Onderwijseditie Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat, band 1
Een samenvatting van de voorgeschreven literatuur van leereenheid 10 Staats- en bestuursrecht I (Schakelzone Recht)
Literatuur: Hoofdstuk 10 (par. 10.2) en hoofdstuk 19 (par. 19.1.4)
§ 10.2 Het overheidsprivaatrecht naar geldend recht
10.2.1 Algemeen
362 Overheidsdeelname aan het vermogensrecht
De overheid neemt deel aan het privaatrechtelijke verkeer. Deze deelname wordt mogelijk
gemaakt doordat de overheidsrechtspersonen (o.m. Staat, provincies, gemeenten en
waterschappen) aan artikel 2:1 BW vermogensrechtelijke rechtspersoonlijkheid ontlenen.
Artikel 2:5 BW bepaalt in dit verband: “Een rechtspersoon staat wat het vermogensrecht
betreft, met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit.”
Ook al is overheidshandelen op basis van het ‘privaatrecht’ toegestaan, dit wil nog niet
zeggen dat de overheid niet tevens aan publiekrechtelijke normen en uitgangspunten is
onderworpen. In geval van schade kan een burger ervoor kiezen om de schade niet op
iemand te verhalen, maar de overheid mag dit niet. Juist omdat zij handelt in het algemeen
belang moet zij in beginsel schade verhalen, omdat immers (belasting) geld van de
gemeenschap in het geding is.
Wanneer er sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad, wordt er bij de vraag of het
toerekenbaar is rekening gehouden met de bijzondere positie van de overheid. Dit kan
verschillende gevolgen hebben. Zo kan er sprake zijn van de toerekening van een daad aan
de overheid zonder schuld (risicoaansprakelijkheid) en het aannemen van verhoogde
overheidszorgplichten. Beleidsvrijheid kan juist met zich brengen dat er slechts een
marginale toetsing plaatsvindt.
363 Drie vragen
Overheidsrechtspersonen zijn op grond van artikel 2:5 jo 2:1 BW in het algemeen bevoegd
tot het verrichten van vermogensrechtelijke rechtshandelingen. Er staan een aantal vragen
centraal:
1) Mag de overheid gebruik maken van het privaatrecht in situaties waarin zij geen
typisch vermogensrechtelijke belangen nastreeft, maar publieke (beleidsmatige)
belangen wil behartigen? (§ 10.2.2)
2) Welke normering is op het ‘privaatrechtelijk’ overheidshandelen van toepassing als
eenmaal vaststaat dat de overheid zich van die bevoegdheden mag bedienen? (§
10.2.3)
3) Welke rechter beoordeelt dit overheidsoptreden? (§ 10.2.4)
, 10.2.2 Toelaatbaarheid
10.2.2.1 Oudere rechtspraak: de gemene rechtsleer en de tweewegenleer
364 De gemene rechtsleer
De leer van het gemene of algemene recht gaat ervan uit dat het privaatrecht het universele
recht is dat in beginsel toepasbaar is op alle rechtsrelaties, tenzij uit het (geschreven)
publiekrecht anders voortvloeit.
Volgens de gemene rechtsleer beheerst het privaatrecht dus niet alleen de
rechtsbetrekkingen tussen burgers onderling, maar kan ook toepassing vinden op
rechtsverhoudingen tussen burger en overheid. Het privaatrecht is voldoende flexibel en
“open” om deze relaties te normeren. Het (geschreven) publiekrecht wordt opgevat als
dwingend ‘uitzonderingsrecht’.
365 De overheid in twee hoedanigheden? De tweewegenleer
De gemene rechtsleer neemt als uitgangspunt dat de overheids rechtens in twee
hoedanigheden optreedt, namelijk in een publiekrechtelijke en een privaatrechtelijke
hoedanigheid. Dit onderscheidt valt samen met het onderscheid tussen de overheid als
‘rechtspersoon’ en de overheid als ‘ambt’.
De overheidsambten handelen op basis van bestuursbevoegdheden. Het betreft hier
publiekrechtelijk overheidshandelen: de ambten oefenen eenzijdig publiekrechtelijk gezag
uit. De overheid die aan het rechtsverkeer deelneemt in de hoedanigheid van rechtspersoon
handelt privaatrechtelijk. Zo maakt de gemene rechtsleer een formele scheiding tussen het
publiekrecht en het privaatrecht, en een tweedeling binnen de ‘overheid’.
De tweewegenleer gaat ervan uit dat de overheid enerzijds publiekrechtelijk handelt op
basis van door de wetgever toegekende bestuursbevoegdheden, terwijl de overheid
daarnaast ook publieke belangen mag behartigen door gebruik te maken van algemene
privaatrechtelijke bevoegdheden die toekomen aan de overheidsrechtspersonen.
10.2.2.2 Huidig recht: de gemengde rechtsleer en de doorkruisingsleer
366 De gemengde rechtsleer
De erkenning van de abbb leidde in de literatuur tot de gedachte dat de binding van de
overheid aan ongeschreven bestuursrecht niet beperkt is tot publiekrechtelijk
overheidshandelen. Dit is de opkomst van de ‘gemengde rechtsleer’. De gemengde
rechtsleer kan worden gezien als een verdere ontwikkeling van de gemene rechtsleer.
Vertrekpunt van de gemengde rechtsleer is dat de overheid in beginsel gebruik mag maken
van privaatrechtelijke bevoegdheden ter behartiging van publieke belangen, maar dat
hiermee niet gezegd is dat op dit ‘privaatrechtelijk’ handelen geen publiekrechtelijke
normering van toepassing zou zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tm596. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.