100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Nederlandse Letterkunde I $8.03
Add to cart

Summary

Samenvatting Nederlandse Letterkunde I

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

De samenvatting bevat alle hoofdstukken van het handboek en eigen notities.

Preview 3 out of 21  pages

  • January 30, 2022
  • 21
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1: de rederijkers en hun “camers van
rhetoryken”.

Van orale spektakelcultuur tot gecanoniseerde
letterkunde.
Inleiding

Retorica = voordrachtkunst

Rederijkersliteratuur en -cultuur (1430-1550) = literaire cultuur, vormgegeven door gilden,
broederschappen van dichters en toneelgezelschappen.

Hun literatuur heeft een perfomant karakter  spektakelcultuur van rederijkers:

- Eigen specifieke poëtica + samenhangende sociale organisatievormen (rederijkerskamer,
rederijkersfeesten, dicht- en toneelcompetities)
- Specifieke genologische keuzes (refrein, rondeel, lied, ballade, toneel)
- Eigen verbeeldingsmiddelen (allegorische personages, blazoenen, rebussen, memoratieve
schemata)

Rederijkersgezelschappen

- Ontstaan binnen stedelijk verband
- Hadden voor-en nevengangers, maar hadden duidelijk een eigen functie + betekenis.
- Georganiseerde vormen van literatuurbeoefening in de stad.
- Volgens Herman Pleij:
o Nieuwe leefomgeving van vroegmoderne stad had eigen literaire expressie,
vormgeving, thematiek en organisatie nodig  ontstaan rederijkerskamers = elitaire
cultuurbewegingen in de stad.
o Sloeg ook over op platteland  in dorpen, primair beleven van devotie (toewijding)
a.d.h.v. teksten + voorstellingen in groepsverband.
o Stedelijke kamers: ruimere ambities  rol bij stedelijk vertier + plechtigheden rond
landvorst.
o Lieten groot repertoire achter van zinnespelen (ernstig toneel)  werden bewaard
in archief.
 = de eerste literaire institutionalisering in de letterkunde in onze moedertaal.
- Voorgangers: puys (podia) in Noord-Franse steden
-  Vlaamse en Brabantse steden stimuleerden eerst ook al georganiseerde literaire
activiteiten  waren niet exclusief op literatuur gericht  werkten in groter verband met
teksten als het uitkwam.
- Er waren wel al een groot aantal feestgezelschappen (wijkgezelschappen): hoorden bij
specifieke stadswijk + traden op bij feestrituelen. (bv. vastenavondvieringen)
- Ook plaatselijke schutterijen: competities feestelijker maken met het spelen van
esbattementen (korte, komische toneelstukken) + ander korter toneel.
- Ook geestelijke broederschappen, ambachtsgilden en neringen (beroepsverenigingen):
verzorgden theater + openbare verbeeldingen bij ommegangen en blijde inkomsten.

, - Ook semiprofessionele groepjes van voordragers en toneelspelers die nog een andere
ambacht uitoefenden.  vooral actief bij hoogtijdagen van kerk, ook bij andere
feestelijkheden.
- Ook jongeren: domineerden wijkgenootschappen
o Organiseerden periodieke charivarirituelen met alternatieve rechtspraak  oog op
eigen belangen
o Waren leerlingen Latijnse school  speelden toneel in Latijn + konden door stad
beloond worden.

De rederijkers: literaire bedrijvigheid in stads- en gildeverband.

Ontwikkeling van de Gentse rederijkerskamer: De Fonteine

(voor ontstaan Brugse kamer: zie bloemlezing p. 2

- Ontstaan 9 december 1448 (stadsbestuur keurt statuut goed)
- Statuut: motivering + uitwerking laten wijze zien waarop kamers literaire bedrijvigheid in
stads- en gildeverband uitbouwden.
- Drievoudige motivering van ontstaan en bestaan:
o ‘gheselscip van ghenouchten’  wil voor recreatie + aangenaam tijdverdrijf zorgen
 Gewezen op belang en nut van verlustigende bezigheden  als wapen tegen
melancholie (zwaarmoedigheid) + haar kwalijke invloeden op lichaam/geest
 Als middel tegen ledigheid
o Aanbidding + verering van goddelijke drievuldigheid bevorderen:
 Blazoen van kamer: voorgesteld in vorm van fontein met drie spuiers  als
onuitputtelijke bron (‘fonteine’) voorziet God zijn dienaren van genadegaven
 nodig om ware volmaaktheid te bekomen.
o Met recreatief + devotioneel doel hadden enkele personen ‘een minlic broederscip
ende ghelscip vander const van Rethoriquen’ opgericht.
  vanuit overweging dat andere steden in Vlaanderen + daarbuiten al zo’n
gezelschap hadden.  nog niet in Gent, ook al hadden zij al het andere in
macht en belang.

Uit ‘ordinantien’ (bepalingen) blijkt dat ze eigen vergaderlokaal (‘camere’) + kapel ter ere van Heilige
Drievuldigheid (in Sint-Niklaaskerk) hadden.

Nieuw reglement:

- Bedoelt om jong gezelschap bestuurlijke houvast + grotere interne samenhang te geven.
- De Fonteine beschouwde zichzelf als zeer open gezelschap  toetredingsvoorwaarden
weinig specifiek:
o Iedereen die bedreven was met een of andere const of maatschappelijk een
bijzondere prestige had, mocht vrij toetreden.
o  moeten wel belofte doen het reglement en oordeel van bestuurders te
respecteren.
- Niet nakomen van verplichtingen  financiële sanctie.
- Bekrachtiging reglement door stedelijke overheid  zorgt voor stevige juridische basis van
gezelschap.
- Kerkelijk-liturgische verankering als geestelijke broederschap met kapel en altaar  zorgt
voor officiële maatschappelijke status.

, Rederijkerskamers functioneerden (zoals beroeps- en schuttersvereniging) als gilde met:

- Periodiek te verkiezen bestuur
- Blazoen
- Uniform.

Kenmerkend voor gilden in Late Middeleeuwen:

- Broederschapsstructuur met bepaalde schikkingen tijdens liturgische en andere vieringen
(o.a. missen voor overleden leden in eigen kapel + maaltijden ter gelegenheid van
patroonsfeest)
- Betalingen voor fraaie begrafenisplechtigheid  uitvaart met alle gildebroeders aanwezig.

Algemene gildeprincipes verschilden in hun toepassing per corporatie en veranderden met de tijd.

 Statuten van 1448: beslisten dat bestuur van De Fonteine om 2 jaar opnieuw verkozen zou
worden
 Bestond uit:
o ‘upperst in regemente’ (hooggeplaatste of bestuurder)
o Raad van 4 personen.
 Het bestuur moest een klerk of bode kiezen
 Bode: verantwoordelijk voor bijeenroepen van leden.
o  bestuurder had eerst nog geen titel  later ‘prince’ genoemd
 Jongere kamers noemden bestuurder ‘deken’

Kledingvoorschriften:

- Streng bepaalt
- Om twee jaar moesten Fonteinisten een nieuwe ‘capproen metter devize’ (kap met
schouderkraag en devies of kenspreuk) laten maken.
- 1448: iedereen moest kaproen hebben.
- 1528: enkel prince, bestuursleden, bode en klerk moesten ‘een habijt metter divise’ hebben.
o Nieuwe vorderingen bedoelt om lidmaatschap aantrekkelijker te maken  ook voor
mensen die vanwege de hoge kosten niet waren toegetreden.
o Vooral deel uitmaken van bestuur koste veel  habijt, financiëring gilde maaltijden.
  1528: individuele lasten worden verspreid over 2 jaar i.p.v. 1 jaar
 Periode waarin men van nieuwe bestuurlijke opdracht is vrijgesteld, wordt
van 3 jaar verlengt naar 6 jaar.

Bestuur:

- 1448: raad van upperste had 4 voorname of ‘notable’ personen.
- 1542: raad nu 6 leden  geen algemeen stemrecht meer  enkel de 6 uittredende
raadsmannen. ( om sociale en materiële positie te beschermen tegen eigen overmaat van
‘schamele’ leden: lieden die ongeschikt en onmachtig zijn om bestuurlijke plichten te
vervullen.)
o Om de 6 jaar nieuwe raadsmannen kiezen  die kiezen dan de prince.
o Prince + nieuwe raadsleden kiezen dan baljuw en klerk (zoals in 1448)
o Volgens schepenbrieven van 1542: kiezen ze volgens gewoonte (‘near costume’) ook
een facteur en ‘prince d’amour’
 Factor: zorgt voor de te spelen of voor te dragen teksten

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittdelme2001. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.03
  • (0)
Add to cart
Added