endometrium; op
dat moment stoppen de klievingsdelingen en begint de innesteling.
Innesteling:
De innesteling begint wanneer het oppervlak van de blastocyste dat het dichtste bij de embryoblast ligt,
zich hecht aan de bekleding van de uterus. Bij het contactoppervlak ondergaan de oppervlakkig gelegen
cellen snelle celdelingen, waardoor de trofoblast verschillende cellagen dik wordt. De cellen die het
,dichts bij de binnenkant van de blastocyste liggen, blijven intact en vormen een laag die de cellulaire
trofoblast wordt genoemd. Nabij de baarmoederwand verdwijnen de celmembranen tussen de cellen
van de trofoblast, waardoor een laag cytoplasma ontstaat die verscheidene celkernen bevat. De
buitenste laag, die de syncytiotrofoblast wordt genoemd, maakt een pad vrij door het epitheel van de
baarmoederwand. Eerst ontstaat hierdoor een opening in de baarmoederbekleding, maar door deling
en migratie van epitheelcellen wordt het oppervlak al snel gerepareerd. Tegen dag 10 is dit herstel
compleet en is de blastocyste niet langer in contact met de baarmoederholte. De verdere ontwikkeling
vindt geheel plaats binnen de functionele laag van het endometrium. In de meeste gevallen vindt de
innesteling plaats in de fundus of elders in de baarmoeder. Bij een ectopische zwangerschap vindt de
innesteling niet in de baarmoeder plaats, maar ergens anders, bijvoorbeeld een van de oviducten.
Ongeveer 0,6% van de zwangerschappen is ectopisch; deze zwangerschappen leveren geen
levensvatbaar embryo op en zijn mogelijk levensbedreigend voor de moeder. Tijdens de innesteling blijft
de syncytiotrofoblast in het omringende endometrium uitgroeien. Door het verdwijnen van klieren van
de baarmoederwand komen voedingsstoffen vrij die door de trofoblast worden opgenomen en via
diffusie naar de embryoblast worden getransporteerd. Deze voedingsstoffen leveren de energie die
nodig is om de eerste stadia van de embryonale ontwikkeling te ondersteunen. Uitstulpingen van de
trofoblast groeien uit, zodat ze rond capillairen in het endometrium komen te liggen. Als de wanden van
de capillairen worden afgebroken, begint bloed van de moeder door kanalen in de trofoblast te
stromen, de zogenoemde bloedruimten of lacunae. Vingervormige villi steken vanaf de trofoblast in het
omringende endometrium uit; deze uitstulpingen worden geleidelijk groter en complexer naarmate de
ontwikkeling doorgaat.
Vorming van de amnionholte:
Tegen de tijd van de innesteling heeft de embryoblast zich van de trofoblast losgemaakt. De
scheidingslijn wordt geleidelijk groter, waardoor een met vloeistof gevuld compartiment ontstaat, de
zogenoemde amnionholte. Als de amnionholte voor het eerst ontstaat, worden cellen van de
embryoblast tot een ovale plaats georganiseerd die twee cellagen dik is: een oppervlakkig gelegen laag
die naar de amnionholte is gericht en een dieper gelegen laag die in contact staat met de vloeistof in de
blastocoele.
Gastrulatie en het ontstaan van de kiembladen:
Op dag 12 begint een derde laag cellen te ontstaan tussen de oppervlakkige en de diepe cellagen van de
binnenste celmassa, en proces dat gastrulatie wordt genoemd. De oppervlakkige laag wordt ectoderm
genoemd, de diepe entoderm en de migrerende cellen mesoderm.
De vorming van de vruchtvliezen:
De drie kiembladen vormen ook vier vruchtvliezen die de ontwikkeling van embryo en foetus
ondersteunen: de dooierzak, het amnion, de allantoïs en het chorion. Bij volwassen orgaanstelsel zijn
nog maar weinig sporen van deze vliezen over.
Dooierzak:
Het eerste vruchtvlies dat ontstaat, is de dooierzak. De dooierzak, die al op de tiende dag na de
bevruchting aanwezig is, vormt een blaas binnen de blastocoele. Als de gastrulatie doorgaat, migreren
, mesodermcellen rond deze blaas en voltooien de vorming van de dooierzak. Al snel ontstaan bloedvaten
binnen het mesoderm en de dooierzak wordt een belangrijke plaats voor de vorming van bloedcellen.
Amnion:
Het amnion bestaat uit ectoderm en mesoderm. Eerst verspreiden ectodermcellen zich over het
binnenste oppervlak van de amnionholte en al snel daarna volgen mesodermcellen die een tweede,
buitenste laag vormen. Als het embryo en later de foetus groter wordt, blijft het amnion groeien,
waardoor de amnionholte groter wordt. het amnion bevat het vruchtwater dat het embryo en de foetus
omgeeft en het tegen schokken beschermt.
De allantoïs:
De allantoïs is een blaas van endoderm en mesoderm die zich vanuit het embryo uitstrekt. Uit de basis
van de allantoïs ontstaat later de urineblaas. In de allantoïs hoopt zich een deel van de kleine
hoeveelheid urine op die tijdens de embryonale ontwikkeling door de nieren wordt gevormd.
Het chorion:
Het chorion ontstaat wanneer migrerende mesodermcellen een laag vormen onder de trofoblast,
waardoor deze van de blastocoele wordt gescheiden. In het begin van de innesteling kunnen de
voedingsstoffen die door de trofoblast worden opgenomen de embyroblast gemakkelijk via diffusie
bereiken. Maar als het embryo en de trofoblast groter worden, neemt de afstand tussen de structuren
toe. Diffusie alleen is niet voldoende om in de behoefte van het embryo te voorzien. Nu beginnen in het
mesoderm van het chorion bloedvaten te ontstaan, waardoor een hogesnelheidslijn voor
voedingsstoffen wordt aangelegd die het embryo met de trofoblast verbindt.
Placentatie:
De placenta is een tijdelijke structuur in de baarmoederwand die een plaats biedt voor uitwisseling van
componenten tussen de bloedsomloop van de foetus en de moeder. Placentatie of placentavorming,
vindt plaats wanneer bloedvaten ontstaan in het chorion rond de buitenkant van de blastocyste. Tegen
de derde week van de ontwikkeling loopt het mesoderm langs alle villi van de trofoblast, waardoor
chorionvlokken ontstaan die tegen de weefsels van de moeder aan liggen. In elk van de villi ontstaan
embryonale bloedvaten en de bloedsomloop door deze chorionvaten begint rond het begin van week
drie wanneer het hart begint te kloppen. Deze villi blijven groeien en vertakken zich, waardoor een
complex netwerk binnen het endometrium ontstaat. wanden van bloedvaten worden nog steeds
afgebroken en bloed van de moeder stroomt langzaam door de bloedruimten. Bloedvaten van het
chorion lopen hier vlak langs en gassen en voedingsstoffen diffunderen vanuit de embryonale
bloedsomloop naar de bloedsomloop van de moeder en andersom door de lagen van de trofoblast.
Aanvankelijk is de gehele blastocyste door chorionvlokken omgeven. Het chorion blijft groeien en zet uit
als een ballon binnen het endometrium; tegen week vier zijn het embryo, de amnion en de dooierzak
opgehangen binnen een groeiend, met vocht gevuld compartiment. De hechtsteel, de verbinding tussen
het embryo en het chorion, bevat de distale gedeelten van de allantoïs en bloedvaten die bloed naar en
van de placenta vervoeren. De dunne verbinding tussen het endoderm van het embryo en de dooierzak
wordt de dooiersteel genoemd. Tegen het einde van het eerste trimester komt het embryo verder van
de placenta af te liggen. De dooiersteel en de hechtsteel beginnen te vergroeien, waardoor een
verbindingssteel ontstaat. tegen week tien drijft de foetus vrij binnen de amnionholte. De foetus blijft
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noadekoning03. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.87. You're not tied to anything after your purchase.