Samenvatting voor het vak sociaal recht 2, onderdeel participatiewet. Deze samenvatting bevat dus niet het onderdeel fiscaal, deze samenvatting komt ook nog online.
Samenvatting Sociaal recht 2, onderdeel participatiewet
door Annelies Kingma SJV2B Sociaal Juridische
Dienstverlening, Hanzehogeschool Groningen.
Week 1 Recht op bijstand
Hoofdstuk: 1, 2 (2.1 t/m 2.4), 3, 4 (4.1 t/m 4.2, 4.4 t/m 4.6), 14
ECLI:NL:CRVB:2008:BD8765, Centrale Raad van Beroep 22 juli 2008 (afkicken in
Schotland PW)
ECLI:NL:CRVB:2010:BM1992, Centrale Raad van Beroep 19 april 2010 (dakloze
asielzoeker PW)
1.1 Historie van de bijstand
Vroeger werd er primair een beroep gedaan op naasten zoals familie, kerk en
kennissen. In 1854 eeuw werd de Armenwet ingevoerd, hiermee start de
geschiedenis van de armenzorg en de inmenging van de overheid. De overheid
kreeg later pas een actievere rol in de armenzorg omdat in 1965 de Algemene
bijstandswet (ABW) kwam. Uit deze wet ontstond voor de overheid een plicht
tot bijstandsverlening in situaties dat mensen geen geld hadden om in eigen
levensonderhoud te voorzien. In 1996 werd de ABW gewijzigd in de Abw. De
begrippen vangnet en trampoline werden in deze wet geïntroduceerd. De Abw
was het sluitstuk van het sociale zekerheidsstelsel.
In 2004 werd de Abw vervangen door de WWB. De gemeenten kregen hierbij
veel beleidsvrijheid om het doel van de bijstand ‘werk boven uitkering’ te
bewerkstelligen.
Ook is er een tijdje de WIJ geweest (Wet investering in jongeren) waarbij
jongeren verplicht een werken/leren traject moesten volgen.
In 2013 is de Wet huisbezoeken, het Besluit aanscherping handhaving en
het sanctiebeleid (ook wel fraudewet) ingevoerd.
In 2014 is de Participatiewet ingevoerd. De PW heeft ook consequenties voor
de WSW en de Wajong. In de PW zijn er verscherpte verplichtingen en
verzwaarde maatregelen. Ook is er de kostendelersnorm ingevoerd.
Vangnet: De bijstand is het ‘sluitstuk’ van het socialezekerheidsstelsel, het is
bedoeld voor mensen die op geen andere uitkering een beroep kunnen doen.
Trampoline: De bijstand is bedoeld als tijdelijke voorziening als overbrugging tot
het moment dat de cliënt zelf weer in eigen levensonderhoud kan voorzien.
1.2 De plaats van de participatiewet binnen de sociale zekerheid
De PW wordt uitgevoerd door de Gemeente.
De minister van SZW is eindverantwoordelijk voor het gehele
socialezekerheidsstelsel. Bij de PW is de minister van SZW
systeemverantwoordelijk omdat gemeente een taak heeft binnen de PW.
Systeemverantwoordelijk: centrale verantwoordelijkheid voor de wijze waarop
invulling wordt gegeven aan de taken van de gemeenten.
Door de invoering van de Wet interbestuurlijk toezicht gemeentelijke inkomens-
en werkvoorzieningen (Witgiw) is de minister van SZW niet langer
,verantwoordelijk voor de controle per individuele gemeente op de rechtmatige
uitvoering van de:
- PW
- Wet IOAW
- Wet IOAZ
- WSW
De controle en het toezicht wordt wel uitgeoefend door de inspectie SZW.
Binnen de PW heeft de inspectie SZW ook een signalerende en adviserende
taak met betrekking tot ontwikkelingen en risico’s.
Welke instantie is belast met de uitvoering van welke uitkering:
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) is belast met de uitvoering van de:
- Algemene ouderdomswet (AOW)
- Algemene nabestaandenwet (ANW)
- Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)
Het UWV is belast met de uitvoering van de:
- Werkloosheidswet (WW)
- Toeslagenwet (TW)
- Diverse arbeidsongeschiktheidsregelingen
-
De Gemeente is belast met de uitvoering van de:
- Participatiewet (PW)
- Wet IOAW
- Wet IOAZ
- WMO
- WSW
Het UWV en de gemeenten werken samen rond de:
- WW
- PW
- Wajong
Dit doen ze binnen het Werkplein, werkgeversservicepunten en regionale
werkbedrijven. De samenwerking richt zich op de werkzoekenden en de
werkgevers.
De geleverde diensten:
- Afstemming tussen vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt
- Informatievoorziening met betrekking tot arbeidsmarktontwikkelingen
- Op het Werkplein worden de eerste acties ondernomen voor de
uitkeringsintake voor de vermelde regelingen.
De samenwerking tussen het UWV en de gemeenten d.m.v. het Werkplein
wordt gerealiseerd volgens de volgende principes:
1- 1 aanspreekpunt
2- Een goede diagnose aan de kop van het proces
3- Een cliëntbenadering die uitgaat van vertrouwen en een snelle
dienstverlening
4- Geen verslag in gedrag en houding van de medewerkers van de partners
5- Een sluitend cliëntvolgsysteem
6- Een gezamenlijke werkgeversbenadering
,Casemanagement: het gehele proces rond werk, inkomen, participatie en zorg
regisseren. Contact hebben met de cliënt, werkgevers en met de instellingen die
op de hiervoor genoemde werkvelden ook een relatie hebben met de cliënt. Het
bewaken van het gehele proces en zorg dragen voor het behalen van het
beoogde resultaat. Een regisserende taak.
Binnen het casemanagement vallen onder meer de onderstaande taken:
1- Verificatie en controle van de verkregen gegevens
2- Eventueel instellen van bijzonder onderzoek
3- Besluitvorming over het recht op een uitkering
4- Administratieve verwerking van de gegevens
5- Betaling van de uitkering
6- Activering en controle van de uitkeringsgerechte, waaronder opsporing van
fraude
7- Re-integratie en participatie van cliënten
De Gemeente heeft binnen de PW de volgende taken/hoofddoelstellingen:
- De uitvoering van de PW
- Beperken van de instroom
- Vergroten van de uitstroom
- Voorkomen en bestrijden van fraude
- Correct verstrekken van uitkeringen aan cliënten
Om de hoofddoelstellingen te kunnen realiseren heeft de gemeente
verantwoordelijkheid en ruimte gekregen om een eigen beleid te formuleren dat
afgestemd kan worden op de lokale en regionale omstandigheden
(beleidsvrijheid)
Het college van B&W zal verantwoording af moeten leggen aan de gemeenteraad
over de keuzes en uitvoering.
Wanneer er een uitkering moet worden verstrekt, zijn alle activiteiten er op
gericht de cliënt z.s.m. weer zelf in de kosten van levensonderhoud te laten
voorzien. Alles is gericht op re-integratie. In individuele gevallen kan hiervan
worden afgeweken en wordt vrijwilligerswerk gestimuleerd of een tegenprestatie
opgelegd.
In de bijstand wordt er onderscheid gemaakt tussen personen jonger dan 27 jaar
en ouder dan 27 jaar.
De PW uitkering is onder te verdelen in twee soorten (art. 5 PW)
a) De uitkering voor levensonderhoud (algemene bijstand); een maandelijkse
verstrekking waarmee de cliënt in de levensbehoeften kan voorzien.
b) Bijzondere bijstand; vergoeding voor bijzondere kosten die o.g.v.
individuele omstandigheden niet uit het reguliere inkomen kunnen worden
betaald.
De gemeenten ontvangen voor de uitvoering van de PW van het Rijk drie
verschillende budgetten:
1- Inkomensbudget/I-deel: het budget om de PW-uitkeringen voor
levensonderhoud en de loonkostensubsidies te verstrekken.
Elke gemeente krijgt volgens een bepaalde verdeelsystematiek
(verdeelmodel) een budget uit het Fonds werk en inkomen, waarmee zij
, geacht worden de uitkeringen financieren. Bij het verdeelmodel wordt er
uitgegaan van de volgende punten:
a) De gemeente moet voldoende middelen krijgen om aan de
uitkeringsverplichtingen te voldoen
b) De systematiek moet voldoende prikkels hebben dat een effectief
uitkeringsbeleid wordt uitgevoerd
Het verdeel model is gebaseerd op een aantal objectieve
criteria/kenmerken die niet door beleid te beïnvloeden zijn. Er wordt
gekeken naar de grote van de gemeente.
Wanneer een gemeente geld tekort komt zal deze dit zelf moeten
financieren.
Voor een tekort van het inkomensdeel (ogv. Art. 69 PW) kan de
gemeente een aanvullende uitkering aanvragen o.g.v. art. 74 PW. Dit kan
een aanvullende uitkering zijn of een meerjarige aanvullende
uitkering (MAU). De MAU kan worden aangevraagd als er ten minste drie
jaar sprake is van een overschrijding van het budget met ten minste 2.5%
en de verwachting aanwezig is dat die overschrijding de komende twee
jaar ook niet zal wijzigen. Een gemeente met minder dan 25000 inwoners
komt niet in aanmerking voor een MAU omdat hun budget alleen bepaald
is door historische gegevens.
Het college van B&W moet bij een MAU-aanvraag duidelijk maken dat zij
niet nalatig is geweest in de bedrijfsvoering. Ook moet er een overzicht
van de genomen maatregelen en de nog te nemen maatregelen ter
verbetering overlegd worden.
2- Participatiebudget: het budget voor de financiering van re-
integratievoorzieningen die worden ingezet.
De gemeente kan zelf beslissen welke re-integratie instrumenten zij wil
inzetten, deze instrumenten worden aangepast aan de lokale en regionale
omstandigheden. Wanneer er een overschot is in het participatiebudget
moet dit terugvloeien naar het Rijk.
3- Het budget voor de bekostiging van de bijzondere bijstand.
Deze budgetten worden jaarlijks vastgesteld.
Gemeenten moeten verordeningen binnen de PW vaststellen met
betrekking tot:
a) De doelgroep loonkostensubsidie en loonwaarde als bedoeld in art. 6
lid 1 PW
b) Het verlagen van de bijstand en de periode van verlaging als
bedoeld in art. 18 lid 2 PW
c) Het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in art.
36 PW en een individuele studietoeslag als bedoeld in art. 36b PW
d) Het ondersteunen van cliënten in arbeidsinschakeling en het
daarvoor aanbieden van voorzieningen (art. 7 lid 1 PW)
e) Het opdragen van een tegenprestatie o.g.v. art. 9 lid 1 PW
f) De scholing, opleiding o.g.v. art. 10 lid 5 PW
g) De premie als bedoeld in art. 10a lid 6 PW
h) Het verrichten van werkzaamheden in een beschutte omgeving
o.g.v. art. 10b PW
i) Het verlagen van de bijstand o.g.v. art. 9a lid 12 PW
j) De uitoefeningen van de bevoegdheid tot verrekening o.g.v. art. 60b
PW
k) Cliëntenparticipatie o.g.v. art. 47 PW
, Het college legt jaarlijks verantwoording af aan de minister over de wijze van
de uitvoering van de PW (art. 77 PW). Dit doen ze door een beeld van
uitvoering in te dienen.
Ook is de gemeente verplicht o.g.v. art. 78 PW om kosteloos gevraagde
inlichtingen te verstrekken, rechtstreeks aan de minister of via statistieken bij het
CBS.
1.3 Begripsbepalingen
1.3.1 Inrichting
De PW kent afzonderlijke normen voor personen die in een inrichting verblijven.
In de PW wordt onder een inrichting verstaan:
1- een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke
werkzaamheden richt op het bieden van verpleging of verzorging
aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden
of
2- een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke
werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij
de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer
dan de helft van ieder etmaal aanwezig is.
Of iemand in een inrichting verblijft is bepalend voor de hoogte van de uitkering.
Uit jurisprudentie blijkt het volgende:
- blijf-van-mijn lijf huizen zijn geen inrichtingen
- wanneer een begeleid wonen project bedoeld is als woonvoorziening en
beperkte begeleiding heeft is het geen inrichting
- passantenverblijf Leger des Heils is geen inrichting
- verblijf in het ziekenhuis is wel een inrichting.
1.3.2 Woning
Het is in de PW van belang om te weten of er sprake is van een woning omdat
o.g.v. art. 50 P bij een bepaalde overwaarde van de woning de bijstand in de
vorm van een geldlening verstrekt dient te worden.
Een woonwagen of woonschip is ook een woning.
Voor het begrip woning kijken we naar de definitie die de wet op de huurtoeslag
geeft in art. 1 onder k wet op de huurtoeslag
“woning: een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige
woonruimte, onvrije etage dan wel andere onzelfstandige woonruimte is
verhuurd, alsmede de onroerende aanhorigheden”
Uit de jurisprudentie blijkt het volgende:
- er is geen sprake van een zelfstandige woning indien een wezenlijke
woonfunctie als douche wordt gedeeld
- het huren van een kamer is geen zelfstandige woning (je wordt hierbij
ook gekort omdat je de kosten deelt met je huisgenoten)
- een stacaravan die niet kan worden bewoond zonder gebruik te
maken van een aantal elementaire voorzieningen vanuit een
nabijgelegen woning is geen zelfstandige woning
- als woonvertrekken niet bereikt kunnen worden zonder trappen en
gangen te hoeven passeren waarover een ander de zeggenschap heeft is
er geen sprake van een zelfstandige woning.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annelieskingma. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.84. You're not tied to anything after your purchase.