Psychologie onderzoekt het gedrag en de ontwikkeling van de gezonde mens. Sociologie kijkt naar de manier
waarop mensen met elkaar omgaan en elkaar beinvloeden. De psychiatrie behoort tot de geneeskunde en
houdt zich bezig met diagnose en de behandeling van psychische, emotionele en gedragsstoornissen.
Pedagogiek houdt zich bezig met de invloed van de opvoeding op de ontwikkeling. Orthopedagogie
onderzoekt stoornissen in de normale ontwikkeling.
Lichamelijke ontwikkeling gaat om het groeien van het lichaam en hoe het verandert. Motorische ontwikkeling
heeft alles te maken met bewegen. Cognitieve ontwikkeling is de ontwikkeling van het brein en de manier
waarop mensen lere, denken en begrijpen. Sociaal-emotionele ontwikkeling gaat over gevoelsleven en de
sociale omgang met elkaar. Seksuele ontwikkeling draait om lustbevrediging en seksuele gevoelens.
Baby hersenen ontwikkelen zich razendsnel, er komen elke dag honderen nieuwe neuroverbindingen bij. Het
structueren van informatie noem je assimilatie. Het plaatsen van de informatie in de juiste context heet
accommodatie.
Dreumes leert door te doen. Het leren onderscheid te maken tussen jezelf en de wereld noem je de
sensomotorische ontwikkeling.
Een peuter heeft veel beweging nodig en wordt kieskeurig naar voedsel. De woordenschat gaat van 250 naar
1500 woorden. Het hele proces noem je differentiefase. Er is nog geen verschil tussen echt en fantasie,
magisch denken. Koppigheidsfase komt voor net als het zindelijkheid.
Het jonge schoolkind wisseld zijn melkgebit. Moeite met stil zitten. Zijn eigen denken staat centraal. Speelt
gedrag van andere na.
Het oudere schoolkind komt in de prepuberteit. Fijne en grove motoriek is goed. Abstract denken heeft te
maken met dingen die niet direct waarneembaar zijn, je hebt er voorstellingsvermogen nodig. Hij kan
analyseren en reflecteren en dus ook nadenken over de gevolgen van zijn handelingen. Dit noem je de
concreet-operationele fase. Kind wil meer privacy. Kinderen in de prepubertijd zijn altijd op zoek naar fysiek
contact. Freud noemt dit de latente fase, dit betekent dat er al seksuele fantasieen zijn. Maar dat het kind ze
onderdrukt.
De puber wil zich losmaken van het gezin. De hersenontwikkeling is in volle gang, het aantal neurologische
verbindingen neemt enorm toe.
De adolescent is volgroeit en volwassen.
Waarden zijn de zaken die we binnen onze cultuur belangrijk vinden. Normen zijn regels die voortkomen uit
deze waarden. Aangeboren gedrag is gedrag dat erfelijk beopaald is. Aangeleerd gedrag is wat je aangeleerd
word. Internaliseren is het proces, waarin iemand regels eigen heeft gemaakt, die onderdeel van die persoon
zijn geworden.
Begrippen die horen bij socialiseren:
- Aangeboren persoonlijkheid (karakter)
- Cultuur (geloof en land)
- Waarden (uitgangspunten)
- Normen (regels)
- Belonen / straffen
- Internaliseren
De socialisering in het gezin en op school heet primaire socialisering. De socialisering in de omgeving waar je
woont, heet secundaire socialisering. Een peergroep is een groep met dezelfde waarden en normen.
Geslachtspecifieke socialisering geeft aan dat je andere normen en waarden hanteert voor jongens dan voor
meisjes. Milieuspecifieke socialisering geeft aan welke leefomstandigheden bij een gezin horen.
, Tijdens de socialisering heb jij je identiteit gevormd, je hebt je zelfbeeld bepaald en weet waarvoor je staat. De
multiculturele samenleving is een samenleving waarin mensen vanuit verschillende culturen bij en naast elkaar
wonen.
De zeven fundamenten van ontwikkeling zijn:
- Emotionele en fysieke veiligheid
- Uitnodigende en uitdagende omgeving
- Mogelijkheden tot onderzoeken en experimenteren
- Interactie
- Samenspelen
- Zelfvertrouwen
- Eigenwaarde
Jongens zijn langzamer dan meisjes, afweersysteem is bij jongens zwakker. Jongensgedrag:
- Ruimte om te bewegen
- Vrijheid om dingen te ontdekken
- Materiaal om uit te proberen
- Laat het zien en doe het voor ipv vertellen
- Eerst doen en dan denken
- Jongens zijn snel afgeleid
- Risicoś nemen
Jongens hebben structuur, persoonlijke aandacht en leren leren nodig. Meisjesgedrag:
- Leg ze dingen uit
- Materialen voor de fijne motoriek
- Langer concentreren, dus spelletjes spelen
- Verhalen laten vertellen
- Groepsactiviteiten
- Twijfelen
- Beter in taal
Ieder kind vormt zich tijdens zijn leven een zelfbeeld. Het zelfbeeld bestaat uit een aantal onderdelen:
- Zelfbesef: vanaf 2 jaar, eigen ik, vanaf 4 jaar echt ontwikkeld
- Zelfkennis: je omschrijving, hoe je eruit ziet of ben
- Zelfwaardering: beschrijving hoe hij zich zelf ziet, ik ben goed in tekenen
- Zelfvertrouwen: zelf dingen kunnen bereiken
Ontwikkeling noem je ook wel rijping. Een baby start bij de geboorte tot 18 maanden. Fijne motorische
bewegingen zijn de kleine bewegingen, waarvoor je een goede beheersing nodig hebt van de spieren in armen,
handen, vingers en tenen. De eerste tanden komen tussen de drie en vijf maanden. Voldoende rust en slaap is
belangrijk. Een reflux is een onbewuste reactie op een prikkel. De zuigreflex wil zeggen: zuigende bewegingen
van de mond als de lippen worden aangeraakt. De zoekreflex wek je op door over de wang van de baby te
strijken. De mororeflex is een snelle spreid en sluit beweging van armen, benen, vingers en mond van de baby.
Piaget zag voor de cognitieve ontwikkeling vier fases:
1. Sensomotorische fase: geboorte – 2e jaar
2. Objectpermanentie: 8 – 12 maanden, een beeld in het geheugen vast houden zonder het te zien.
3. Sociaal-emotionele ontwikkeling: gevoelens en omgang met anderen
4. Seksuele ontwikkeling: lustgevoelens en seksuele gevoelens
5. Zintuigelijke ontwikkeling: tot 4 weken allen scherp zien op 30 cm afstand, vanaf 3 maanden op
een voorwerp of gezicht richten, kleur vanaf 5 maanden zien.
Exploratiedrang zorgt dat de baby sneller leert en meer.
De peuterperiode start bij 18 maanden en eindigt als het kind vier wordt. Ze houden van bewegen en fijne
motoriek. Vanaf 3 jaar wordt er 1 hand gebruikt met kleuren. Vanaf 6 jaar een handvoorskeur. Eerst is het de
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller larissadonkelaar87. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $13.22. You're not tied to anything after your purchase.