100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreide samenvatting Sociologische Theorieën $7.56
Add to cart

Summary

Uitgebreide samenvatting Sociologische Theorieën

 0 purchase
  • Course
  • Institution

Ik had een 14 en alleen dit gestudeerd + boekje eens gelezen. Dit is eerder een zelfgemaakte cursus dan een samenvatting (net zoals de rest van mijn samenvattingen), powerpoints en notities van het hele jaar staan erin! Soms gebruik ik wel gekke voorbeelden en gekke woorden wat het voor mij gemakke...

[Show more]

Preview 4 out of 106  pages

  • January 31, 2022
  • 106
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Datum


1. SOCIOLOGISCHE THEORIEËN
A. Samenhandelen wordt geordend door verwachtingen
B. Context
i. algemeen uitgangspunt: theoretisch pluralisme
1. binnen de sociale wetenschappen: diverse benaderingen, ‘scholen’ of
stromingen, theoretische referentiekaders, paradigma’s waarmee
uiteenlopende opvattingen over het studieobject van de sociologie of
de politicologie, antropologie,… overeenstemmen



2. TWEE BASISBENADERINGEN
i. Motivatie (intern) vs verwachtingen (extern)
B. Actorcentrisme
i. Vertrekken bij het individu
ii. Weber: symbolisch interactionisme: begrijpen van individuele motieven
iii. Verstehen van de motieven en de beweegreden
iv. Het vermogen tot handelen in verschillende sferen
v.  weber = liberaal
C. Sociocentrisme
i. =Verwachtingen die horen bij een positie
ii. hoe sociale factoren doorwerken op het individuele handelen
1. vb sociale afkomst speelt mee met studiekeuze
iii. Vertrekken bij groepskenmerken
iv. Durkheim, functionalisme; verklaren vanuit ‘sociale rollen’ als feiten
1. Sociale feiten = voorgegeven bovenindividueel en dwingend
v. Domineert ook binnen de derde hoofdstroming: sociocentrisme versie
conflictsociologie
1. Marx, conflictsociologie: focus op ongelijkheden in verdeling van
schaarse goederen + ermee verbonden belangen
vi. Durkheim= een solidarist= gedeelde cultuur  obv solidariteit
D. Marx: conflictsociologie
i. Verdelingsconflicten  ongelijkheden in verdeling
ii. Sociocentrisme, versie conflictsociologie
iii. Communist



3. ALGEMEEN

, A. noteer verwantschap met politiek-ideologische hoofdstromingen: liberalisme vs.
conservatisme vs. socialisme/communisme
B. het theoretisch pluralisme loopt deels in de pas met de andere
basistegenstellingen: ‘agency vs. structure’, cultuur vs. structuur, kwantitatief vs.
kwalitatief onderzoek en resulteert in uiteenlopende visies op bijvoorbeeld
cultuur en rollenspel
C. dahrendorf vs goffman & mentalistisch vs interpretatief cultuurbegrip
D. er valt meer te zeggen over de drie hoofdstromen die teruggaan op Weber,
Durkheim resp. Marx...
E. cfr. J. Habermas’ theorie van communicatieve rationaliteit, het hedendaags
functionalisme annex de systeemtheorie van N. Luhmann, de Kritische Theorie
van T.W. Adorno & M. Horkheimer, of het structuralisme van C. Lévi-Strauss, R.
Barthes e.a.)
F. daarnaast zijn er moeilijker te plaatsen stromingen als etnomethodologie (H.
Garfinkel), de figuratiesociologie (N. Elias) of poststructuralisme (M.
Foucault)



4. THEORIE
A. gidsen: Jeffrey Alexander (algemeen), Pior Stzompka (4 soorten sociologische
theorieën)
B. theorie = samenhangend geheel van begrippen die naar elkaar verwijzen
C. begrip of concept = generalisatie die abstractie maakt van de particuliere
verschijningsvormen van een fenomeen
i. bijv. organisatie = doelgericht en hiërarchisch sociaal verband
ii. bijv. sociale rol = geheel van sociale verwachtingen dat hoort bij een sociale
positie binnen een positieveld
D. soorten theorie
i. algemene theorie of ‘general theory’: ‘theories about everything’ die niet
beslissend empirisch kunnen worden getoetst en bij gedeeltelijke falsificatie
ad hoc worden ‘geremedieerd’
1. kleine theorietjes zoals bv waarom iemand deelneemt aan den
bepaalde sociale relatie
2. waarom je zoiets wilt doen etc
ii. thematische (bijv. stratificatie) of subdisciplinaire theorieën (bijv.
organisatiesociologie) = meestal ‘middle range theories’ (Merton) of
theorieën met een beperkte reikwijdte
1. kunt ge wle makkelijk onderwouwen dan algemene theorie, is ook
makkelijk te falsifieren
2. waarom blijft een bep sociale stratificatie bestaan?
iii. gefundeerde theorie of ‘grounded theory’ (Glaser & Strauss)

2

, 1. vertrek vanuit waarnemingen = inductief
2. is een op louter inductieve generaliseringen stoelende gefundeerde
theorie mogelijk?
a. contra: theorie-afhankelijkheid van feiten, zowel vanuit het
oogpunt van relevantie als primaire betekenis van ‘feiten’
i. alleen feiten als die aan theorieeen zijn verbonden
b. ook: ge kunt ook ‘feiten contrueren op theoretische basis, cfr.
Attitudeschalen  maar naargelang wat je meet heb je een andere
feitelijke attitude
E. alexander: 2 grote dilemma’s
i. rational choice: altruïsme speelt nauwelijks een rol
ii.




1. Alexander: theoretiseren beweegt zich tussen ‘het feitelijke’ en ‘het
niet-feitelijke’
a. niet-feitelijke = a priori’s verankerd in evident bevonden tradities
i. (vgl. Kuhn over paradigma’s = onbevraagde
uitgangspunten + ‘examplars’ van goed onderzoek)
ii. Men zoekt bv naar elketronene maar zoekt elektronen
niet in vraag




3

, iii.




iv. ordeprobleem: sociocentrimse
v. verschillende tradities benadrukken het belang van telkens één niveau
binnen dit continuüm
vi. bijv. ‘ideologische oriëntaties’ (Kritische Theorie), kwalitatieve vs.
kwantitatieve methoden….
vii. contra reductionisme: er is niet één niveau dat bij theoretiseren altijd de
doorslag geeft
F. tegelijk een onderschatting van het belang van algemene veronderstellingen
(uiterst links op het schema), in het bijzonder met betrekking tot
i. (1) het handelingsprobleem: is handelen rationeel of non-rationeel =
louter instrumenteel vs. of rol moraal (waarden, normen) en gevoelens of
verlangens
1. vgl. de handelingstypologie van Weber, waarin tevens het belang van
‘mixed motives’ wordt (h)erkend
2. gaat men handelen vanuit een bepaald doel of vanuit bepaalde
gevoelens?
ii. (2) het ordeprobleem: individualisme vs. collectivisme = sociale orde vloeit
voort uit de verweving van individueel gemotiveerde handelingen vs. rol
voorgegeven sociale feiten
1. vgl. actor- vs. Sociocentrisme
G. resulteert in 4 mogelijkheden c.q. tradities:
i. (1) rationeel-individualistische theorieën: RC (homo economicus)
1. niet te verwarren met micro-theorieën à la Blumer, Simmel…


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aliesjacobs. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.56. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

69052 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$7.56
  • (0)
Add to cart
Added