100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Interne geneeskunde: Nierfunctie stoornissen $3.91   Add to cart

Summary

Samenvatting Interne geneeskunde: Nierfunctie stoornissen

 30 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van 18 pagina's met informatie uit colleges, werkgroepen, zelfstudies en uitgewerkte leerdoelen.

Preview 3 out of 23  pages

  • January 29, 2022
  • 23
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Doelen – Thema 2 - Nierfunctie


Nieren (= ren = nefer)
 De nieren en ureteren liggen retroperitoneaal
 Beschermd door de onderste ribben, liggen lekker vast in het vet.
 Blaas ligt subperitoneaal en functioneert voor urine opslag
 Urethra bij de vrouw kort want alleen urine afvoer
 Urethra bij de man lang want loopt door de prostaat en is ook afvoer van
sperma

Nefron
o Functionele eenheid van de nier en bestaat uit glomerulus en tubulussysteem
o Cortex = schors  bevat de glomeruli met kapsel van Bowman
o Lichaam van Malpighi = glumerulus + kapsel van Bowman samen
o Podocyten: voetvormige lichaampjes om het basaalmembraan om de
vaatkluwen van de glomerulus heen. Bevat mini openingen waar
zouten/glucose/aminozuren doorheen kunnen en eiwitten en bloedcellen niet.
o Medulla = merg:  bevat de Lis van Henle en de tubuli
o Afferent vat + efferent vat
o Glomerulus: Capillairnetwerk tussen 2 arteriolen. GFR ongeveer 125 mL/min
o Filteren van 180 liter per dag (door de glomerulus). Maar niet alles wordt
gefiltreerd  eiwitten en bloedcellen worden niet gefilterd. En een te groot
deeltje wordt ook niet gefilterd.
o Juxtaglomerulaire cellen: Liggen tegen het vas afferent waar deze de
glomerulus in gaan (juxta = naast). Zij meten de druk en produceren renine
en EPO (erytropoetine)

Glomerulus
Capillair tussen twee arteriolen in de schors omgeven door het kapsel van
Bowman. Hier wordt het bloed gefilterd. De bloedvaatjes hebben kleine gaatjes
waardoor het vocht eruit kan worden geperst. Dat vocht gaat door drie lagen
basaalmembraan langs de voetjes van de podocyten. Tussen die voetjes zitten
kleine openingen waar kleine deeltjes zoals zouten, glucose en aminozuren
doorheen kunnen. Bloedcellen, bloedplaatjes en eiwitten niet.
Als de druk in het afferente vat laag wordt, wordt de druk in de glomeruli ook
laag en gaat de uitwisseling veel minder efficiënt. De nier zorgt voor
vasoconstrictie van het efferente vat zodat de druk weer goed wordt. Bij een
hoge bloeddruk zorgt de nier even voor vasoconstrictie van het afferente vat om
het de druk op de glomeruli op pijl te houden.




1

, Doelen – Thema 2 - Nierfunctie


Van bloed  urine maken in 4 stappen:
1. Filtratie
Afferente arteriole brengt het bloed richting het nefron waar het uitkomt in
het glomerulus: een vaatkluwen dat ‘’zo lek is als een mandje’’. Hierdoor kan
bloedplasma en kleine stofjes makkelijk doorheen = filtratie. Om in de
voorurine terecht te komen moet het eerst door het bloedvat met kleine
gaatjes – door het celmembraan – en langs de podocyten.
Grote stoffen zoals eiwitten blijven in het bloed want die kunnen hier niet
doorheen.
Kleinere stoffen zoals kalium, natrium, chloride, water, aminozuren,
bicarbonaat en creatinine worden gefiltreerd.
Deze vloeistof is voorurine (180 L/dag) en wordt opgevangen in het kapsel
van Bowman.
De efferente artriole blijft in de buurt van het nefron = de vasa recta. Hier
vindt de zuurstof uitwisseling plaats.

2. Reabsorptie = stoffen worden toch teruggehaald naar het lichaam
3. Secretie = stoffen worden toegevoegd aan de urine
 Proximale tubulus  belangrijkste stoffen
o Reabsorptie van belangrijkste stoffen = kalium, natrium, chloride,
water en 100% van de aminozuren en glucose en 90% van het
bicarbonaat.
o Secretie van urinezuur en geneesmiddelen
 Lis van Henle  door concentratieverschillen, eerst water dan zouten.
o Reabsorptie van water in het dalende deel
o Reabsorptie van zouten in het stijgende deel
 Distale tubulus  fine tuning, kijken waar je teveel of te weinig van hebt.
o Reabsorptie van restjes natrium, chloride. Water alleen door
aldosteron.
o Secretie van overbodige stoffen zoals kalium en H+ als daar een
overschot van is en afvalstoffen van bijv. geneesmiddelen
 Verzamelbuis  meerdere nefronen op aangesloten
o Reabsorptie van natrium, cloride, ureum. Water alleen door ADH
(afgegeven bij tekort aan water dus wordt water extra
gereabsorbeerd)

4. Excretie
Er blijft urine (1-1,5 L/dag) over zoals het wordt uit geplast met in principe
geen glucose, aminozuren en maar een fractie van de andere stoffen. Vanuit
de verzamelbuis hier gaat de urine richting de ureter en de blaas voor
excretie = uitscheiding




2

, Doelen – Thema 2 - Nierfunctie




Rol van de nier bij de zouthuishouding
ADH = anti diuretisch hormoon  regelt het volume
1. Osmoreceptoren in de hypothalamus herkennen de osmolariteit  hee het
is te hoog
2. Sturen signaal naar achterkwab van hypofyse (=neurohypofyse)
3. Hypofyse gaat meer ADH maken
4. Meer ADH = minder urineproductie en dus meer vocht in het lichaam
5. Meer vocht = minder hoge concentratie = minder osmotische waarde

Aldosteron  bij een tekort aan natrium of overschot aan kalium
1. Bijnier maakt aldosteron in het raas systeem
2. Aldosteron stimuleert cellen van de distale tubulus en verzamelbuis om
natrium terug te resorberen in ruil voor kalium of waterstofionen
3. Waar natrium gaat, gaat water
4. Meer vocht – meer circulerend volume – hogere bloeddruk

ANP & BNP = Atrium natriuretisch peptide – Brain natriuretisch peptide
1. Baroreceptoren in het atrium
2. Bij minder druk/rek in het atrium  minder ANP en BNP
3. Minder natrium excretie (bij meer druk, meer natrium excretie)

Hypovolemie
 Gastro-intestinaal vochtverlies – braken/diarree/pancreatitis
 Bloedverlies – ongeval/chirurgie
 Renaal vochtverlies – diuretica/verlies ADH
 Vochtverlies via de huid – zweten/brandwonden
 Relatieve ondervulling – pancreatitis/buikok/sepsis

Hypervolemie
 Hartfalen
 Terminale nierinsufficiëntie
 Iatrogene overvullen – vaak icm verminderde hart/nier functie
 Hyperaldosteronisme (natriumretentie)




3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Dominiquekoolhaas. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.91. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83662 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.91  1x  sold
  • (0)
  Add to cart