100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
Previously searched by you
Samenvatting Literatuur en Hoorcolleges ''Kwantitatieve Methoden en Technieken van Criminologisch Onderzoek'' VU 2021/2022 (Criminologie jaar 2 - Vrije Universiteit Amsterdam)$3.32
Add to cart
Kwantitatieve Methoden En Technieken Van Criminologisch Onderzoek (R_MTCO)
Summary
Samenvatting Literatuur en Hoorcolleges ''Kwantitatieve Methoden en Technieken van Criminologisch Onderzoek'' VU 2021/2022 (Criminologie jaar 2 - Vrije Universiteit Amsterdam)
36 views 4 purchases
Course
Kwantitatieve Methoden En Technieken Van Criminologisch Onderzoek (R_MTCO)
Institution
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Book
Studieboeken Criminologie
Dit is een samenvatting van alle behandelde stof bij het vak ''kwantitatieve methoden en technieken van criminologisch onderzoek'' op de VU. Het betreft een samenvatting van de literatuur (het lesboek) en de hoorcolleges. Aangezien tijdens de hoorcolleges voornamelijk de stof uit het boek behandeld...
Kwantitatieve Methoden En Technieken Van Criminologisch Onderzoek (R_MTCO)
All documents for this subject (12)
Seller
Follow
michellewilson
Reviews received
Content preview
Samenvatting ‘’Kwantitatieve Methoden en
Technieken van Criminologisch Onderzoek’’ –
hoorcolleges en literatuur
Week 1.1
Literatuur – methoden en technieken van onderzoek in de criminologie
(Bijleveld & van der Geest, 2021)
Hoofdstuk 1 – inleiding
❖ Criminologie is een objectwetenschap → houdt zich bezig met verschillende verklaringen
(uit verschillende wetenschapsgebieden) van hetzelfde fenomeen (criminaliteit)
❖ Criteria van methoden en technieken van criminologisch onderzoek:
• Is de methodologie uniek voor de criminologie?
• Wat is de mate van algemeenheid van de methodologie?
❖ Wettelijke definitie van criminaliteit → dat wat door de wet strafbaar is gesteld
• Nadelen → wetten zijn aan verandering(en) onderhevig, nationale definities en dus
internationale verschillen
❖ Functies van slachtofferstudies → gevolgen van criminaliteit voor slachtoffers onderzoeken,
en onderzoek doen naar het totale aantal gepleegde delicten
❖ Criminaliteit is een containerbegrip → er zijn verschillende soorten criminaliteit die
verschillende (soorten) verklaringen hebben
❖ Er worden voor criminaliteit vaak standaardclassificaties gebruikt zodat onderzoeken beter
met elkaar te vergelijken zijn → standaardclassificaties zijn vaak wel erg grof, waardoor
onderzoekers meestal subkwalificaties bedenken
❖ Criminaliteit kan ook geclassificeerd/ingedeeld worden op basis van of er duidelijk
aanwijsbare slachtoffers waren, of het in groepsverband of individueel was, wat de mate van
organisatie was, wat de kenmerken van de dader / het slachtoffer waren, etc.
❖ Wetenschap hoort te draaien om de waarheid, rationaliteit en objectiviteit → er kan
gediscussieerd worden over wat deze termen precies inhouden
• Intersubjectiviteit → onderzoekers komen, onafhankelijk van elkaar, tot hetzelfde
subjectieve oordeel
❖ Enkele wetenschapsopvattingen:
• Fenomenologie (1900) → de mens moet in relatie tot zijn omgeving worden
bestudeerd (kijken naar situaties)
• Symbolisch interactionisme → onderzoekt de interactie tussen mensen (kijkt naar
symbolen)
▪ Participerende observatie → in de rol van de onderzochte(n) kruipen
• Neopositivisme → ‘’steentje voor steentje’’ theorieën opbouwen (kijken naar of
basisuitspraken waar zijn)
• Kritisch rationalisme (Karl Popper) → waarheid bestaat niet, je kan er alleen zeker
van zijn dat iets onwaar is → falsificationisme → alle kennis is ‘’voorlopig’’
, ❖ De empirische cyclus (de Groot) :
• Theorie → observatie/idee dat men wil onderzoeken → afgebakend onderwerp
• Inductie → abstracte onderzoeksvraag formuleren
• Deductie → hypothese(n) vaststellen → abstracties concretiseren
• Toetsing → onderzoek uitvoeren, gegevens verzamelen, hypothese(n) toetsen →
onderzoekers zijn slechts een instrument en moeten inwisselbaar en uitwisselbaar
zijn → standaardisatie
• Evaluatie → resultaten met ‘’bestaande kennis’’ vergelijken, kijken naar kwaliteit
van het onderzoek, theorieën evalueren (op basis van logische consistentie,
toetsbaarheid, parsimonie/eenvoud, en compatibiliteit)
❖ Modellen kunnen gebruikt worden om de werkelijkheid te onderzoeken → ze zijn
onafhankelijk van de werkelijkheid, maar hun structuur komt wel overeen met de
werkelijkheid → meer controle (over omstandigheden) en makkelijker te observeren
❖ Bij onderzoek moet ook rekening gehouden worden met wat voor soort vragen gesteld
worden (bijvoorbeeld beschrijvend of verklarend) en op welk niveau onderzoek wordt
gedaan (micro-, meso-, macro-)
• Ecologische fout → bevindingen op het ene niveau van toepassing verklaren op een
ander niveau
• Er kan ook onderscheid worden gemaakt tussen kwantiteit (hoeveelheid) en
kwaliteit (aard)
• Confounding-probleem → verschillende kenmerken hangen met een factor samen,
waardoor het moeilijk is vast te stellen welk kenmerk voor een bepaald gevolg zorgt
❖ Longitudinaal onderzoek → door de tijd heen metingen verrichten
❖ Cross-sectioneel onderzoek → naar een bepaald moment in de tijd kijken
❖ De criminologie maakt gebruik van de methodologie van andere wetenschapsgebieden (zoals
psychologie en sociologie), maar er is ook sprake van een eigen, criminologische
methodologie doordat criminelen (in tegenstelling tot andere onderzoeksobjecten) meestal
niet onderzocht willen worden, er al (niet altijd bruikbare) informatie over criminele
individuen is, er sprake is van gelaagdheid, en er sprake is van normatieve en ethische
kwesties
Hoofdstuk 2 – onderzoek naar criminaliteit en aanverwante zaken
❖ Operationalisatie → de manier waarop we constructen van theorieën in de werkelijkheid
meten
❖ Meten → het toekennen van getallen aan waarnemingen
❖ Er zijn verschillende meetniveaus:
• Nominaal → getallen hebben geen waarde en dienen alleen als label (type delict,
haarkleur, etc.)
• Ordinaal → er is sprake van een rangorde (preferentieoordelen: ‘’wat is
beter/erger?’’)
• Interval → intervallen tussen metingen zijn gelijk (schalen ‘’zeer oneens’’ tot ‘’zeer
eens’’, temperatuur, etc.)
• Ratio → verhoudingen van verschillen tussen metingen én de metingen zelf liggen
vast, er is een vast nulpunt (productprijs, etc.)
• Absoluut → alle informatie ligt vast (frequentietelling: aantal gepleegde delicten
etc.)
, ❖ Hypothetisch construct → een abstracte term waarmee naar een niet-uitwendig kenmerk
van personen verwezen wordt, dat verondersteld wordt aanwezig te zijn
❖ De conceptuele definitie van een construct geeft aan wat het construct inhoudt en de
operationele definitie geeft aan hoe het gemeten wordt
• Voorbeelden van constructen → intelligentie, impulsiviteit, gewetensontwikkeling,
etc.
❖ Validiteit → is gemeten wat gemeten moest worden?
❖ Constructvaliditeit → validiteit van de metingen (concept zuiver meten)
❖ Betrouwbaarheid → is er nauwkeurig gemeten?
• Onbetrouwbaarheid → fluctuatie van metingen
❖ Schema van validiteit:
• Constructvaliditeit → is er goed gemeten?
▪ Betrouwbaarheid → is er precies gemeten?
▪ Validiteit van de operationalisatie → wordt het juiste gemeten?
o Inhoudsvaliditeit → is het hele spectrum van het construct
gemeten? (voorbeeld: niet alleen intelligentie meten op basis van
een rekentoets, maar ook op andere gebieden)
o Criteriumvaliditeit → voorspelt de meting een criterium?
o Constructsvaliditeit in engere zin → is het bedoelde construct
gemeten?
• Statistische conclusie validiteit → is het verband statistisch significant?
• Interne validiteit → is er geen schijnverband (geen spurieus verband)?
• Externe validiteit → geldt het resultaat ook buiten de onderzochte groep (kan er
gegeneraliseerd worden)?
❖ Betrouwbaarheidsanalyses:
• Test-hertestbetrouwbaarheid → na de eerste keer meten het construct nog een
keer meten (de overeenstemming tussen de metingen moet zo groot mogelijk zijn,
het liefst 100%)
• Interbeoordelaarbetrouwbaarheid → 2 metingen van hetzelfde fenomeen
verzamelen, maar 2 beoordelaars gebruiken die onafhankelijk van elkaar scoren
(beide beoordelaars zouden hetzelfde moeten scoren)
▪ Pearson-product-moment-correlatiecoëfficiënt → 2 beoordelaars,
variabele op minimaal interval niveau (score van 0,8 of hoger is goed)
▪ Intraclass correlatiecoëfficiënt → 2 of meer beoordelaars, variabele op
minimaal interval niveau (als de score dichtbij 1 ligt, is de variatie in scores
toe te schrijven aan de variabele, als de score dichtbij 0 ligt, is de variatie in
scores toe te schrijven aan het feit dat er verschillende beoordelaars zijn)
▪ Percentage overeenstemming → 2 beoordelaars, variabele is
nominaal/ordinaal
∑𝑓𝑑𝑖𝑎
o Proportie overeenstemming = 𝑁
→ som van de diagonaal van
een tabel delen door het totale aantal respondenten (zie blz. 42/43
voor een voorbeeld)
▪ Cohen’s kappa → 2 beoordelaars, variabele is nominaal/ordinaal
∑𝑓𝑘𝑜 ×𝑓𝑟
𝑖𝑗
∑𝑓𝑑𝑖𝑎 −
o 𝜅= 𝑁
∑𝑓𝑘𝑜 ×𝑓𝑟 → moet idealiter boven de 0,8 liggen
𝑖𝑗
𝑁−
𝑁
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller michellewilson. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.32. You're not tied to anything after your purchase.