HOOFDSTUK 1: PERSONEN MET EEN
VERSTANDELIJKE BEPERKING
1.1 TERMINOLOGIE
1.2.1 VERSTANDELIJKE BEPERKING (VB) ALS EEN BEPERKT IQ?
Binet en Simon ontwikkelden in het begin van vorige eeuw een intelligentietest en beschreven een
normaal en afwijkend intelligentiequotiënt. Daarmee legden ze een wetenschappelijke basis om
mensen met VB te definiëren als mensen met een beperkt intelligentiequotiënt. Dat kan je zien als
medische beeldvorming op VB. Men ging uit van de vooronderstelling dat een VB het gevolg was van
een tekort dat geheel in de persoon ligt, en dat bovendien in cijfers uit te drukken is.
In deze geest was terminologie als debiel, imbeciel niet kwetsend bedoeld. Aangezien een VB werd
aanzien als een persoonskenmerk dat de persoon ten volle typeert, vond men het evident om personen
zo te etiketteren. En omdat men hen ‘afwijkend’ vond, vond men het ook normaal om hen af te
zonderen in apart onderwijs en in instituten.
1.2.2 VERSTANDELIJKE BEPERKING ALS SOCIAAL PROBLEEM?
Eind vorige eeuw kwam er een paradigmaverschuiving. Dat betekent dat zowel de beeldvorming over,
als de benadering van personen met VB veranderde. Het idee ontstond dat mensen met VB en instituten
minder goed kunnen ontwikkelen. Het werd duidelijk dat de hinder die een persoon ondervindt van zijn
beperkt intellectueel functioneren sterk bepaald is door de context waarin hij leeft.
In sommige culturen is het heel belangrijk dat je een moeilijke uitleg kunt begrijpen, kunt nadenken
over hoe je je tijd moet plannen, goed kunt spreken… In andere culturen worden eisen gesteld en vindt
men het bv belangrijk dat je mooie handarbeid kunt leveren. Dat alles maakt dat de ernst van een
verstandelijke beperking pas duidelijk wordt in ‘interactie’ met de omgeving. Samen met deze nieuwe
beeldvorming groeide stap voor stap het bewustzijn dat het meer respectvol en terecht was om te
spreken van personen met een verstandelijke beperking of personen met een verstandelijke handicap.
1.2.3 HUIDIGE OMSCHRIJVINGEN VAN VERSTANDELIJKE BEPERKING
Na die grote paradigma verschuiving is de definitie van een verstandelijke beperking blijven veranderen,
als ook de kijk op deze groep mensen. Dat is duidelijk in de huidige definitie van de AAIDD: ‘American
Association on Intellectual and Developmental Disabillities’. Dat is een internationaal toonaangevende
organisatie die in 2010 een nieuwe wetenschappelijke definitie en model uitbracht.
1.2.3.1 INTELLECTUAL DISABLLITY VOLGENS AAIDD
Het is een gevolg van de kenmerken van een persoon, in interactie met een maatschappij die ook
bepaalde kenmerken en verwachtingen stelt.
Naast het IQ wordt adaptief gedrag als een onderdeel van verstandelijke handicap benoemd.
Definitive:
• Een verstandelijke handicap leidt tot problemen in het dagdagelijkse functioneren
(functioneringsproblemen).
• Deze functioneringsproblemen ontstaan onder meer door de beperkte intellectuele vaardigheden.
Men verwijst dus naar de beperkte intelligentie, m.a.w. beperkingen bij redeneren, plannen,
problemen oplossen, abstract denken, moeilijke ideeën begrijpen, snelheid van leren en leren uit
eigen ervaringen. De intellectuele of verstandelijke beperking moet significant zijn, wat is vastgelegd
1
, op 2 standaarddeviaties beneden het populatiegemiddelde. Met andere woorden een IQ van 70 of
minder.
• Adaptief gedrag of adaptieve vaardigheden slaat op de mogelijkheden die iemand heeft om te
beantwoorden aan de eisen van de omgeving, om zich aan te passen aan wat men van mansen met
dezelfde leeftijd verwacht, binnen die specifieke cultuur. Deze komen vooral tot uiting als personen
zich moeten aanpassen aan veranderende omstandigheden, of als ze tijdsdruk ervaren. Ze komen
minder tot uiting als personen routinematig bepaalde vaardigheden uitoefenen. Ook hier geldt dat
de adaptieve vaardigheden significant moeten afwijken.
Dit adaptief gedrag wordt in 3 categorieën gesplitst:
o Conceptuele vaardigheden: taal, lezen, schrijven, geldbegripn zelfbepaling… Dit zijn de
vaardigheden die je kan gebruiken om zelf vorm te geven aan je leven, om te beslissen in je
eigen leven.
o Sociale vaardigheden: interpersoonlijk contact, verantwoordelijkheidsbesef, kunnen inschatten
van een weerstand bieden aan negatieve beïnvloeding, zich houden aan geldende regels en
wetten, vermijden om terecht te komen in de slachtofferrol,…
o Praktische vaardigheden: activiteiten van het dagelijkse leven zoals eten, zich aankleden,
lichaamszorg, zich verplaatsen; instrumentele activiteiten zoals maaltijdbereiding,
huishoudelijke activiteiten, gebruik van telefoon, omgaan met geld, gebruik maken van
openbaar vervoer; vaardigheden met betrekking tot werk; vermijden of voorkomen van
gevaarlijke situaties.
• De functionele beperkingen moeten voor de leeftijd van 18j duidelijk worden.
Een verstandelijke beperking is een ontwikkelingsstoornis. Doorgaans ontstaan
ontwikkelingsstoornissen kort voor, tijdens of kort na de geboorte en worden ze ten laatste in het begin
van de lagere school opgemerkt. Immers de groei en ontwikkeling van de hersenen voltrekt zich vooral
in de eerste levensjaren. Kinderen leggen de basis van cognitieve en adaptieve vaardigheden in de
eerste 12 levensjaren om er nadienop verder te bouwen. Toch kiest men ervoor om de leeftijdsgrens
op 18j te houden om de uitzonderlijke gevallen waarin een verstandelijke beperking op latere leeftijd
wordt ontdekt, mee op te nemen.
Op dat moment gaat men er dan wel van uit dat de verstandelijke beperking al eerder veroorzaakt is.
Daarmee wordt onderscheid gemaakt met personen die op latere leeftijd tijdelijke of blijvende tekorten
ervaren in hun intelligentie of adaptieve vaardigheden. Denk aan personen wiens functioneren als
gevolg van psychische problemen of langdurig middelengebruik verhinderd wordt, of bv personen met
dementie of niet aangeboren hersenletsel.
Deze omschrijving van personen met een VB wil er vooral nadruk op leggen dat een VB niet zomaar een
stoornis of persoonskenmerk is, maar een samenspel van factoren, waarvan intelligentie er één is. Ook
de omgeving die de persoon met een beperking omringt en de verwachtingen die men heeft tegenover
hem, bepalen of de persoon met VB weinig of veel uit de boot valt.
In de verdere uitwerking van de definitie staat ondersteuning centraal om de negatieve gevolgen van
de verstandelijke beperking zoveel als mogelijk in te perken. De AAIDD gaat er van uit dat de
ondersteuning die een persoon ontvangt heel sterk de ernst van zijn beperking bepaalt.
1.2.3.2 INTELLECTUAL DEVELOPMENTAL DISORDER IN DSM-5
De DSM of Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders is een wereldwijd gebruikt instrument,
ontwikkeld door de American Psychiatric Association (APA) om psychische stoornissen bij personen te
screenen en te diagnosticeren.
2
,In de huidige versie, DSM-5, is net als bij de AAIDD het tekort in de adaptieve vaardigheden een
belangrijk criterium geworden. Om de ernst van de VB te bepalen, wordt ook het adaptief functioneren
als criterium gebruikt, en niet het intelligentiequotiënt. In de DSM-5 is hiervoor gekozen omdat het
adaptief functioneren ook bepalend is voor de ondersteuningsnood. Door deze veranderingen is
duidelijik dat de DSM-5 voor de omschrijving van VB de definitie en visie van de AAIDD volgt.
DSM-5 omschrijgt een VB als volgt: Een VB begint gedurende de ontwikkelingsperiode met beperkingen
in zowel het verstandelijk als het adaptieve functioneren, in de conceptuele, sociale en praktische
domeinen. Er moet worden voldaan aan de volgende 3 criteria:
1. Deficiënties in de intellectuele functies, zoals redeneren, problemen oplossen, plannen, abstract
denken, oordelen, schools leren en leren door ervarigen, hetgeen bevestigd moet worden door
zowel een klinische beoordeling als een geïndividualiseerde, gestandaardiseerde intellgientietest.
2. Deficiënties in het adaptieve functioneren die ertoe leiden dat de betrokkene niet kan voldoen aan
de ontwikkelings- en sociaal-culturele standaarden van persoonlijke onafhankelijkheid en sociale
verantwoordelijkheid. Zonder blijvende ondersteuning beperken de deficiënties in het
aanpassingsvermogen het functioneren in een of meer aspecten van het dagelijks leven, waaronder
communicatie, deelname aan het sociale leven, schools of beroepsmatig functioneren, en
persoonlijke onafhankelijkheid thuis of in de directe sociale omgeving.
3. Deficiënties in de verstandelijke functies en het aanpassingsvermogen beginnen gedurende de
ontwikkelingsperiode.
1.2.3.3 DISORDERS OF INTELLECTUAL DEVELOPMENT IN ICD11
De Wereldgezondheidsorganisatie heeft een eigen classificatiesysteem ontwikkeld om de
gezondheidsproblemen te beschrijven die mensen kunnen hebben. Dit systeem wordt ondermeer
gebruikt om zicht te hebben over de prevalentie van aandoeningen en functioneringsproblemen, maar
ook om op basis daarvan keuzes te maken over subsidiëringen en begrotingen. Dit classificatiesysteem
bestaat uit 2 delen.
Het eerste deel is de ICD: International Classification of Diseases. Daarin worden aandoeningen en
gezondheidstoestanden beschreven. In juni 2018 is de nieuwe ICD, 11e versie verschenen. Bedoeling is
nu dat artsen voortaan de aangepaste versie gaan hanteren bij diagnosticeren. In de ICD11 wordt
gekozen voor de term disorders of intellectual development, een gelijkaardige benaming zoals in de
DSM-5.
Ook de definitie is gelijkaardig: een gezondheidstoestand die past onder de neurologische
ontwikkelingsstoornissen, en die wordt gekenmerkt door een significant tekort in intellectuele en
adaptieve vaardigheden.
Naast de ICD heeft de Wereldgezondheidsorganisatie ook een aanvullend instrument ontwikkeld dat
een arts of hulpverlener in staat stelt om de problemen die een persoon ondervindt als gevolg van zijn
diagnose in kaart te brengen. Dat is de ICF of International Classification of Functioning.
1.2.4 GEVOLGEN VAN DE NIEUWE DEFINITIE VOOR TERMINOLOGIE
De AAIDD kiest voor disability ofwel handicap of beperking. De DSM en ICF blijven voor de term disorder
kiezen ofwel stoornis. De AAIDD is daarmee toch meet vooruitstrevend want zij benadrukt door
disability te kiezen om de mismatch tussen mogelijkheden van de persoon en verwachtingen van de
maatschappij centraal te stellen. Het is wenselijk om te kiezen voor de term ‘verstandelijke beperking’
of ‘verstandelijke handicap’ ipv ‘mentale stoornis’.
3
, De 3 besproken modellen gaan alle 3 it van de ‘people first-benadering’. Dat impliceert dat we spreken
van personen met een beperking of een handicap en dat de termen: verstandelijke gehandicapte of
mentaal gehandicapte niet respectvol zijn, net zoals mongool of een downer.
1.2.5 GEVOLGEN VAN DE NIEUWE DEFINTIE IN HET WERKVELD
1.2.5.1 IQ-CIJFERS WORDEN MINDER BELANGRIJK
Vroeger vond men het evident om een intelligentietest af te nemen bij personen om vast te stellen of
ze een VB hadden en zo ja, hoe ernstig die dan wel was. Intelligentietesten waren de basis voor
diagnostiek van personen met een verstandelijke beperking. Dat idee staat al een tijd erg onder druk.
In alle 3 modellen wordt er kritisch gekeken naar de waarde van intelligentietesten:
• Omdat ze te weinig zijn afgestemd op de culturele verschillen tussen personen. De normering voor
deze tests zijn bv niet afgestemd op personen met een migratieachtergrond, waardoor zij soms ook
onterecht de stempel verstandelijke beperking krijgen.
• Omdat ze te vaak als een absolute waarde worden bekeken terwijl ze juist heel veranderlijk zijn.
Iedereen kan groeien en ontwikkelen waardoot de diagnose in een later stadium of in andere
contexten heel anders kan zijn. Dat wakkert meteen de discussie aan over hoe moet worden
omgegaan met een intelligentiemeting die slechts enkele punten verschilt met een grenswaarde.
• En omdat een intelligentiemeting van de personen met erg zwakke intellectuele mogelijkheden niet
goed uitvoerbaar en dus onbetrouwbaar is.
Bovendien moet je besluiten dat de context erg bepalend is voor het IQ-cijfer dat een persoon scoort.
Het begrijpen van de taal, de plaats en het moment waarop de test wordt afgenomen kan het resultaat
erg beïnvloeden. En de mogelijkheden en ondersteuning die een persoon krijgt om zijn intellectuele
vaardigheden te oefenen, zal ook het resultaat mee tekenen. Dat moet dus minimaal ook in kaart
worden gebracht. Alles bijeen is het belang van IQ-cijfers in de praktijk gedaald.
1.2.5.2 DEFINITIE ALS CRITERIUM BIJ HET DIAGNOSTICEREN EN CLASSIFICEREN
Classificerende diagnostiek is nodig om te bepalen of een specifieke persoon wel degelijk een VB heeft.
Dat kan noodzakelijk zijn om te beslissen of hij in aanmerking komt voor hulp en ondersteuning: denk
maar aan doorverwijzing door het CLB in het onderwijs, het krijgen van ondersteuning bij het VAPH, het
beslissen over de toerekeningsvatbaarheid in de justitiële sector, het toekennen van een vervangend
inkomen omdat iemand door zijn verstandelijke beperking niet kan werken… Voor het toekennen van
ondersteuning wordt ook classificatie toegepast.
Omwille van de kritische bemerkingen op IQ-cijfers is de focus bij classificiering erg uitgebreid. DSM-5
en AAIDD benadrukken dat IQ nog mag worden gemeten maar in relatie moet worden bekeken met de
adaptieve vaardigheden. Bovendien nemen deze instrumenten de IQ-cijfers niet meer op als basis om
de ernst van de verstandelijke beperking te bepalen.
De AAIDD vraagt om bij stap 1, de classificerende diagnostiek, rekening te houden met volgende
gevolgen van de definitie:
• Het is een ontwikkelingsstoornis en moet dus tot uiting gekomen zijn voor de leeftijd van 18j.
• Er moet sprake zijn van significante beperkingen in het intellectuele functioneren. Dat kan aan de
hand van verschillende individuele intelligentiemetingen getest worden. In principe wordt een
significant afwijken van de norm verwacht en dat wordt doorgaans benoemd als een IQ van 70 of
minder.
• Er moet sprake zijn van significante beperkingen in de adaptieve vaardigheden en dus moeten die
ook in kaart worden gebracht. Deze adaptieve vaardigheden kunnen ook gescoord worden, onder
meer aan de hand van vragenlijsten of observatieschalen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yararombouts14. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.