Samenvatting van hoofdstuk 1, 2 en 5 t/m 9 van het onderdeel Economie bij de cursus Bestuur & Economie. Samenvatting van boek 'Economie in het nieuws', hoorcolleges (talkshows) en podcasts bij het vak.
Samenvatting Economie in het
Nieuws
Hoofdstuk 1: Economische groei
Werkloosheid in coronatijd gelijk gebleven (geaggregeerd)! Wel ene sector beter dan ander (meso)
Bij economische problemen wordt er naar de overheid gekeken; NL relatief lage staatschuld dus kan
veel financiële steun bieden
Steunpakketten corona:
- Noodmaatregel overbrugging Werkgelegenheid (NOW): loonkosten voor werknemers
- Tegemoetkoming vaste lasten (TVL): winkeliers geen inkomsten, maar wel huurbetalingen
pand
- Tijdelijke overbruggingsvergeling zelfstandige ondernemers (TOZO): ZZP’ers
Economische groei in enge zin: het reële binnenlands inkomen stijgt
= kijken naar koopkracht gemiddelde inwoner
Economische groei = toename BBP in 1 land in 1 jaar (tot. productie NL bedrijven + afschrijvingen)
internationaal afgesproken ‘per hoofd’ voor makkelijkere vergelijkingen
- Objectieve methode = toegevoegde waarde in een jaar (productie)
- Subjectieve methode = Productiefactoren (KANO) en inkomen!
- Bestedingen = consumptie en investeringen + overheidsbestedingen buitenland
de toename van het BBP (hoeveelheid en prijs) = nominale BBP
BBP wordt vergeleken met andere landen en het verleden (vooruitgang)
Volgens de subjectieve methode levert inzet van productiefactoren inkomen op. Hoe meer er is
geproduceerd, hoe meer inkomen er in het land verdiend is.
consumptie stijgt investeringen (machines) stijgen werkgelegenheid stijgt
inkomen/bestedingen stijgen
Objectieve manier: kijken naar de toegevoegde waarde (≠ omzet!)
= middelen in handen van het bedrijf en verkoop buiten beschouwing gelaten
= (verkoopprijs – inkoopprijs)
bij inflatie stijgen verkoopprijzen. Omdat toegevoegde waarde = verkoopprijs – inkoop materialen,
stijgt de toegevoegde waarde ook.
alleen bij stijging in de afzet is er sprake van groei van het BBP! (volume)
Reële economische groei: koopkracht van het BBP (volumegroei = totale groei - inflatie = reële BBP)
bij vergelijking met andere landen, gebruikmaken van reëel BBP: inflatie overal anders
Economische groei op
- Lange termijn = structureel/trend = gemiddelde groei
wordt bepaald door technische ontwikkelingen, zoals innovatie
meestal aan lage kant in ‘goede landen’ door verzadiging
- Korte termijn = conjunctureel
kijken naar de bestedingen (bereidheid spullen te kopen)
, Lauren Kooyman
Bij inflatie zorgen CAO’s ervoor dat werknemers nog even veel koopkracht hebben: lonen moeten
stijgen. blijft elkaar opvolgen; loon-prijsspiraal
NL doet het goed op het gebied van inflatie (veel belastingen!)
Duurzame groei (ecologische impact) moet in definitie belangrijker zijn dan groei op korte termijn
Economische groei zolang
- Productiecapaciteit nog kan stijgen (kan niet over de max: oververhitting)
- Consumenten- en producentenvertrouwen aanwezig is: men consumeert niet als je de
economie niet vertrouwt draagt de media sterk aan bij!
Economische groei zorgt voor
o Maximale behoefte van mensen vervuld (schaarste)
o Meer werkgelegenheid
o Vertrouwen in de toekomst (perspectief)
o Investeringen in/van bedrijven
Vergrote productiecapaciteit
Té veel groei heeft nadelen: oververhitting
Inflatie
o Bestedingsinflatie = vraag > aanbod (schaarste)
o Kosteninflatie = prijzen stijgen om kostenstijging te dekken: doorberekend in prijs
gebeurt niet in markt met veel concurrentie: prijsstarheid
o Monetaire inflatie = te veel geld in omloop: waardevermindering munt
o Geïmporteerde inflatie = grondstof uit ander land wordt duurder, alle producten die
hiervan in NL worden gemaakt stijgen ook in prijs (om kosten te dekken)
(Inkomens-)Ongelijkheid
Negatieve externe effecten (milieuvervuiling)
Welvaart ≠ welzijn (HDI: volksgezondheid, kennis en levensstandaard)
Oververhitting geldt pas als de hele economie van het land onder hoge druk staat (MACRO)
= vraag naar bestedingen > aanbod
mogelijke oorzaken: geldschepping door
(1) Banken: leningen aan particulieren of buitenlands kapitaal
(2) Overheid: grote uitgaven (bv oorlog) gedaan met ‘nieuw geld’
leidt mogelijk tot hyperinflatie
Centrale bank van het land bestrijdt inflatie: in NL de Europese Centrale Bank (ECB)
= monetaire autoriteit (garanderen stabiele munt en koopkracht) inflatie mag niet boven de 2%!!
Productiecapaciteit (hoeveel max. kan produceren per jaar) heeft als doel bezettingsgraad van 85%
Té hoog betekent dat er sprake is van oververhitting
- Mismatch tussen wat een land produceert en wat gewenst is (niet alle middelen
beschikbaar!)
draait om bestedingen en vraag en aanbod (Keynes)
Consumentenprijsindex (CPI) is de maatstaf voor de gemiddelde kosten van levensonderhoud
CBS noteert veranderingen in CPI: inflatie/deflatie
Inflatie en deflatie gaat over algemeen prijspeil: je kan nooit zeggen dat één product inflatie ervaart
, Lauren Kooyman
Economische cyclus (conjunctuurcyclus) duurt gemiddeld 10 jaar
= afwisseling van economische goede en slechte tijden afgebeeld in conjunctuurgolf
schommelingen ontstaan vaak van binnenuit
Stippellijn = potentiële productie (stijgt omdat capaciteit
groeit door investeringen)
Doorgetrokken lijn = bestedingen = feitelijke productie
Hoogconjunctuur in goede tijden, laag in slechte tijden
(max. productiecapaciteit behaald inflatie einde hoog)
Stijging van de bestedingen start hoogconjunctuur:
Soorten besteders:
- Consumenten: consumptie
- Producenten: investeringen
- Overheid: overheidsbesteding
- Buitenland: export belangrijk voor NL economie (overschotten rekening)
Als iemand besteedt in het buitenland, valt dit onder import!
Economen gebruiken wiskundige modellen en conjunctuurindicatoren om te kijken naar stand
economische ontwikkelingen
- Index van consumentenvertrouwen: goed vertrouwen gaat samen met bestedingen
- Index producentenvertrouwen (zelfde principe ^)
- Uitzendbranche: uitzendkrachten vooral gewild na recessie (voorzichtig opbouwen bedrijf
zonder vaste lasten)
Daarnaast heeft CBS conjunctuurklok (macro): hoogconjunctuur, neergang, laagconjunctuur, herstel
Kijken naar indicatoren in kwadranten (majority vote) en ongewogen gemiddelde indicatoren
Keynes (conjunctuur):
- Positieve terugkoppeling (= koppeling met versterkend effect) maakt vertrouwen,
bestedingen en productie instabiel
komt voort uit fundamentele onzekerheid en resulteert in kuddegedrag
- Instinct (animal spirits) beïnvloedt de economie (wc papier in corona)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laurenkooyman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.70. You're not tied to anything after your purchase.