Tentamenstof: het boek + de gemeentelijke jaarrekening (voor bestuurskundigen) feit: de
toegevoegde waarde van een ambtenaar is gelijk aan zijn salaris (levert op wat hij kost)
Introductie: Shell wil vertrekken naar het Verenigd Koninkrijk in verband met het uitblijven van de
afschaffing van dividendbelasting. Er is een toezegging van 1,9 mld. gedaan door middel van fiscale
voordelen aan het bedrijfsleven te geven, maar niet via de afschaffing van de dividendbelasting. Dit is
uiteindelijk niet gelukt en daarom wil Shell vertrekken.
Openbare financiën onderzoekt de invloed van publieke financiën op de economie en andersom. Er is
dus sprake van een wisselwerking tussen de openbare financiën en de economie.
Gedurende het vak:
De leenpolitiek van de overheid. Dit veronderstelt dat de overheid leent en tekorten mag
hebben. De gehanteerde normen en of de wenselijkheid van tekorten wordt besproken.
De overheid leent door middel van staatsobligaties. Deze zijn in Nederland behoorlijk
populair. Veel beleggers willen investeren (partij/particulier leent zijn geld aan Nederland)
in staatsobligaties aan Nederland, waarschijnlijk vanwege de goede terugbetaalreputatie.
(Gewenste) omvang, overheidssaldo, collectieve uitgaven en lasten
Besluitvormingsproces in de publieke sector: Hoe gaan ambtenaren om met
besluitvormingsprocessen? The Public Choice Theory is daarbij relevant.
Invloed van collectieve uitgaven
Invloed van collectieve ontvangsten: belastingen hebben een verstorende werking op de
economie.
(Her)verdeling inkomen en vermogen: pros en contra progressieve belastingheffing.
De overheden naast het Rijk: de Europese Unie, gemeenten en provincies.
Enkele vragen van de openbare financiën?
Hoeveel bedragen de overheidsuitgaven (O)?
Hoeveel bedragen de overheidsontvangsten (belastingen en premies sociale
verzekeringen) (B)?
Is er een financieringstekort (O > B) wat dan?
Vanuit de EMU (Economische en Monetaire Unie) werd voorgesteld dat een land van de EU nooit
meer dan 3% van het BBP aan tekorten mag hebben. Als het tekort wordt overschreden, dan zou een
lidstaat een boete kunnen krijgen. Dit gebeurt in de praktijk zeden. Je zou kunnen denken: moet een
lidstaat überhaupt een financieringstekort hebben? Is het niet veel beter dat alle overheidsuitgaven
ook dat jaar in de vorm van inkomsten verdiend zijn? De 3% moet je zien in de tijd van conjunctuur-
schommelingen. Het kan zijn dat je even een tekort hebt en dan is het idee dat er ook een tijd komt
dat er een overschot is. Dan zou je het tekort weer recht kunnen trekken. Dat was een beetje het idee
van de EMU. Waarom zat de EMU dan zo bovenop de 3% te kort?
De angst was inflatie, men wilde de waarde van de Euro behouden. De angst was dat als de tekorten
zouden oplopen (als er al maar geld werd gestopt in de economie, mensen dat gaan uitgeven en de
goederen als maar duurder worden) De euro werd dan minder waard: inflatie/geldontwaarding. De
achterliggende gedachte achter de grens van 3% te kort van het BBP was dus de angst voor inflatie.
We hebben jarenlang geen/nauwelijks inflatie gehad, sommige mensen vinden het daarom minder erg
om de grens te overschrijden. Anderen riepen weer dat de grens van 3% nooit mag worden
overschreden. Dit was één van de centrale onderwerpen bij de vorige verkiezingen.
Als er een schuld is aan Nederland, en er is een klein beetje inflatie, dan kan de schuld worden
afgelost met iets goedkopere euro’s. Mensen die een schuld hebben doen meestal gunstige zaken bij
inflatie omdat als gevolg van de muntontwaarding de werkelijke waarde van hun terug te betalen
schulden verminderd. Wie destijds een lening is aangegaan die 10 jaar later moest worden
,terugbetaald, verricht die terugbetaling met euro’s van dit moment die wellicht 20 of 30% minder
waard zijn dan de euro’s die oorspronkelijk geleend werden.
Dus inflatie is dan niet zo problematisch, het begint vervelend te worden wanneer de inflatie hoger is
dan 2% (doelstelling ECB) De ECB heeft alles in het werk proberen te stellen om rond die 2% inflatie
te zitten. Een beetje inflatie is goed want dan kunnen de schulden goedkoper worden afgelost. Er
waren immers genoeg overheden met veel staatsschulden: vooral de zuidelijk lidstaten van de EU
konden hiervan profiteren.
Terugkerende onderwerpen:
Stel, we zijn bereid een financieringstekort te accepteren, hoe ga je dat dan financieren?
Wat is de wenselijke omvang van overheidsuitgaven, financieringstekort en
overheidsschuld, normen? Daar zijn Europese normen voor. Er is in de EMU besproken
dat we normen moeten stellen om ons tegen onszelf te beschermen.
Wat zijn de doelstellingen die de overheid wil bereiken en hoe zijn die effectief te
bereiken? Is het eigenlijk wel effectief als de overheid het doet/ingrijpt?
Hoe verloopt het besluitvormingsproces?
1) De collectieve sector (definitie en indeling)
Een definitie volgens het CBS: er is sprake van een onderdeel van de collectieve sector indien de
kosten voor maximaal 50% worden terugverdiend met leveringen/vrijwillige bijdragen. Dus we spreken
van een collectieve sector als een partij de kosten die het gemaakt heeft voor minder dan 50% kan
terugverdienen met eigen leveringen en prestaties.
Als je deze definitie van het CBS hanteert kan je vaststellen wat onderdeel is van de collectieve
sector:
Overheid
- Centraal: het Rijk
- Decentrale overheden: provincies, gemeenten en waterschappen
Uitvoerders wettelijke sociale verzekeringen. Dit is geen overheidsinstanties, ze vallen
toch onder de collectieve sector omdat ze niet in staat zijn om meer dan 50% van hun
kosten terug te verdienen door eigen leveringen en/of diensten. UWV & SVB.
Instellingen gefinancierd en gecontroleerd door de overheid. Het onderwijs slaagt er
niet in om minstens de helft van hun kosten terug te verdienen door prestaties te leveren.
Gepremieerde en gesubsidieerde sector (bv. collectieve gezondheidszorg) dus ook de
ziekenhuizen en de zorg vallen onder de collectieve sector. Dit geldt voor bv. de
basisverzekering ziektekosten NIET voor de particulieren of de extra premies. Alleen de
verplichte basisverzekering valt hieronder. Dus ook de basiszorg is kennelijk niet in staat
om meer dan 50% van de kosten terug te verdienen door leveringen/prestaties.
Kenmerken van de collectieve sector
Ontbreken prijsmechanisme (geen vraag/aanbod) óf wel een prijsmechanisme maar...
Uitkomsten marktmechanisme worden ervaren als maatschappelijk niet-optimaal
(bemoeigoederen) In dit geval is er wel een markt maar deze leidt tot onwenselijke
uitkomsten. De politiek houdt zich bezig met de wenselijkheid van uitkomsten. De zorg is
typisch een kwestie die in de markt kan worden (VS: Lage premies) geregeld maar als je
ziek wordt, moet je eigen bijdrage in de VS veel hoger zijn dan in bv. Nederland (hoge
premies)
Belastingen en premies: gedwongen betaling aan de overheid waar geen rechtstreeks
tegenprestatie tegen over staat op basis van een wettelijke grondslag.
Beslissingsmacht belastingen ligt bij de volksvertegenwoordigers. Zij beschikken over het
budgetmechanisme. Als volksvertegenwoordigers akkoord gaan met een belasting, dan
pas mag de belasting ook geheven en geïnd worden. De Tweede Kamer, gemeenteraad,
provinciale staten, waterschapsbesturen Het begrotingsrecht/budgetmechanisme (het
recht een begroting vast te stellen) Komt terug bij de jaarrekening gemeenteraad!
,Begrotingsrecht/budgetmechanisme
Via het politieke besluitvormingsproces financiële middelen ter beschikking stellen voor bepaalde
overheidsactiviteiten die tot uiting komen in een begroting. Deze begroting geeft aan:
Hoeveel middelen
In een bepaalde periode (t)
Maximaal mogen worden besteed
Aan een bepaalde taak
Tijdens de aankondiging van de miljoenennota is de begroting voor 2022 vastgesteld. Hierin is
vastgelegd welke en hoeveel middelen een minister krijgt om maximaal aan een bepaalde taak te
besteden in een bepaalde periode. De ambtenaren, politici, wethouders, verantwoordelijke
hoofdambtenaar vinden het besluitvormingsproces buitengewoon belangrijk want het geeft een soort
volmacht van de politiek om hun taken te regelen. Dit is van belang voor het maken van hun eigen
planningen. Dus bij de miljoenennota is er veel discussie over welke minister hoeveel geld krijgt, dat is
bij een gemeente niet anders. Zo heeft een wethouder van infrastructuur hele andere belangen dan de
wethouder van sport.
Kenmerken zuiver collectieve goederen:
Non-rivaliteit = profijt gebruik door A gaat niet ten koste van profijt door B. Dit is een
wezenlijk verschil met de marktsector. Dat maakt dat we er geen prijs aan kunnen
verbinden. Bijvoorbeeld schone lucht.
Non-exclusiviteit = niemand is van het gebruik uit te sluiten: goederen/diensten staan
voor iedereen ter beschikking. Friderprobleem.
Voor dit soort goederen is geen prijs te vragen: productie kan alleen door de overheid (defensie,
aanleg dijken, schone lucht, politie) daarom is dit bij uitstek taak voor de overheid. Ondanks je
politieke voorkeur heeft iedereen belang bij collectieve goederen. Collectieve goederen komen tot met
behulp van belastingen. Dat betekent dat er voor jou geen (rechtstreekse) prestatie tegenover staat
maar in zekere zin weer wel want je kunt van collectieve goederen doorgaans wel profiteren.
Individuele goederen de markt
Rivaliserend: gebruik goederen/diensten profijt door A betekent dat B niet kan gebruiken.
Op het moment dat A erin is geslaagd om een huis te kopen, lukt dat B niet meer.
Exclusief: alleen degene die betaalt kan goed/dienst gebruiken.
Allocatiefunctie overheid Toch is er soms in de markt ook reden voor overheidsbemoeienis en
gaat de overheid zelf producten aanbieden. De overheid bemoeit zich veelvuldig met de productie
en/of de prijs van individuele goederen bemoeigoederen. De mate van overheidsingrijpen is een
politieke kwestie.
Waarom overheidsingrijpen?
1. De overheid grijpt bijvoorbeeld in omdat de markt tot onevenredig hoge kosten leidt: bv. bij
de zorg. Ieder jaar wordt er een groter aandeel van het BBP uitgegeven aan zorguitgaven.
2. Samenwerken is onder omstandigheden voordeliger dan wanneer ieder zijn eigen belangen
nastreeft. Prisoners dilemma.
Waterschappen:
Texel telt 20.000 inwoners
5.000 inwoners lopen gevaar als het tot een overstroming komt
Schade per persoon bedraagt bij overstroming 20.000
Een dijk kent aanlegkosten van 5 miljoen.
Levensduur dijk: 100 jaar (afschrijving)
Kans op overstroming in die periode is 10%
, 20.000 x 5.000 = 100 miljoen x 0.10 = 10 miljoen. 10 miljoen euro zou er schade kunnen ontstaan.
Dus 20.000 inwoners moeten de 5 miljoen gaan betalen (gemeenschap als geheel) Geen burger gaat
individueel 5 miljoen betalen. Dus iedereen wordt gevraagd om bij te dragen aan de
waterschapslasten. Hier zijn de waterschappen geboren. De baten zijn 10 miljoen van deze uitgaven.
Er zijn weinig mensen die zich dat beseffen. Daarom bedenkt de overheid dat voor ons middels
belastingen. Moraal van het prisoners dilemma = spanning tussen het laten prevaleren van
collectieve vs. individuele belangen.
Het collectieve belang is hoger dan het individuele belang. Als individu weten we dat vaak niet,
vandaar het overheidsingrijpen. Dus uiteindelijk blijkt iedereen beter af te zijn als hij zich coöperatief
opstelt, maar voor elk individu afzonderlijk is het profijtelijk om zich niet-coöperatief op te stellen. Dus
soms is overheidsingrijpen noodzakelijk ter behartiging van het collectieve belang.
Voornaamste doelstellingen overheidsingrijpen in marktwerking
a) Allocatiefunctie: beïnvloeding samenstelling van de productie. De overheid gaat zelf
diensten leveren omdat ze vinden dat zij het beter kunnen (dijken, defensie) Microniveau:
gemeenten en provincies.
b) Verdelingsfunctie: redelijke inkomens- en vermogensverdeling/herverdeling. Macroniveau:
landelijke belastingen!
c) Stabilisatiefunctie: macroniveau (Heeft de overheid nu wel of niet een rol in een neergaande
economie? (Keynes actief overheidsingrijpen ten tijde van crisis en streven naar volledige
werkgelegenheid)
Allocatiefunctie Invloed van de overheid op de samenstelling van de binnenlandse productie
omdat de vrije markt (pareto optimum) niet tot optimale uitkomsten leidt óf tot ongewenste uitkomsten
leidt. Overheid produceert zelf goederen en/of diensten, of draagt daaraan bij aan via bekostiging
(subsidie) Denk aan onderwijs, defensie, rechtspraak, aanleg wegen, theatervoorstellingen en de
gezondheidszorg.
Pareto optimum
In de markt zoek je via vraag en aanbod naar de ideale marktpositie. Je gaat dan net zolang door met
het produceren van goederen tot niemand er op vooruit kan gaan zonder dat iemand anders er op
achteruit gaat. Dus je kunt in de markt een moment bereiken waarin er sprake is van een optimale
productieomvang geregeerd door de prijs. Dan moet je weten wat de koper wil betalen en dat is
hetgeen juist ontbreekt bij collectieve goederen; er is geen marktwerking/prijs.
In de markt is alles gebaseerd op vrijwillige transacties en uiteindelijk gaat niemand een transactie
aan waarbij hij er zelf (direct) op achteruitgaat.
Wanneer vindt de overheid het noodzakelijk om in te grijpen in de markt?
Als goederen niet uit zichzelf geproduceerd/ worden.
Als er goederen zijn die wel geproduceerd kunnen worden maar dan tegen onevenredig hoge
kosten
Als er schaalvoordelen zijn. De overheid kan zelf voordeliger inkopen.
Asymmetrische informatie. Wij vinden dat de belastingplichtige (inwoners) niet snappen
waarom ze de dijk zouden moeten aanleggen, de overheid weet het beter.
Paternalisme: we vinden het jammer dat er massaal gedronken wordt onder de jeugd,
vandaar een verhoging van de accijns. De overheid bemoeit zich met de ‘bemoeigoederen’.
Externe effecten zoals milieuvervuiling. De overheid vindt dat de prijs van milieuvervuiling
onvoldoende in de prijs is verdisconteerd.
Soms wil de overheid monopolyposities vermijden (prijsvorming reguleren) hiervoor is de ACM
ingesteld, deze overheidsinstelling houdt toezicht op de prijsontwikkeling.
Onverzekerbare risico’s (bv. gezondheidszorg) kosten die gedragen móeten worden, moeten
collectief geregeld zijn.
Nadelen van overheidsingrijpen in de markt:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller adijk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.