Module 2: Vraag en aanbod
A. De vraag
De partiële vraag
Er zijn veel factoren/variabelen die een invloed hebben op de vraag van een product.
Bv. de vraag naar broodje: afhankelijke factoren kunnen zijn; de prijs van broodjes, de prijs
van slaatjes enz., het inkomen van consumenten, het weer, reclamecampagnes,…
De algemene vraagfunctie: schrijft de vraag van al deze factoren; V(pbroodjes,psla,…,inkomen,...)
Wat is het verband tussen vraag en aanbod? We veronderstellen dat alle andere factoren
hierbij constant blijven (= Ceteris Paribus), m.a.w. inkomen consumenten, prijs broodjes, het
seizoen, … veranderen niet.
Vraagfunctie afleiden die gevraagde hoeveelheid broodjes geeft voor de verschillende
prijzen van een broodje ceteris paribus. (= partiële vraagfunctie V(p))
Verband tussen prijs en vraag → kijken naar mogelijke kopers
Elk individu heeft een eigen reservatieprijs. Dit is het maximale bedrag dat iemand wil
betalen voor een broodje.
Er is een negatief verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid; hoe goedkoper een
product wordt, hoe meer er gevraagd wordt. Dit is de wet van de vraag.
Samengevat: Elke consument heeft een reservatieprijs die gelijk is aan de maximale
bereidheid tot betalen. Zo leiden we een dalende vraagcurve af. Hoe hoger de prijs, hoe
lager de vraag. Dit is de wet van de vraag.
Consumentensurplus
Op vraagcurve waarde aflezen die elke consument aan broodje hecht. De totale oppervlakte
onder de vraagcurve toont de totale bereidheid tot betalen.
Stel: kostprijs broodje is €3, dan betaalt Ann minder dan haar reservatieprijs (€6). Het
verschil tussen de reservatieprijs en de kostprijs noemen we het consumentensurplus. (Voor
Ann is dit €3).
Als de maximale bereidheid tot betalen gelijk is aan de kostprijs is er geen
consumentensurplus.
Als we het totaal van het consumentensurplus willen weten, tellen we elk
consumentensurplus bij elkaar op. (Hier €5).
Grafisch is het totale consumentensurplus de totale oppervlakte tussen de vraagcurve en de
horizontale rechte die de prijs weergeeft.
Ook andere manier om consumentensurplus te vinden:
We nemen eerst de oppervlakte onder de vraagcurve voor alle broodjes die gevraagd
worden bij deze prijs. Dit is de totale maximale bereidheid tot betalen voor iedereen die een
broodje koopt bij €3.
Vervolgens nemen we de oppervlakte onder de prijs voor dezelfde hoeveelheid. Dit is de
prijs vermenigvuldigd met de hoeveelheid en is dus gelijk aan de totale uitgaven van de
consumenten.
, Als we nu de totale uitgaven aftrekken van de totale bereidheid tot betalen, dan bekomen we
opnieuw het totale consumentensurplus.
Samengevat: Een aantal consumenten heeft een surplus dat gelijk is aan het verschil
tussen de bereidheid tot betalen en de prijs van een broodje. De som van het surplus van
alle consumenten is het totale consumentensurplus. Dit totale surplus is ook gelijk aan het
verschil van de totale bereidheid tot betalen en de totale uitgaven bij een gegeven prijs.
De marktvraag
We veronderstellen dat er heel veel mogelijke consumenten zijn en dat deze consumenten
mogelijk meer dan 1 broodje willen kopen als de prijs laag genoeg is. We houden er ook
rekening mee dat de reservatieprijzen niet noodzakelijk een geheel getal moeten zijn.
Deze veronderstellingen leiden tot een vloeiende vraagcurve.
Er zijn zoveel consumenten dat zelfs als de prijs een klein beetje daalt, de gevraagde
hoeveelheid zal toenemen.
Veronderstel dat deze curve de totale marktvraag naar broodjes weergeeft. Bij prijs van €8
→ geen broodjes gevraagd, m.a.w. er is geen enkele consument bereid om €8 te betalen
voor een broodje. Bij een prijs van €6 worden er 75 broodjes gevraagd.
Wanneer prijs daalt → vraag stijgt. (Wanneer prijs daalt van €6 → €3, neemt gevraagde
hoeveelheid toe van 75 naar 300 broodjes = beweging OP vraagcurve.)
Andere interpretatie: De consument die het 75ste broodje koopt, is bereid er €6 voor te
betalen. We zeggen dat de marginale bereidheid tot betalen voor het 75ste broodje gelijk is
aan €6. De marginale bereidheid tot betalen is de bereidheid tot betalen voor het laatste
broodje.
Ook bij vloeiende vraagcurve → consumentensurplus aanduiden. Stel dat prijs = €3 → 300
broodjes gekocht. De totale bereidheid tot betalen is gelijk aan de oppervlakte onder de
vraagcurve. De totale uitgaven van de consumenten zijn gelijk aan de prijs vermenigvuldigd
met de hoeveelheid.
Het consumentensurplus is gelijk aan de totale bereidheid tot betalen verminderd met de
totale uitgaven van de consumenten.
Samengevat: De marktvraagcurve is een vloeiende dalende curve. Als de prijs stijgt, daalt
de vraag. Anderzijds geeft de curve ook de marginale bereidheid tot betalen bij een bepaalde
hoeveelheid weer. Dit is de bereidheid tot betalen van de consumenten voor het laatste
broodje dat gekocht wordt. Naarmate er meer gevraagd wordt, daalt de marginale bereidheid
tot betalen. Bij de marktvraagcurve kunnen we het totale consumentensurplus vinden door
de totale uitgaven af te trekken van de totale bereidheid tot betalen bij het gekochte aantal.
Algebra van de vraag
We veronderstellen een lineair verband tussen prijs en hoeveelheid. Stel bv. dat volgend
voorschrift de marktvraag naar broodjes weergeeft: V(p) = 600 – 100p.
Deze vraagfunctie kunnen we grafisch weergeven als volgt:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jus10. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.