Inleiding: benoemde, onbenoemde en gemengde overeenkomsten
Uitgangspunt in privaatrecht: wilsovereenstemming: Men kan dus principieel vrij bepalen hoe de overeenkomst
eruitziet. Dit is tegelijk een zegen en een vloek. Een zegen omdat u uw contract volledig naar uw wensen kan
opstellen, maar een vloek omdat u het contract ook volledig zal moeten opstellen. Dat creëert een hele last om
telkens uw rechtshandeling uit te werken. Om reden van efficiëntie heeft de wetgever gezegd: “Er zijn
verschillende rechtshandelingen die zo vaak voorkomen dat ik een standaardpakketje ga maken.”. Dit zijn de
benoemde overeenkomsten. Deze regels zijn meestal van aanvullend recht. We moeten dus nu enkel nog
focussen op wat we anders willen dan het standaardcontract. Deze overeenkomsten vinden we vooral in het BW
(oud BW boek 3). Sommige overeenkomsten zijn in wetten geregeld. De gemeenrechtelijke beginselen van
verbintenissenrecht zijn ook nog altijd van toepassing. DUS: bij benoemde overeenkomsten geldt het wettelijk
regime aangevuld en/of aangepast in de mate dat het van aanvullend recht is door het contract en het gemene
verbintenissen- en contractenrecht.
Bij goederenrecht hebben we het principe ‘numerus clausus’ gezien. De wet heeft voorzien welke zakelijke
rechten er zijn en binnen die zakelijke rechten die dus bepaald zijn (typendwang) moeten we nog blijven binnen
de wezenskenmerken (typenfixierung). In het verbintenissenrecht hebben we de wilsvrijheid. Dat leidt ertoe dat
we zelf een contract mogen maken dat het BW niet kent. Dat zijn de onbenoemde overeenkomsten/ sui generis
bv. leasing, franchising. Dit zijn bijzondere overeenkomsten. In de eerste plaats geldt bij de onbenoemde
overeenkomst de overeenkomst zelf als regime. In de tweede plaats geldt hier ook het gemene verbintenissen-
en contractenrecht. En in de derde plaats zal men soms een analogietoepassing maken van benoemde
contracten voorzover die regels passen binnen de aard en strekking van onze onbenoemde overeenkomst. bv.
leasing van een wagen: u mag die gebruiken tegen een periodieke vergoeding, wat dus hard lijkt op huur.
Ten derde heeft men de gemengde overeenkomsten. Hierbij worden benoemde overeenkomsten gemixt.
Klassiek voorbeeld: ik heb een stuk grond en ik laat een woning bouwen. Enerzijds zit daar een aspect van
diensten/ prestaties (aannemen) in, maar anderzijds ook een soort koop, want die aannemer komt en brengt
stenen, cement etc. mee. Er zijn 3 manieren om hiermee om te gaan:
1. Er is zo hard gemixt dat alles troebel is (nieuwe mix) à onbenoemde overeenkomst
2. U ziet nog duidelijk de onderdelen van de resp. benoemde overeenkomsten à combinatieleer: splitsen
à op de stukjes van aannemen passen we de regels van aannemen toe en op de stukjes van koop
passen we de regels van koop toe
3. Men kijkt of er een dominant element is. Zoja, past men die kwalificatie toe op heel de mix à
absorptieleer à Dit gebeurt meestal bij het bouwen van een woning. De prestaties van de aannemer
zijn dominant, dus die overeenkomst is in principe een aanneming.
In de praktijk zal men zoveel mogelijk trachten te werken met de absorptietheorie, tenzij er een soort van
samengestelde rechtshandeling voorligt, dan zal men de combinatietheorie toepassen. Soms moet men zelfs
binnen de absorptietheorie een beetje combineren. Bv. contract met een vastgoedmakelaar: de
vastgoedmakelaar levert prestaties. Hij zoekt een kandidaat-koper of huurder voor u. Dat is een aanneming
(diensten/ prestaties die worden verricht). Soms heeft de vastgoedmakelaar ook een lastgeving. Hij krijgt dan een
mandaat om het contract ook effectief te sluiten in naam en voor rekening van de opdrachtgever. De aanneming
is in dit geval het dominante. De regels van aanneming zullen dus grotendeels van toepassing zijn. Maar specifiek
wat betreft de vertegenwoordigingsbevoegdheid zullen de regels van lastgeving van toepassing zijn aangezien
hierover geen regels zijn in het aannemingsrecht.
De vermogensrechten:
- Intellectuele rechten
3
, Lynn Dyckhoff 2020-2021
- Zakelijke rechten
- Verbintenissen à bijzondere overeenkomsten is eigenlijk toegepast verbintenissenrecht.
4 types overeenkomsten:
1. Overeenkomsten tot overdracht van eigendom/ zakelijke rechten
a. Koop
b. Kanscontracten
2. Overeenkomsten over het gebruik en genot van een goed
a. Huur
b. Lening
c. Licentie/ Leasing
3. Dienstenovereenkomsten
a. Aanneming
b. Bewaargeving
c. Lastgeving
4. Vaststellingsovereenkomsten (dading)
De vraag is: “Hebben partijen iets geregeld/ een kwalificatie gegeven?”. Als partijen een kwalificatie geven, dan
geldt die in principe (art. 1134BW). Zolang men naar die kwalificatie gedraagt, zal die gelden. Komt men bij de
rechter, dan zal het ervan afhangen of partijen een kwalificatie hebben gegeven. Hebben de partijen geen
kwalificatie gegeven, dan zal de rechter kijken naar de gemeenschappelijke wil van de partijen (art. 1156BW) en
o.b.v. de gemeenschappelijke wil de kwalificatie te bepalen. Hebben partijen een kwalificatie gegeven, dan zal
de rechter ook vertrekken vanuit de werkelijke wil, maar dan is hij in eerste instantie gebonden aan de
partijkwalificatie (art. 1134BW geldt ook t.a.v. de rechter). De rechter speurt dus wel naar die
gemeenschappelijke wil en moet zich houden aan de partijkwalificatie, tenzij dat wat hij vaststelt onverenigbaar
is met die kwalificatie. Dan zal de rechter vervolgens herkwalificeren.
Onderscheid tussen:
- Essentiële elementen van het contract
o Gelden objectief
o Wezenskenmerken van het contract
o Bepalen in principe de kwalificatie
- Subjectieve elementen van het contract
o Dit zijn de elementen die partijen van belang vinden bv. de kleur van een wagen
o Kunnen subjectief zijn, maar niet noodzakelijk
o Cruciaal voor de totstandkoming van de overeenkomst, maar raken de kwalificatie niet
Bescherming zwakke contractpartij
- Wilsautonomie en sociale welvaartmaatschappij
o De idee van de juridische gelijkheid van mensen stuit in de praktijk op feitelijke ongelijkheid
van mensen. Als er een contract gesloten wordt, is het niet altijd zo dat de contractpartijen in
een soortgelijke contractpositie/ onderhandelingspositie zijn. Bv. verhuurder – huurder,
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lynndyckhoff. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.08. You're not tied to anything after your purchase.