Wc1
Werkcollege
Casus 1 Case report Canadian Veterinary Journal,
Het betreft een Rottweiler reutje van 6 maanden
oud, die wordt aangeboden vanwege een afwijkend
looppatroon. Bij onderzoek valt je op dat de pup hypermetrie
van de voorpoten vertoont. Overigens zijn er geen afwijkingen
aangetroffen. Er wordt een röntgenfoto gemaakt van het
halsgebied, waarbij geen dens van de axis (tweede halswervel)
wordt aangetroffen.
Opdracht:
• Bespreek de vorming van de wervels in het algemeen. De
chorda geeft epimorfine af → trekt cellen aan om halswervels
te vormen. De cellen die aangetrokken zijn splitsen zich op in
andere segmenten (resegmentatie). Het craniale deel vormt
de wervelboog en het caudale deel vormt het wervellichaam.
• Bespreek de vorming van de atlas en de axis. De 5e somiet wordt ‘verkeerd’ opgedeeld. Het deel wat
naar het wervellichaam van de atlas moet gaan gaat naar de dens van de axis. Hierdoor ontbreekt het
wervellichaam van de axis deels.
• Wat is de functie van de halswervels? Bescherming ruggenmerg; stabiliteit; verbinding hoofd &
wervelkolom.
• Wat is de functie van het atlanto-axiale gewricht? Rotatie van het hoofd op het transversale vlak. Om de
dens zit een ligament die de dens op de plaats houdt. Hierdoor kan de dens enkel roteren (hoofd rechts
& links), en dus niet hoofd naar boven en beneden.
• Waardoor worden de symptomen van de pup veroorzaakt? De dens ontbreekt bij deze pup waardoor de
axis te ver naar de schedel toe kan schuiven → compressie van het ruggenmerg → upper motorneuron
stoornis → hypermetie.
Casus 2 Case report Journal of Veterinary Science
In dit case-report wordt een veulen beschreven met polydactylie aan
de voorbenen. Er is een kleinere, maar volledig ontwikkelde extra teen
aanwezig (de tweede teen). De schrijvers beschrijven de anatomie van
de afwijkende teen en de toegepaste therapie.
Opdracht;
• Bespreek de vorming van de ledematen in het algemeen, inclusief de
determinatie van de assen. De pootknop is een aggregatie van mesenchymale
cellen bedekt met ectoderm (AER). O.i.v. FGF-10 vanuit somieten en afwezigheid
van Wnt ontwikkelt de pootknop. De AER zorgt voor de uitgroei van het ledemaat
middels afgifte van FGF. Proximaal zullen de cellen, door de lage FGF-concentratie
vanwege de aflopende gradiënt uit de distale AER, juist gaan differentiëren.
De proximodistale as ontstaat o.i.v. FGF uit het AER.
De craniocaudale as ontstaat o.i.v. Shh uit de ZPA.
De dorsoventrale as ontstaat o.i.v. Wnt.
• Bespreek de vorming van de vingers, zowel in aantal en vorm (1 t/m 5). De AER breekt op → geen
lengtegroei meer + apoptose o.i.v. BMP. De lengtegroei gaat door waar de AER wél aanwezig is → groei
vingers.
Bespreek hoe de teen van het paard gevormd wordt. De vingers ondergaan soortspecifieke
veranderingen. Het basisbouwplan is 5 vingers, maar bij het paard zijn er 4 vingers gereduceerd.
Evolutionair verdwijnen ze in volgorde: 1, 5, 2, 4. Paarden houden dus enkel de middelvinger over.
• Bespreek hoe polydactylie bij het paard zou kunnen optreden. Bij dit paard is de AER waarschijnlijk niet
verdwenen bij dit vingerprimordium waardoor de vinger is doorgegroeid.
,• Er zijn ook katten beschreven met polydactylie met maximaal 28 tenen (normaal is 18). Is het te
verwachten dat hierbij dezelfde mechanistische achtergrond speelt? BMP zorgt er normaalgesproken
voor dat de vingers loskomen van elkaar. Bij deze kat is er overmatig BMP aanwezig waardoor de
vingerprimordia opsplitsen en er uiteindelijk meerdere vingers ontstaan.
Casus 3 Poot in gips en plaat osteosynthese,
Deze pup werd aangeboden na een aanrijding
met een fiets. Via röntgenonderzoek stel je
vast dat de hond een mid-
diafysaire fractuur heeft van de
radius en de ulna. Aangezien
de botten keurig op elkaar
liggen en het een gesloten
fractuur betreft, besluit je tot
immobilisatie van de fractuur
met een gipsbehandeling.
Opdracht;
• Bespreek de vorming van een pijpbeen met
zowel het primaire en secundaire ossificatie centrum als de groeischijven. Zie afbeelding boven.
• Hoe vindt lengtegroei van een bot plaats? Kraakbeengroei vanuit de groeischijf met vervolgens
ossificatie.
• Bespreek welke types bot we kunnen onderscheiden en hun respectievelijke functie in een pijpbeen. Bot
bestaat uit compact bot (bescherming, stevigheid) en spongieus bot (bevat beenmerg, stevigheid,
minder gewicht).
• Bespreek waarom de diaphyse ter plaatse van de breuk waarschijnlijk hol is. Wanneer je een bot
probeert te buigen heb je aan de en kant drukkracht en aan de andere kant trekkracht. In het midden is
er dus geen netto kracht. Het bot kan hier dus hol zijn.
• Wat gebeurt er met het botweefsel direct naast de breuk tijdens de immobilisatie en waarom? Wat
adviseer je de eigenaar als je het gips verwijdert, nadat de breuk genezen is? Er zullen kleine bewegingen
alsnog optreden → genezing per secundam. Het bot bij het fractuuruiteinde zal necrose ondervinden.
Hier wordt vervolgens nieuw weefsel gevormd (callus) tussen de bothelften. De callus ossificeert
langzaam. De callus wordt langzaam geremodelleerd tot het bot (ongeveer) de oorspronkelijke vorm
heeft.
Casus 4 Zwemmertje
Hieronder zie je een foto van een zgn. zwemmertje. Dit is een pup die op het moment dat
ze moet gaan staan, dat niet goed kan om wat voor reden dan ook (te zwaar, genetisch, te
gladde ondergrond in nest). Met name de laterale plaatsing van voor- en achterpoten valt
op en de locatie van thorax en abdomen, die zich bijna op de grond bevinden. De
peddelbeweging die de voorpootjes maken geven de naam aan dit syndroom.
Opdracht:
• Bespreek de normale bouw van het schoudergewricht; welk type gericht is het en hoe vindt stabilisatie
plaats (in welke richting). De schouder is een kogelgewricht. De elleboog is een scharniergewricht. Bij de
elleboog en bij de schouder vindt stabilisatie plaats door de spieren. De knie wordt passief gestabiliseerd
door ligamenten/kapsels/richels.
• Wat is de rol van de intrinsieke musculatuur op het ellebooggewricht tijdens retractie? Intrinsieke
spieren zorgen voor stabilisatie. De m. triceps brachii voorkomt te ver doorbuigen. Spieren die aan het
telefoonbotje hechten zorgen voor de strekkende beweging (→ afzetten).
• Bij dit hondje zijn er twee dingen niet in orde: de stand van het schoudergewricht en de vorm van de
thorax. Wat heeft de vorm van de thorax voor invloed op de locomotie?
De thorax is dorsoventraal afgeplat → schouders staan naar dorsaal → poten staan niet recht onder het
lichaam (staan naar lateraal). De spieren kunnen hierdoor ook minder goed aanhechten.
, - Dukes Veterinary Physiology (13th) – Ch49 p. 568-572, 572-574;
Ch50 p. 596-598, 599-604, 605-607, 607-609
- Diseases of Poultry (14th) – Ch29 p. 1263-1266, Ch30 p. 1294-1295
Wc2 - Sturkie’s avian physiology (6th) – Ch25 p. 549-554
Voorbereiding Dukes
Extracellulair calcium wordt gebruikt voor o.a. botvorming, impulsgeleiding, spiercontractie en
bloedstolling. Intracellulair calcium is betrokken bij enzymen en heeft een 2nd-messenger functie. Ongeveer
de helft van het plasma-calcium is aanwezig in de geïoniseerde vorm, terwijl de rest aan eiwitten is
gebonden. Botmineraal bestaat uit hydroxyapatiet (Ca10(PO4)6(OH)2). Hierdoor kan het skelet ook dienen
als calciumreservoir.
Calcium verlaat het extracellulaire compartiment bij botvorming, darmsecretie, zweten en via de urine. Bij
lacterende dieren gaat ook veel calcium naar de melk. Het verloren calcium wordt aangevuld vanuit het
bot, vanuit de voeding, of kan worden teruggeresorbeerd vanuit de nierglomeruli.
Wanneer de bloed-calciumconcentratie daalt reageren de
bijschildklieren hierop door PTH uit te scheiden. PTH werkt op meerdere
manieren: ↑renale reabsorptie, ↑absorptie uit MDK, ↑resorptie uit bot.
De botcanaliculi bevatten relatief calciumrijk vocht. PTH kan osteocyten
aanzetten tot het pompen van dit calcium nar de extracellulaire
vloeistof (osteocytische osteolyse). Dit werkt vrij goed op korte termijn.
Als meer calcium nodig is kunnen osteoclasten het bot resorberen.
PTH kan de osteoclasten stimuleren en osteoblasten remmen.
Calciumabsorptie via de darm kan passief tussen de epitheelcellen
plaatsvinden, maar kan ook actief plaatsvinden. Actief transport wordt
gecontroleerd door 1,25-dihydroxycholecalciferol (1,25-(OH)2D; calcitriol), een vitamine D-derivaat.
Vitamine D wordt in de huid geproduceerd of via het dieet aangevoerd. Het wordt in de lever omgezet tot
25-hydroxycholecalciferol, en kan in de nieren omgezet worden tot calcitriol.
PTH stimuleert indirect de intestinale calciumabsorptie doordat het de renale productie van calcitriol
verhoogt. Calcitriol zorgt voor upregulatie van 3 calciumtransporteiwitten: 1) een calciumkanaal-eiwit
opent o.i.v. calcitriol en laat Ca2+ door, 2) een vitamine D-afhankelijke calciumbindend eiwit vangt calcium
apicaal af en pompt het de cel in, 3) een calcitriol afhankelijke Ca2+-ATPase pomp die het intracellulaire
calcium basolateraal naar buiten pompt.
Wanneer het plasma-calcium boven de normale waarde stijgt kan het neerslaan in zachte weefsels
(metastatische calcificatie). Calcitonine wordt als reactie door de schildklier geproduceerd en doet 2
dingen: ↓botresorptie, ↓renale reabsorptie.
Paarden & konijnen absorberen al het calcium in het MDK onafhankelijk van vitamine D. Het overschot
wordt renaal uitgescheiden, gereguleerd door PTH. Kenmerkend bij nierfalen bij deze dieren si dan ook het
snelle ontstaan van hypercalciëmie.
Bij vogels produceert het ovarium oestrogeen. Dit stimuleert de lever tot het maken van een
calciumbindend eiwit, waardoor meer calcium in het plasma opgeslagen kan worden tijdens de leg.
Bij een calciumdeficiëntie zal de plasma-[calcium] slechts iets lager zijn dan normaal door de
homeostatische mechanismen. Bij jonge dieren kan hypocalciëmie bijdragen aan de pathogenese van
rachitis, al wordt dit vaker veroorzaakt door een tekort aan fosfor of hypovitaminose D. Bij oudere dieren
kan de reactieve resorptie leiden tot osteoporose & osteomalacie. Bij runderen treedt er vroeg in de
lactatie een lactationele osteoporose op. Wanneer leghennen onvoldoende calcium in het voer krijgen
kunnen ze batterijvermoeidheid ontwikkelen: resorptieve osteoporose, vaak gepaard met fracturen.
Fosfor komt organisch het meeste voor als fosfaat. Het is een onderdeel van fosfolipiden, fosfo-eiwitten,
nucleïnezuren, ATP, en botkristallen. Ook speelt het een belangrijke rol als pH buffer.
Bloedmetingen meten alleen het anorganische anion, welke slechts 30% van het bloedfosfaat betreft.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller remconederlof. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.