Uitgebreide BOK, alle thema's van farmacologie 1 staan erin. Met het leren van deze samenvatting heb ik een 9 gehaald op de testvision toets. Thema's zijn: Algemene farmacologie, cellen en organen, farmacokinetiek en toedieningsvormen van geneesmiddelen, maagklachten obstipatie diarree, pijn, hyper...
BOK FARMACOLOGIE 1
Thema 1 Algemene farmacologie, cellen en organen
1. Je kunt een definitie geven van anatomie, fysiologie, pathologie en farmacologie (farmacokinetiek
en farmacodynamiek).
- Anatomie: Structuur en organisatie van het menselijk lichaam (Hoe heten onderdelen van het
menselijk lichaam en waar liggen ze?)
- Fysiologie: Levensverrichtingen van het menselijk lichaam (Hoe werkt het menselijk lichaam?)
- Pathologie: Het ontstaan en verloop van ziektes (Waarom is er sprake van een bepaalde ziekte,
waar komt dat door?)
- Farmacologie: Interactie tussen het geneesmiddel en het lichaam.
- Farmacodynamiek: kijken we naar wat het geneesmiddel doet met het lichaam.
- Farmacokinetiek: kijken we naar wat het lichaam doet met het geneesmiddel.
2. Je kunt de verschillende organisatieniveaus van het menselijk lichaam benoemen: chemisch
niveau, celniveau, weefselniveau, orgaanniveau en niveau van orgaanstelsel.
Chemisch moleculair cel weefsel orgaan orgaanstelsel organisme
3. Je kunt van de volgende orgaanstelsels de organen benoemen en de functie uitleggen: huid,
beenderstelsel, spiestelsel, zenuwstelsel, hormoonstelsel, cardiovasculaire stelsel, lymfestelsel,
ademhalingsstelsel, spijsverteringsstelsel.
- Huidstelsel: Beschermt het lichaam tegen gevaren vanuit de omgeving, speelt een rol bij het
reguleren van de lichaamstemperatuur.
- Skeletstelsel: Biedt ondersteuning, beschermt weefsels, is opslagplaats voor mineralen en vormt
bloedcellen.
- Spierstelsel: Maakt beweging mogelijk, zorgt voor stevigheid en produceert warmte.
- Zenuwstelsel: Maakt onmiddellijk reactie op prikkels mogelijk, meestal door coördineren van de
activiteiten van andere orgaanstelsels.
- Endocriene stelsel: Reguleert langdurige veranderingen in de activiteti van andere orgaanstelsels.
- Cardiovaculaire stelsel: Transporteert cellen en opgeloste stoffen, evenals voedingsstoffen,
afvalstoffen en gassen.
- Lymfestelsel: Verdedigt tegen infecties en ziekten en zorgt voor terugkeer weefselvocht naar de
bloedsomloop.
- Ademhalingsstelsel: Transporteert lucht naar plaatsen waar gaswisseling plaatsvindt tussen de
buitenlucht en her circulerende bloed, en produceert geluid.
- Spijsverteringsstelsel: Verwerkt voedsel, neemt voedingsstoffen op en verwijdert afvalstoffen
- Urinaire stelsel: Verwijdert overtollig water, zouten en afvalstoffen.
- Mannelijk voortplantingsstelsel: Produceert geslachtscellen en hormonen.
- Vrouwelijk voorplantingsstelsel: Produceert geslachtscellen en hormonen, ondersteunt
embryonale en foetale ontwikkeling van bevruchting tot geboorte.
4. Je kunt de functie van de volgende celorganellen benoemen: celkern, endoplasmatisch reticulum,
ribosomen en mitochondriën.
- Celkern: Ligt het DNA opgeslagen dat het bouwplan van de aanmaak van alle eiwitten bevat.
- Endoplasmatische reticulum: Eiwitten vervoeren naar het Golgi-apparaat.
- Ribosomen: Verantwoordelijk voor het maken van eiwitten en RNA
- Mitochondriën: Produceren de energie in de cel, in de vorm van ATP.
Versie 15 juli 2020
,BOK Farmacologie 1 studiejaar 2020-2021
5. Je kunt de bouw en functie van eiwitten, lipiden, koolhydraten en suikers benoemen.
- Eiwitten:
o Bouw: bestaat uit polymere ketens van aminozuren.
o Functie: (1) bouwstenen, (2) spieropbouw en herstel, (3) transport, (4) bestanddeel van
enzymen, hormonen en afweerstoffen, (5) voorloper van neurotransmitters en (5)
brandstof.
- Lipiden:
o Bouw: fosfaatkop en lipidestaart.
o Functie: vetten of oliën die een goeie energiebronzijn voor het lichaam en beschermen
tegen de kou.
- Koolhydraten:
o Bouw: zijn opgebouwd uit èèn op meerdere bouwstenen, deze bouwstenen zijn
suikermoleculen (monosachariden), glucose, galactose, fructose.
o Functie: energie voor het lichaam in de vorm van suikers en zetmeel.
- Suikers:
o Functie: energie voor het lichaam in de vorm van monosacharide, disacharide en
polysacharide.
6. Je kunt benoemen waar ATP voor nodig is.
Voor de biochemische processen in de cel -> functioneren van cellen
7. Je kunt uitleggen dat een geneesmiddel werkt volgens de binding tussen een substraat en een
receptor.
Het geneesmiddel (substraat) bindt zich aan de receptor op het celmembraan van de cel.
8. Je kunt uitleggen waarom eiwitten goede aangrijpingspunten zijn voor geneesmiddelen (drie
redenen).
1. Veel verschillende eiwitten dus ook veel verschillende mogelijkheden om ergens op aan te grijpen
2. Eiwitten spelen belangrijke rol bij fysiologische processen
3. Elk orgaan en weefsel heeft een eigen specifiek eiwit dat kenmerkend is voor dat orgaan en
weefsel.
9. Je kunt de vier eiwitten benoemen waarop geneesmiddelen aangrijpen: receptoren, ionkanalen,
enzymen, transporteiwitten.
Receptoren, ionkanalen enzymen en eiwitten
10. Je kunt uitleggen wat een receptor is en welke rol deze speelt in de fysiologie van de cel.
Een receptor is een eiwit in het celmembraan, waarin een speciafiek molecuul kan binden
(bijvoorbeeld een geneesmiddel).
11. Je kunt uitleggen wat een ionkanaal is en welke rol deze speelt in de werking van de cel.
Ionkanalen zijn alleen voor ionen. Ionen zijn geladen deeltjes. Geneesmiddelen kunnen hierop
aangrijpen.
Als een ionkanaal geopend is kan er een ion doorheen.
Als een ionkanaal gesloten is kan er geen ion doorheen.
Door geneesmiddelen kan een kanaal openen of sluiten. (werkt via lading en diffusie)
Versie 15 juli 2020
, BOK Farmacologie 1 studiejaar 2020-2021
12. Je kunt uitleggen wat een enzym is en welke rol deze speelt in de werking van de cel.
Een enzym is een katalysator die een specifieke chemische reactie in of buiten de cel kan laten
verlopen.
- Substraat bindt zich aan de actieve plaats van het enzym.
- Door substraatbinding verandert actieve plaats van vorm/structuur.
- Biochemische reactie verandert substraat in reactieproduct.
- Product afgeven en de actieve plaats herkrijgt zijn normale vorm/structuur.
13. Je kunt uitleggen wat transporteiwitten zijn en welke rol deze spelen in de werking van de cel.
Ionen glucose neurotransmitters en zuren/basen
Bij transporteiwitten is er sprake van actief transport, hier is energie voor nodig (ATP). ADP moet
worden omgezet in ATP, onder invloed van deze energie gaat het transporteiwit open en
verplaatst een ion zich door het membraan heen. Ze zijn ook een aangrijpingspunt voor
geneesmiddelen.
Versie 15 juli 2020
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Isa01. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.86. You're not tied to anything after your purchase.