Gedragsproblemen in de klas in het basisonderwijs Werkboek
In deze samenvatting heb ik het boek Gedragsproblemen in de klas in het basisonderwijs van Anton Horeweg samengevat. Omvat voor een groot deel te tentamenstof voor het tentamen kennis passend onderwijs in jaar 3 van de pabo op Inholland.
Gedragsproblemen in de klas in het basisonderwijs
Hoofdstuk 1: Gedragsproblemen in de klas
Probleemgedrag
Verschil tussen een gedragsstoornis en -probleem:
- Bij een gedragsstoornis is het probleem niet te verhelpen. De oorzaak zit in de
genen of in de neurologie; het probleem zit in de aanleg of rijping van het
zenuwstelsel of in de bouw van de hersenen. Je wordt met een stoornis geboren.
De problemen houden langere tijd aan en er zijn vaak meerdere problemen
tegelijkertijd. Een stoornis is in principe permanent, je moet ermee leren leven.
Een stoornis is de oorzaak van de problemen.
- Een gedragsprobleem zit niet in je als je geboren wordt, het ontstaat door
verkeerde interactie tussen kind en omgeving. Een gedragsprobleem is
situationeel bepaald en is gebonden aan iets uit de omgeving (trauma of een
slechte opvoeding bijvoorbeeld); een gedragsprobleem is het gevolg van iets.
Kijken naar gedragsproblemen: een tweedeling
Externaliserend probleemgedrag is gedrag wat veel wordt opgemerkt, wordt als
lastig beschouwd:
- Dwars, dwingend, onrustig, brutaal
- Agressief, dominant, niet sociaal, niet eerlijk en regels schendend.
- Druk, ongeconcentreerd, over beweeglijk en impulsief.
- Wisselende buien, onvoorspelbaar, explosief, angstig, snel beledigd.
- Weinig motivatie, slechte werkhouding.
Internaliserend probleemgedrag is gedrag wat bijna niet opvalt, ze worden niet altijd
herkend als probleemgedrag:
- Ze maken zeer moeilijk contact, zijn niet communicatief en eenzijdig gericht.
- Ze zijn stil, gesloten, angstig, hebben weinig aansluiting en zijn passief en somber.
- Ze zijn heel onzeker, hebben weinig zelfvertrouwen, zijn heel faalangstig en zijn
dwangmatig in gewoonten.
Hoe ontstaat probleemgedrag?
Probleemgedrag is niet enkel vanuit het kind, er moet gekeken worden naar de
omgeving. Dus niet alleen ‘’Wat moet het kind veranderen?’’ maar ook ‘’Wat moet er in
de omgeving veranderen?’’. Veel modellen, zoals bijvoorbeeld het meervoudig
risicomodel van Van der Ploeg, gaan ervan uit dat in de omgeving van het kind een
aantal factoren een extra groot risico vormt en het probleemgedrag kan veroorzaken.
Denk hierbij aan de gezinssituatie, omgeving, vrienden en persoonlijkheid. Deze factoren
kunnen overigens ook als beschermende factoren werken bij een probleem. Het geheel
moet worden gezien als een systeem: kind-leerkracht-situatie. De situatie hierbij is een
grootbegrip, het kan bijvoorbeeld de klassen- of de thuissituatie zijn. De leerkracht heeft
vaak weinig tot geen invloed op deze situatie, dit onderdeel van het systeem kan dus niet
worden veranderd. Het kind zelf is vaak ook lastig te veranderen; de leerkracht blijft over.
De leerkracht is een volwassenen en een professional die zijn gedrag zou moeten/kunnen
aanpassen waardoor het systeem (vaak) weer goed begint te werken. Het kind zal echter
ook bepaalde vaardigheden moeten leren die hij nu nog niet bezit, zodat hij in de
toekomst beter in het systeem kan werken.
De rol van de leerkracht
,Wat kan de leerkracht veranderen of doen voor de omgang gedragsproblemen en -
stoornissen?
- Ga in gesprek met het kind en zoek uit waarom het kind dwarsligt. In dit gesprek
praat vooral het kind en niet de leerkracht, de leerkracht luistert en vraagt.
- Bekijk of de gedragsproblemen voortkomen uit het niet goed op orde hebben van
je klassenmanagement.
- Zet in op de relatie met kinderen, praat veel met de kinderen.
- Relativeer ongewenst gedrag. Het is ‘verkeerd’ gedrag en jouw taak om het kind
betere alternatieven te leren.
- Let op je taalgebruik. Gebruik geen woorden zoals altijd, nooit, iedereen en
niemand als je praat over gedrag. Gebruik de woorden nog (niet) en al: het lukt je
nu al een stuk beter om te communiceren of ik zie dat het je nog niet lukt om stil
te zitten, maar …
- Zorg dat je voorspelbaar handelt. Vertel wat je gaat doen en doe dit dan ook echt.
Reageer en handel consequent. Laat kinderen van tevoren weten welke
consequentie er aan gedrag zit.
- Oefen positieve controle uit, benoem het positieve en geef veel complimentjes.
- Geef kinderen (gedeeltelijk) autonomie.
- Wees je bewust van je rol; de leerkracht is rolmodel voor de kinderen.
- Groet alle kinderen in de ochtend bij de deur, dit zorgt voor verbinding.
- Bekijk zo nu en dan hoe de kinderen kijken (boos, verdrietig, blij) en speel
daaropin.
- Bewaak de relaties tussen de kinderen onderling.
- Zorg voor een duidelijke, voorspelbare omgeving.
- Zorg voor voorspelbare lessen.
- Zorg dat je goed volgbaar bent voor de kinderen.
- Geef de groep de verantwoordelijkheid door bijvoorbeeld samen groepsregels op
te stellen.
- Als een regel niet wordt gevold, vraag je zelf dan eerst af of de regel wel duidelijk
genoeg is.
- Zorg dat de kinderen veel succeservaringen opdoen en benoem deze successen.
- Spreek je (hoge) verwachtingen van de groep uit.
- Behandel iedereen gelijkwaardig, maar niet gelijk.
- Benoem de dingen die goed gaan en beloon dit, erken positief gedrag en beloon
dit.
- Signaleer leerproblemen op tijd en pak deze aan.
- Benut het begin van het schooljaar en wees actief in het vormen van een positieve
groep, beïnvloedt het groepsproces.
Fases die de groep aan het begin van het schooljaar doormaakt:
1. Forming: de groepsleden kennen elkaar nog niet of de groepsleden weten niet of
alles bij het oude is gebleven. Het is een verkenningsfase, in deze fase is de groep
heel rustig. De kinderen zijn meer bezig met zichzelf en hoe ze overkomen op
anderen.
2. Storming: de groepsleden weten inmiddels beter wat ze van elkaar kunnen
verwachten; ze kunnen zich gaan profileren. De groep is rumoerig, er zijn
botsingen en ruzietjes. De hiërarchie wordt bepaald.
3. Norming: de leiders die in de vorige fase naar boven kwamen drijven, bepalen
hoe er in de groep met elkaar wordt omgegaan; zij bepalen de ongeschreven
regels.
4. Performing: de groep is klaar voor het werken.
5. Termination: de groep nadert het einde van het jaar. De meeste zullen dat
jammer vinden en het kan daarom zijn dat ze gaan mopperen op alles en
, iedereen. Ook kunnen groepjes gaan klitten of er kan een normvervaging
optreden.
Als er toch gedragsproblemen voorkonen
Stap 1: informatie verzamelen over het gedrag (de gedragsfunctieanalyse)
Om een zo objectief mogelijk beeld te krijgen kun je de volgende vragen proberen te
(laten) beantwoorden.
- Welk concreet gedrag laat het kind zien?
- Wanneer laat het kind dat gedrag zien?
- Past het gedrag bij de leeftijd van het kind?
- Bij welke lessen speelt het ongewenste gedrag een rol?
- Zijn er situaties waarin het gedrag niet voorkomt?
- Komt het vaak voor?
- Hoelang duurt het gedrag?
- Hoelang is het gedrag al aanwezig?
- Wat zijn de gevolgen voor de omgeving van het kind?
- Zijn er factoren in de omgeving die het gedrag uitlokken of versterken?
Observatie instrumenten
- De tijdsteekproef: in plaats van het subjectief beschrijven van het taakgedrag
van de leerling kan een observator een tijdsteekproef van dit gedrag nemen. Op
het formulier staat een aantal categorieën: taakgericht gedrag, storen, lopen,
kijken en anders. Bij de tijdsteekproef scoort de observator om de twintig
seconden wat de leerling doet. Op deze wijze verkrijgt hij drie scores per minuut.
Je kunt de tijdsteekproef een aantal keren doen op een vast tijdstip. Over het
algemeen geldt dat leerlingen die ongeveer 70 procent van de tijd taakgericht
werken een aanvaardbaar gemiddelde behalen.
- De basislijnobservatie: deze observatie kan gedurende een week op vaste
tijdstippen of verspreid over de dag op verschillende tijdstippen. Deze meting
moet een aantal keren gedaan worden om een redelijk objectief beeld te
verkrijgen. Vuistregel is dat je vijf observaties maakt/laat maken. Het enige wat je
doet, is een turfstreepje zetten op het moment dat het kind bijvoorbeeld door de
klas roept.
- De abc-analyse: als je bepaalt hoe vaak het gedrag voorkomt, kun je gaan
bekijken wanneer het gedrag precies voorkomt. Hiervoor kun je gebruik maken
van de abc-analyse (antecedent, behaviour, consequences). Deze analyse legt het
verband tussen het gedrag, datgene wat het gedrag opriep en de gevolgen van
het gedrag.
Valkuilen bij het maken van een gedragsplan
- Zonder echt plan proberen het probleem te verhelpen
- Te grote stappen willen maken
- Te veel problemen tegelijk willen aanpakken
- Te snel van plan wisselen
Een plan maken
Als je de gedragsproblemen in kaart hebt gebracht door de observaties ga je een plan
maken. Tijdens het maken van dit plan kun je jezelf een aantal dingen afvragen:
- Welk probleem heeft het meeste effect op de omgeving en/of op het kind?
- Welk probleemgedrag is het gemakkelijkst te veranderen en geeft dus het meest
kan op succes?
, - Welk gedrag heeft het meest positieve effect op andere gewenste gedragingen?
- Is het handiger om de omgeving te veranderen?
- Mag ik het gedrag dat ik wil zien van dit kind wel verwachten?
- Aan welk gedrag zou het kind willen werken?
Aan de hand van bovenstaande vragen kies je het probleem uit dat je wilt veranderen.
Hiermee ga je aan de slag. Houd daarbij de volgende richtlijnen aan:
- Bepaal het doelgedrag zo concreet mogelijk.
- Bepaal de deelstappen die tot het gewenste doel moeten leiden. Maak deze
stappen zo klein, dat het kind succeservaringen kan opdoen.
- Ga met het kind (en ouders) in gesprek om het definitieve plan vast te stellen.
- Bepaal of een beloningsysteem nodig is.
- Bepaal samen hoe je de resultaten beoordeelt.
- Evalueer na bijvoorbeeld zes werken. Evalueer ook tussendoor, maar houd in je
achterhoofd dat nieuwe plannen vaan de eerste twee weken wel werken. Daarna
is het nieuwe eraf en het eind nog niet in zicht.
Interventietechnieken: hoe kan ik de problemen nu aanpakken?
Als je bepaalt welk gedrag je wilt veranderen, kun je bepalen welke interventietechnieken
je wilt gebruiken. Interventietechnieken zijn van tevoren bepaalde manieren waarop je
met het probleemgedrag om zult gaat.
Interventietechnieken om positief gedrag te laten toenemen:
- Sociale versterkers zoals bijvoorbeeld een compliment geven.
- Direct feedback geven op het werk en de manier van werken. Vooral feedback op
het proces is goed.
- Activiteitenversterkers zoals bijvoorbeeld een leuk klusje laten doen.
- Ruilversterkers, het kind punten laten verzamelen die later inwisselbaar zijn voor
iets leuks.
- Materiele versterkers zoals bijvoorbeeld een leuke sticker geven.
- Gebruik bij het geven van versterkers de stap-voor-stapmethode. Beloon dus ook
de stapjes op weg naar het doel.
Interventietechnieken om (ongewenst) gedrag te laten afnemen:
- Versterken van doelgedrag dat tegengesteld/onverenigbaar is met het
probleemgedrag. Als het kind stilzit, prijs het dan dat het zo rustig werkt.
- Laten uitdoven van het probleemgedrag. Het weghalen van de aandacht voor het
gedrag, negeren.
- Boete voor probleemgedrag, gebruik dit echter nooit als enige middel.
- Straffen van probleemgedrag via andere vormen zoals bijvoorbeeld sociale straf
(kritiek, boos kijken), time-out of een activiteitenstraf (plein schoonvegen).
Straffen
Als straf onvermijdelijk is, kun je een aantal punten in de gaten houden om de straf zo
effectief mogelijk te laten zijn:
- Kondig de straf van tevoren aan. - Straf iedere keer als het
- Straf zo snel mogelijk na aanvang probleemgedrag zich voordoet,
van het probleemgedrag of wees consequent.
meteen erna. - Straf niet te lang.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller richelle8. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.