Module 8: Marktmacht
1. Prijsdiscriminatie
Perfecte prijsdiscriminatie
Tot nu veronderstelden we dat alle consumenten dezelfde prijs betalen voor hetzelfde goed
of dezelfde dienst, m.a.w. we gingen uit van uniforme prijzen.
In de praktijk is het echter mogelijk dat een producent aan sommige consumenten een
hogere prijs vraagt dan aan anderen. Dat noemen we prijsdiscriminatie.
We bekijken nu het extreme geval van perfecte prijsdiscriminatie.
Stel dat een monopolist weet hoeveel elke consument maximaal wilt betalen voor elke
hoeveelheid van een bepaald goed. In dat geval zou de monopolist aan elke consument een
andere prijs kunnen vragen en zo haar winst aanzienlijk vergroten. We noemen dit perfecte
prijsdiscriminatie.
Eerder zagen we het geval van een monopolist die dezelfde prijs aanrekent voor elke
eenheid → uniforme prijszetting. Zijn gemiddelde opbrengsten vallen samen met de inverse
vraagcurve => MO-curve daalt 2x zo snel als GO-curve. De monopolist kiest de hoeveelheid
waarvoor MO = MK.
In dit geval zou de monopolist 200 eenheden verkopen voor €4/eenheid (zie onderstaande
grafiek).
We bekijken nu het geval van perfecte prijsdiscriminatie voor dezelfde vraagcurve. De
monopolist kan nu voor elke eenheid exact de maximale bereidheid tot betalen vragen.
Als hij bv. 200 eenheden produceert, vraagt hij niet meer voor elke eenheid €4, hij kan de
eerste eenheid voor €6 verkopen.
De extra opbrengst bij het produceren van een extra eenheid die de monopolist verkoopt, is
nu dus telkens gelijk aan de bereidheid tot betalen voor de marginale eenheid. Hierdoor valt
de MO-curve samen met de inverse vraagcurve.
De monopolist zal opnieuw de hoeveelheid produceren die zijn winst maximaliseert. Dit is
waar MK-curve de MO-curve snijdt en dus ook de vraagcurve snijdt.
De totale opbrengsten van de monopolist zijn gelijk aan de totale oppervlakte onder de
vraagcurve → de geel gevulde oppervlakte + de rood omlijnde oppervlakte op de grafiek.
De monopolist krijgt voor elke eenheid immers de bereidheid tot betalen van de consument.
De totale kost van de producent is gelijk aan de oppervlakteTotale
onder de MK-curve (en GK-
curve) → de rood omlijnde oppervlakte op de grafiek. kosten
De winst is dan gelijk aan het verschil tussen de totale opbrengsten en de totale kosten → de
geel gevulde oppervlakte op de grafiek.
, Er is geen consumentensurplus bij perfecte prijsdiscriminatie, aangezien elke consument zijn
volledige bereidheid tot betalen afstaat.
We vergelijken nu een monopolie met perfecte prijsdiscriminatie (PPD) met een monopolie
met een uniforme prijszetting (UP). We zien dat het monopolie met PPD een grotere
hoeveelheid afzet dan het monopolie met UP.
Daarnaast zal bij prijsdiscriminatie de winst groter zijn, maar is er geen consumentensurplus.
We merken ook op dat bij PPD geen ‘death weight loss’ is.
Samengevat: Een monopolist kan zijn winst vergroten door perfecte prijsdiscriminatie toe te
passen. Praktisch is dit onmogelijk. Een onderneming kan onmogelijk de bereidheid tot
betalen van elk individu perfect inschatten en vervolgens ook aan elk individu die prijs
vragen. Dit is geen realistische vorm van prijsdiscriminatie.
Marktsegmentatie
Bij marktsegmentatie vraagt een monopolist een verschillende prijs aan verschillende
groepen consumenten.
Hij kan bv. een onderscheid maken o.b.v. leeftijd en een lagere prijs vragen aan jongeren
dan aan ouderen, zoals een bioscoop. De onderneming deelt zijn markt dan op in twee
segmenten. We gaan uit van een constante MK = 2,5. De monopolist zal dan zijn winst
maximaliseren door op beide markten zoveel aan te bieden dat de MK = MO op elke markt.
Hij zal op markt 1 150 eenheden aanbieden en op markt 2 250. De prijzen die dan tot stand
komen zijn €6,25 voor jongeren en €8,75 voor volwassenen. De monopolist zal dus een
hogere prijs aanrekenen voor volwassenen dan voor jongeren.
Een belangrijke voorwaarde voor marktsegmentatie is dat de consumenten het goed niet aan
elkaar kunnen doorverkopen. Bv. dan zouden jongeren broodjes kunnen aankopen om door
te verkopen aan volwassenen. Het voorbeeld van de bioscoop is daarom voor de hand
liggend. Een bioscoopuitbater kan gemakkelijk aan de ingang nagaan of de houder van een
bioscoopticket ook effectief een jongere is.
Samengevat: Een monopolist kan zijn winst vergroten door zijn markt op te delen in
segmenten en aan beide segmenten een verschillende prijs vragen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jus10. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.