Answer: gesloten groep van mensen die de geslotenheid op prijs stellen. Er waren in de middeleeuwen drie standen: adel, geestelijkheid en burgerij.
2.
Hoe heten de middeleeuwse gasthuizen waar vroeger zieke en warmen werden opgenomen?
Answer: hofjes
3.
Wat waren \'social workers avant a lettre\'?
Answer: Vrouwen die de opvoedende taak uitvoerden en de huur ophaalden.
4.
Wat veroorzaakte in de jaren zestig dat er sociale wetten werden ingesteld?
Answer: de welvaart
5.
Wat was de belangrijkste insteek van een verzorgingsstaat?
Answer: De belangrijkste insteek was dat iedere burger beschermd was tegen een hele reeks risico\'s, zoals werkeloosheid, ziekte, handicap en kwetsbare ouderdom.
6.
Wat waren de ongewenste neveneffecten van social work?
Answer: mensen gingen zich te afhankelijk opstellen en de kosten werden te hoog
7.
Waar ligt het accent bij een activeringsstaat?
Answer: Er voor zorgen dat iedereen actief is.
8.
Noem de 5 beleidstrends die de omslag van verzorgingsstaat naar activeringsstaat moeten waarmaken.
Answer: -Privatisering. Mensen meer zelf te laten betalen voor zorg en welzijnsdiensten
-Versterking van burgerschap en civil society. Burgers moeten zelf een grotere verantwoordelijkheid nemen voor hun leef- en werkomstandigheden.
-Van universeel naar contextueel. Universeel betekent dat een maatregel voor iedereen geldt. Een contextuele oplossing gaat samen met integraal werken.
-De-institutionalisering. Institutionalisering maakt mensen afhankelijk.
-Lokalisering. De lokale overheid krijgt de verantwoordelijkheid om voor zijn burgers te zorgen.
9.
Social work is een normatief beroep. Waar of niet waar.
Answer: Waar. Social work is een beroep waarin je vanuit bepaalde waarden moet werken
10.
Noem de 6 ethische dilemma\'s.
Answer: - Een weg vinden tussen verschillende personen of partijen
- Een weg vinden tussen mens en systeem of samenleving
- Ingrijpen of niet?
- Conflict tussen eigen opvattingen en die van de ander
- Betrokkenheid en afstand
- Respecteren van privacy/vertrouwelijkheid en openbaar belang
Content preview
Wat is onderzoek?
Hoofdstuk 1 De functie van onderzoek
1.1 Onderzoek moet je leren
De basis voor het onderzoek zijn de uitgangspunten van onderzoek, de doelen, de
onderzoeksvragen, de methoden. Zonder structuur van deze uitgangspunten kun je het
onderzoek niet uitvoeren. Onderzoek is niet alleen kennis opdoen, maar ook de opgedane
kennis en vaardigheden kunnen combineren, je moet een soort helikopterview ontwikkelen.
Onderzoek vereist onderzoekservaring en is daarom meer een vaardigheid dan een kunde.
Onderzoekers hebben drie kenmerken waarop zij zich van niet-onderzoekers onderscheiden:
houding, kennis en vaardigheid.
Houding: onafhankelijk zijn, openheid, ontvankelijk voor commentaar voor je collega’s,
verantwoordelijkheid
Kennis: informatie zoeken over het onderwerp, inlezen
Vaardigheid: actief bezig te zijn, selecteren van de onderzoeksgroep, het invoeren van
gegevens in een softwarepakket, het aanmaken van een toets, het interpreteren van
cijfermatige analyseresultaten
1.2 Uitgangspunten van onderzoek
Je maakt eerst een onderzoeksplan, formuleert een probleemstelling, kijkt of andere
mensen al eerder onderzoek naar jouw probleem hebben gedaan en wat hun conclusie was.
Je bepaalt de deadline en hoeveel budget er nodig en beschikbaar is. Je hebt fundamenteel
(empirisch) en praktijkgericht onderzoek. Het volgen van een bepaalde onderzoeksrichting
noemen ze ‘paradigma’.
Op de universiteit krijg je vaker met fundamenteel onder te zoeken te maken en op de
hogeschool zult je meestal praktijkgericht onderzoek uitvoeren. Fundamenteel is vaak
wetenschappelijk relevant en praktijkgericht onderzoek is vaak maatschappelijk relevant. Je
kunt onderscheid maken tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek.
Kwantitatief: cijfermatig informatie geven, gegevens in cijfers over objecten, organisaties en
personen. Statische technieken zijn de instrumenten. ‘meten is weten’
Kwalitatief: betekenis die onderzochte personen zelf aan situaties geven. Holisme: een
ervaring als onderdeel van het geheel van de belevingswereld van personen moet worden
gezien, niet als een opzichzelfstaand feit.
Tegenwoordig worden vaak verschillende kwalitatieve en kwantitatieve
dataverzamelingsmethoden gecombineerd in een onderzoeksopzet, ook wel triangulatie
genoemd.
,1.3 Stromingen in onderzoek
Empirisch-analytisch
Empirisch wil zeggen dat je onderzoek verricht door met behulp van een bepaalde
systematiek waar te nemen wat zich in je omgeving afspeelt. Empirie betekent ‘ervaring als
bron van kennis’ Het is een objectief onderzoek en onderzoekers laten niets aan het toeval
over, ze ontwerpen een onderzoek dat haalbaar en controleerbaar is. Als het onderzoek
wordt uitgevoerd met dezelfde opzet dan zal dat tot vergelijkbare resultaten leiden. Ze
denken rationeel en toetsen of antwoorden overeenkomen met hun eigen gegevens.
Interpretatief
‘Interpretatief’ betekent dat je op zoek bent naar de interpretatie, de uitleg die personen
aan een situatie geven. Het onderzoek is kwalitatief van aard en richt zich op personen en
groepen. Interpretatief onderzoek is populair bij antropologen (wetenschappers die culturen
bestuderen) ‘participerende observatie’ is dat de onderzoeker zich begeeft onder de groep
mensen die hij observeert en met hun meedoet.
Kritisch-emancipatorisch
‘Kritisch’ geeft het uitgangspunt van deze stroming aan: betrokkenheid bij de samenleving.
De onderzoekers in deze stroming willen bijdragen aan processen in de samenleving die de
emancipatie van groepen bevorderen. Deze stroming heeft weinig aanhangers en de nadruk
ligt op observeren en ingrijpen. Veel van dit type onderzoek vindt op organisatieniveau
plaats, soms op maatschappijniveau.
Onafhankelijkheid
Onderzoek is onafhankelijk. Een onafhankelijk onderzoek kan oorzaken van de werkelijke
problemen van een organisatie aan het licht brengen en ervoor dat er een oplossing voor
wordt bedacht. Onafhankelijk zijn houdt in: onafhankelijk van voorkeuren en meningen van
betrokkenen. Vaak is een criterium dat een onderzoek intersubjectief moet zijn:
onderzoekers zijn het dan met elkaar eens over de resultaten. Dat betekent dat onderzoek,
op dezelfde wijze opnieuw uitgevoerd door een andere onderzoeker, tot vergelijkbare
resultaten leidt.
Toetsbaarheid van uitspraken
De bedoeling van onderzoek is om uitspraken te doen die getoetst kunnen worden.
Onderzoek moet weerlegbaar zijn, dit betekent dat een idee of verwachting door middel van
goed onderzoek moet kunnen worden bevestigd of juist weerlegd. Het onderzoek moet
eenduidig zijn. Ook moet het openbaar zijn: een uitspraak kan niet worden bevestigd of
weerlegd als je het onderwerp voor jezelf houdt. Openbaarheid van uitspraken leidt er ten
slotte toe dat uitspraken opnieuw getest kunnen worden. Zo wordt het onderzoek
repliceerbaar.
Betrouwbaarheid
Het onderzoek moet vrij van toevallige fouten zijn. Zou je het onderzoek onder andere
omstandigheden, in een andere periode herhalen, dan moet dat tot dezelfde resultaten
leiden (herhaalbaarheid).
, Informativiteit
Het informatiegehalte van je uitspraken moet maximaal zijn, een uitspraak moet nauwkeurig
geformuleerd worden. Je moet heel goed aangeven:
-over welke situatie je een uitspraak doet
-binnen welke grenzen je onderzoek zich afspeelt
-welke groep daarbij betrokken is of wordt
-in welke periode je onderzoek zich afspeelt
-wat het ‘domein’ is van je onderzoek, dat wil zeggen het gehele ‘gebied’ waarop je
onderzoek betrekking heeft, alle eenheden waarop je onderzoek zich richt. Hoe groter je
domein is, des te informatiever zijn je uitspraken.
Generaliseerbaarheid
Onderzoekers willen met hun resultaten uitspraken doen over een zo groot mogelijke groep
personen of situaties. Zijn deze uitspraken volgens alle voorwaarden getoetst, dan kunnen
geldig worden verklaard voor een grote groep of andere situaties: ze kunnen worden
gegeneraliseerd. Statistische generalisatie= door middel van statische testen wordt er
getoetst of een bepaald resultaat generaliseerbaar is. In kwalitatief onderzoek is
inhoudelijke generalisatie belangrijk, dat is vergelijkbaarheid van de resultaten in
soortgelijke situaties.
Validiteit
Validiteit is de geldigheid en de zuiverhuid van onderzoeksresultaten, in het onderzoek
moeten er geen systematische fouten zijn gemaakt. Bij intern valide onderzoek kun je de
juiste conclusies trekken. Als je de conclusies uit je onderzoek mag toepassen op een groter
aantal dat bij je onderzoek betrokken was, dan heten deze resultaten generaliseerbaar. Dat
is de externe validiteit van het onderzoek, oftewel de statistische generalisatie.
Praktische criteria
Een onderzoek moet efficiënt, bruikbaar, betrouwbaar en valide zijn.
1.5 De onderzoekscyclus
Je stelt in het begin en tijdens het onderzoek voortdurend vragen aan jezelf. Ook kijk je
achterom en vooruit, je doorloopt telkens het proces, als in een cyclus:
-Zit ik nog op het juiste spoor?
-Waar moet ik wat veranderen?
-Waar wil ik ook alweer heen?
-Wat was de onderzoeksvraag eigenlijk?
-Is het tijdpad nog haalbaar?
Tijdens je onderzoek kom je keuzemomenten tegen. Onderzoek heeft een vaste structuur.
Aan het einde van een reeks (fasen) wordt de vraag voor het onderzoek beantwoord en er
ontstaan veel nieuwe onderzoeksvragen.
Bij fundamenteel onderzoek wordt vaak een probleem geformuleerd en vervolgens wordt
een theoretisch antwoord gezocht door de wetenschapper. Daarna gaat hij het onderzoek
toetsen en kijken of deze theorie ook werkelijk het antwoord op zijn vraag geeft, of niet. Dan
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 199. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.