100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
DI Hoorcolleges Uitwerkingen - DB2 $5.89   Add to cart

Class notes

DI Hoorcolleges Uitwerkingen - DB2

1 review
 23 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Met deze uitgebreide uitwerkingen van de hoorcolleges van digestie (DI) hoef je zelf geen uren meer te verliezen met het uitwerken van alle stof!

Preview 4 out of 103  pages

  • January 28, 2022
  • 103
  • 2020/2021
  • Class notes
  • Nvt
  • All classes

1  review

review-writer-avatar

By: jetrikken • 2 year ago

avatar-seller
Hyttel – Hs14, ‘The oral and nasal…’
König – Hs7 tot p. 327 ‘pharynx’
Ziekteleer – 7.2.1 ‘aangeboren afwijkingen’
& 7.2.2 ‘aandoeningen van het gebit’

Hc2 Dyce – Hs37 ‘anatomy of birds’ delen



Zelfstudie
De primaire mondholte ontstaat uit het stomodeum zodra het oropharyngeale membraan in
regressie gaat en hiermee de endodermale oerdarm verbindt met het ectodermale stomodeum.

De frontonasale prominentia en de gepaarde maxillaire en mandibulaire prominentia ontstaan
respectievelijk dorsaal, lateraal, en ventraal van de opening van het stomodeum.
Het ectoderm van de frontonasale prominentia differentieert tot gepaarde
nasale (olfactorische) en lens placodes. De mediale en laterale nasale
prominentia ontwikkelen aan beide zijden van de nasale placodes.
De nasale placode stulpt in om de reukgroeve (nasal pit) te vormen, die
ontwikkelt tot de primaire neusholte. Deze is van de primaire mondholte
gescheiden door het oronasale membraan.
Het caudale deel van dit membraan gaat in regressie, waardoor de primaire
choanae ontstaat die de neus- en mondholtes verbinden. Het resterende
oronasale membraan vormt het primaire gehemelte.

De maxillaire prominentia groeien verder mediaal en fuseren met de
mediale nasale promintentia. Dit vormt de fundering voor het ontstaan van
het os incisivum, de maxillae, en de bovenlip.
De maxillaire en mediale nasale promintentia worden gescheiden door de
nasolacrimale groeve, welke dorsolateraal richting de lensplacode loopt.
Het ectoderm onderin deze groeve vormt een stevig koord dat in het onderliggende mesenchym
daalt. Dit koord vormt later een lumen, en vormt zo de ductus nasolacrimalis, die conjunctiva met de
neusholte verbindt.
Paarden, vee en varkens hebben relatief lange schedels door de groei van de botten die de orale en
nasale holten vormen, deze dieren zijn dolichocephalisch. Mensen en primaten hebben een kort
schedel en zijn brachycephalisch. Alles hiertussen (bijv. de meeste hondenrassen) is mesocephalisch.

Het secundaire gehemelte vervangt het primaire gehemelte zodra deze uitgroeit
vanuit primordia in de processi palatini. Het nasale septum ontwikkelt vanuit
dorsaal naar ventraal. Uiteindelijk fuseren de processi palatini met het septum.
De processi palatini ondergaan ossificatie in het rostrale 2/3e deel en vormen zo
het palatum durum. Caudaal ontwikkelt zich mesenchym, bedekt met ectoderm,
tot het palatum molle, hierbij ontstaan ook de arcus palatopharyngeus en de
secundaire choanae. Het secundaire gehemelte fuseert rostraal met het
resterende primaire gehemelte, waarbij (m.u.v. paarden) gepaarde ductus
incisivus overblijven welke de neus- en mondholte verbinden.

De conchae ontstaan vanuit laterale processen in de neusholte. De dorsale nasale
concha ontstsaat uit het neusbot, de ventrale nasale concha vanuit de maxilla.
Het epitheel in de neusholte vormt slijmbekercellen en gecilieerde cellen, dit vormt de respiratoire
regio. In het meest caudale deel van het epitheel ontwikkelen zich nog gevoelige olfactorische cellen,
die vormen de olfactorische regio. In beide regio’s vormt het ectodermale epitheel ook neusklieren.
In de ventrale slijmvlies van de neusholte vormt zich een gepaard vomeronasaal orgaan (Orgaan van
Jacobson), dit is een gang waarin zowel respiratoire als olfactorische regio’s liggen.

De paranasale sinussen ontstaan uit ectodermaal epitheel wat het schedel ingroeit & een lumen
vormt.

,Ectodermale verdikkingen op de kaken vormen bovenste en onderste labiogingivale laminae.
Apoptose zorgt voor de vorming van lippen en tandvlees, met hiertussen het vestibulum oris. De
wangen ontstaan door laterale fusie van de bovenst een onderste laminae.
Caudaal eindigt de mondholte bij de arcus palatoglossus, die vanuit de tongbasis naar de overgang
tussen het palatum durum en palatum molle loopt.

De tong ontwikkelt vanuit een deel van de 1e
kieuwboog. Dit is het eerst zichtbaar als een
mediale prominentia, de tuberculum impar.
Rostraal en lateraal hiervan ontwikkelen gepaarde
laterale linguale zwellingen uit de 1e kieuwboog.
Deze zwellingen fuseren met elkaar en met het
tuberculum impar. De middenlijn vormt later het
linguale septum en de lyssa in carnivoren, of het
cartilago dorsi linguae in het paard.
De laterale linguale zwellingen met het tuberculum
impar vormen samen het rostrale 2/3e deel van de
tong, inclusief de apex en lichaam.
De radix (wortel) van de tong vormt uit een mediale
prominentia: het copula, afkomstig van de 2e
kieuwboog en de eminentia hypobranchialis van de
3e en 4e kieuwboog.
Het copula atrofieert, waarna het rostrale deel van
de eminentia hypobranchialis overgroeit en het
grootste deel van de tongwortel vormt. De
tongspier is afkomstig uit de occipitale myotomen
& wordt geïnnerveerd door de nervus hypoglossus (XII).

Axonen van viscerale afferente neuronen induceren ontwikkeling van smaakpapillen. Eerst ontstaan
de fungiforme papillen, geïnduceerd door de nervus facialis (VII). Later induceert de n.
glossopharyngeus (IX) de vorming van de vallate en foliate papillen, hierbij ontwikkelen ook sereuze
klieren. De mechanische papillen ontwikkelen nadat de smaakpapillen zijn gevormd.
De somatisch afferente innervatie van de tong komt voor het rostrale 2/3e deel door de n.
trigeminus (V), en het caudale 1/3e deel door de n. glossopharyngeus (IX) en n. vagus (X).

Zowel de grote als kleine speekselklieren ontwikkelen als solide epitheelstrengen die het
onderliggende mesenchym van de mondholte ingroeien. De strengen vertakken zich, vormen een
lumen, en vormen secretoire acini. Eerst ontwikkelen de mandibulaire en monostomatische
sublinguale speekselklieren (=ondertongspeekselklieren).
Later ontwikkelen de glandula parotis en de polystomatische ondertongspeekselklieren.

De tanden ontwikkelen uit ectodermale en mesenchymale componenten. Tanden bestaan uit
tandglazuur (enamel), dentine en cementum. Het tandglazuur wordt gevormd door cellen in het
tandvleesepitheel. Dentine en cementum komen vanuit het onderliggende mesenchym.
De twee tandensoorten in dieren zijn brachydont en hypselodont, welke qua ontwikkeling sterk op
elkaar lijken.

Eerst ontstaat er een ectodermale ingroeiing, het dentale lamina, vanuit het tandvleesepitheel.
Kleine kapvormige knopjes ontwikkelen aan de zijkant en omsluiten een kern van mesenchym, de
dentale papillen. Elk knopje heeft een inwendig en uitwendig tandglazuurepitheel en vormt een
glazuurorgaan (enamel organ). De vorm van het binnenste glazuurepitheel bepaalt de vorm van de
tandkroon. Het mesenchym naast het binnenste glazuurepitheel vormt cilindrisch epitheel bestaande

,uit odontoblasten. Deze cellen produceren
predentine, wat vervolgens mineraliseert tot
stevig dentine. De odontoblasten trekken zich
terug naarmate er meer (pre)dentine wordt
afgezet, hierdoor blijven enkel ronde gangen
over. Dentineproductie begint in de punt van
het tandpulp. Odontoblasten blijven levenslang
actief waardoor de grootte van het tandpulp
afneemt. Dit tandpulp bevat de bloedvaten en
zenuwen.

Vlak nadat dentineproductie begint, begint ook
glazuurproductie. Gestimuleerd door dentine
ontwikkelt het binnenste glazuurepitheel tot
cilindrisch epitheel van ameloblasten. Deze produceren tandglazuur (ook beginnend in de punt van
het pulp), wat buiten de dentine wordt gedeponeerd.
Aan de basis van het kapvormige glazuurorgaan komen de buitenste en binnenste glazuurepitheel
samen. Hieruit groeit het epitheel dieper het mesenchym in en vormt de wortelschede. De
wortelschede induceert de differentiatie van naastgelegen mesenchym tot odontoblasten, die
dentine produceren. Er is geen stellate reticulum hier, waardoor het binnenste glazuurepitheel niet
differentieert tot ameloblasten, en de wortel van brachydont tanden dus geen glazuurbedekking
hebben.
Het pulp neemt in omvang af door de dentineproductie, er blijft een nauw wortelkanaal over.
Bij anelodont tanden (waarbij groei stopt) atrofieert de wortelschede. In elodont tanden (groeien
door, bijv. slagtanden) is er geen atrofiëring en is de tand wortelloos.

Het mesenchym om het kapvormige glazuurorgaan vormt de dental sac om de tandwortel. Het
mesenchym hiervan differentieert tot cementoblasten, die cementum produceren.
Perifere delen van de dental sac vormen collageenrijke vezels die zich organiseren tot het
periodontale ligament, welke de tand in de kaak fixeert.

Hypselodont tanden volgen vrijwel hetzelfde patroon, enkel wordt meer van de tand bedekt met
glazuur & de kroonvorm is complexer. Ook differentieert de dental sac tot cementoblasten om de
gehele tand i.p.v. enkel de wortel, waardoor het glazuur bedekt wordt door een laag cementum.

De lippen worden vooral gebruikt om voedsel binnen te houden, voor communicatie, en om te
drinken. Sommige soorten hebben zelfs tactiele haren. De grootte, vorm, en motiliteit staat nauw in
verband met de functie. Bij het rund en varken is de bovenlip gemodificeerd en vormt respectievelijk
een nasolabiale plaat en een rostrale schijf. De lippen bestaan uit huid, een laag spier, en het
mondslijmvlies. De mondspieren worden door de n. facialis (VII) geïnnerveerd.
De wangen (buccae) lijken op lippen qua structuur,
en bestaan vooral uit de wangspier (m. buccinator).
De wangen bevatten ook speekselklieren (gl.
buccales), welke bij carnivoren zijn geaggregeerd tot
de gl. zygomatica.

De mondzijde van het palatum durum bestaat uit
slijmvlies waarin dikke transverse richels lopen
(rugae palatinae). Bij herkauwers bevatten deze
papillae om het voedsel naar caudaal te dirigeren.

, Een mediale zwelling, papilla incisiva, ligt tussen de twee ductus incisivi achter de snijtanden, welke
naar de neusholte en het vomeronasaal orgaan leiden.
Herkauwers hebben deze voortanden bovenin niet, maar hebben hier een stevige plaat.
Het tandvlees bestaat uit sterk gefibroseerd en gevasculariseerd weefsel.

Het ventrale oppervlak van het palatum molle is bedekt met mondslijmvlies, wat een aantal grote
transversale en vele kleine longitudinale vouwen vormt. De laag tussen het ventrale en dorsale vlak
bestaat uit speekselklieren en spieren. De m. palatinus verkort het gehemelte, de tensorspier spant
het gehemelte aan, en de levatorspier tilt het gehemelte hoger.

Innervatie van de slijmvliezen van de pharynx, het zachte gehemelte, en de spieren is door een
plexus die wordt gevormd door de n. vagus, en in mindere mate de n. glossopharyngeus. De
tensorspier wordt door de n. mandibularis geïnnerveerd.

De tong bestaat uit skeletspier en neemt het grootste deel van de mondholte in
beslag. De tong reikt tot in de oropharynx. De tong bestaat uit een apex
linguae, corpus linguae, en radix linguae (resp: apex, lichaam, en wortel). Het
frenulum linguae is het slijmvlies wat de tong met de onderzijde van de
mondholte verbindt.
Dorsomediaal heeft de hond een mediale groeve (sulcus medianus) op de tong.
Het ventrale deel van de tong bevat bij carnivoren ook een staafvormig fibreus
weefsel: de lyssa. Deze ligt onder het ventrale slijmvlies en loopt mediaal vanuit
de tongpunt naar de tongwortel.
Runderen hebben caudodorsaal op de tong grote prominentia waarin voedsel
zich soms ophoopt & tot infectie kan leiden.
De tong van het paard wordt dorsaal verstevigd door kraakbeen.
Het tongslijmvlies (lingual mucosa) zit stevig aan de tongspier dorsaal en lateraal, en losser ventraal.
Een groot deel wordt bedekt door papillen, onderverdeeld in mechanische papillen en gustatoire
papillen (welke worden bedekt door smaakpapillen).
In de buurt van gustatoire papillen bevinden zich vaak kleine speekselklieren om voedsel van de
smaakpapillen te wassen.
Mechanische papillen
- Papillae filiformes – klein, meest voorkomend.
- Papillae conicae – groter, minder frequent,
sterk verspreid bij de kat en op de tongbasis
van het rund.
- Papillae marginales – helpen nieuwgeboren
carnivoren en biggen bij het drinken.

Gustatoire papillen
- Papillae fungiformes
- Papillae vallatae
- Papillae foliatae

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller remconederlof. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.89
  • (1)
  Add to cart