100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting hoorcolleges + aantekeningen OIMA $4.81
Add to cart

Summary

Samenvatting hoorcolleges + aantekeningen OIMA

 10 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van hoofdstuk 1 t/m 13 met bijbehorende aantekeningen en tips voor het tentamen

Preview 4 out of 32  pages

  • January 31, 2022
  • 32
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Onderzoeks- en
Interventiemethodologie A
Hoofdstuk 1
Wetenschap  gericht op het genereren van nieuwe kennis

Kennis

 Instrumenteel: wat je vandaag leert, is morgen bruikbaar
 Conceptueel: je doet nieuwe inzichten waarvan je niet meteen ziet of ze bruikbaar zijn

Methodologie: de leer van de methoden; het begrijpen van het proces van onderzoek

Aspecten
- methoden
 gaat over instrumenten die je er in kunt zetten
- Methodologie
 hoe kunnen we verantwoorden dat alle instrumenten die we erin zetten de beste is
 welke theorie zit erachter om die instrumenten in te zetten

Hoofdstuk 2: Kennis als product
2.1 wetenschap: kennis als product
Zuivere wetenschap  wetenschapper is nieuwsgierig naar de kennis omwille van de kennis zelf, los
van de vraag of het ergens voor gebruikt kan worden

Toegepaste kennis  kennis toegepast om oplossingen te verzinnen

Soorten kennis

- Beschrijvende (conceptueel/zuiver): wat iets is
- Verklarende (conceptueel/zuiver): waarom het zo werkt
o “Donder is het gevolg van een elektrische ontlading”
 de term ‘gevolg’ verwijst naar causaliteit en dus een verklaring
- Voorschrijvende/prescriptieve: hoe iets veranderd kan worden
o Of voorschrijvende kennis ook wetenschappelijk is, bestaat discussie over

2.2 Kennis als product: begrippen, uitspraken en theorieën
Een hiërarchisch geordende set van basisbegrippen in een bepaald wetenschapsgebied = taxonomie

Begrippen kunnen worden onderverdeeld in:

- Individueel en universeel
o Individueel: begrippen verwijzen naar één bepaald voorwerp of object
o Universeel: begrippen verwijzen naar een klasse van objecten
 Met behulp van universele begrippen worden categorieën gemaakt
- Nomothetisch en idiografisch
o Nomothetisch: Uitspraken die wetgevend zijn; algemene regels gelden
 “Altijd als X het geval is, zal ook Y het geval zijn”

, o Idiografisch: wetenschapsopvatting waarbij alles uniek is; onderzoekers benadrukken
het individuele
- Empirisch en niet-empirisch
o Empirisch: verwijzen naar iets dat direct in de werkelijkheid waarneembaar is
 Zintuigelijke waarneming
o Niet-empirisch: verwijzen naar iets dat niet direct waarneembaar is
 Logische/mathematische begrippen  komen los van de waarneming tot
stand: niet-ervaringsgebonden begrippen
 Hypothetische begrippen veronderstellen het bestaan van iets, die
voornamelijk bedoeld zijn om empirische verschijnselen te verklaren
 Intelligentie/zwaartekracht/snelheid/sociale klasse

Soorten uitspraken

- Singulier, particulier, universeel  onderscheid in bereik/domein
o Singulier: uitspraken hebben betrekking op één object
o Particulier: tussen singulier en universeel in; betrekking op een beperkt aantal
objecten; ‘sommige-uitspraken’
o Universeel: gelden voor alle objecten/subjecten in een categorie
 Alle gevallen dienen te worden onderzocht, om na te gaan of de uitspraak
waar is
 Men werkt meestal met een steekproef uit een populatie
- Analytische en synthetische
o Analytische: uitspraken waarvan je niet kunt na gaan of ze waar of onwaar zijn door
middel van empirische waarneming
 Uitspraak is waar op grond van zijn logische vorm, en worden ook wel
logische of tautologische uitspraken genoemd
 “Een driehoek heeft drie zijden”
 A-priori uitspraken; uitspraken zeggen niets over de empirische werkelijkheid
o Synthetische: uitspraken die verifieerbaar of empirisch toetsbaar dienen te zijn
 Uitspraak zegt iets over de werkelijkheid en alleen via waarneming is na te
gaan of de uitspraak juist is of niet
 A-posteriori uitspraken; naderhand
- Feitelijke en normatieve uitspraken
o Feitelijk: hebben betrekking op een feitelijke situatie of ontwikkeling
 (on)waarheid kan vastgesteld worden
 “Politici houden zich in het algemeen aan de wet”
o Normatief: uitspraken spreken een waardeoordeel uit
 (on)waarheid kan niet vastgesteld worden
 “Politici dienen zich strikt aan de wet te houden”
- Statische en dynamische
o Statisch: betrekking op één moment in de tijd
 “het regent nu”
 Retroperspectief: statische uitspraak over het verleden
 Prosperspectief: statische uitspraak over de toekomst
 Comparatief-statisch: vergelijking tussen twee tijdstippen
o Dynamisch: uitspraak geeft een verandering in de tijd weer op meer dan twee
momenten

, - Beschrijvende en verklarende
o Beschrijvende: uitspraken geven aan wat iets is, hoe iets is
o Verklarende: uitspraken geven aan waarom iets is zoals het is
o Voorschrijvende: uitspraken die zeggen wat je zou moeten doen om een bep.
Situatie te veranderen (normatieve)

Het deductief-nomologische model (D-N)
Een van de invloedrijkste modellen van verklaring  deductief-nomologische model

- Deductief: het explanandum wordt logisch afgeleid uit het explanans
- Nomologisch: ten minste één van de premissen heeft een wetmatig karakter

Een deductief-nomologische verklaring redeneert van het algemene naar het specifieke, waarbij het
voorkomen van ten minste één wetmatigheid essentieel is

Voorbeeld:
Als water verhit wordt tot 100*C gaat het koken (wet) explanans
Dit water wordt verhit tot 100*C (Conditie)
Dit water kookt (inference) Explanandam

Het explanas legt uit/verklaart en het explanandum is hetgeen dat verklaard moet worden

Het explanans bestaat uit twee onderdelen/premissen:

- Algemene wet
- Een conditie
o Het weglaten van de algemene wet, leidt tot een incomplete verklaring

Empirische wetenschap
Empirische wetenschap moet zich vooral richten op feitelijke en beschrijvende uitspraken
Het doel van wetenschap is het opstellen van universele wetmatigheden met grote reikwijdte. Bij die
wetmatigheden gaat het om samenhangen tussen verschijnselen, omdat alleen samenhangen tot
verklaringen kunnen leiden

Uit feiten worden dingen verklaard, uit premissen kunnen dingen voorspeld worden

Inductief-statische model (I-S)
Veel regelmatigheden hebben een waarschijnlijkheidskarakter.
Je stelt een ‘wetmatigheid’ op, op basis van een inductief principe: in een aantal individuele gevallen
(singuliere uitspraken) concludeer je tot een algemene bewering (universele uitspraak)

Bij het I-S model is er geen sprake van een deterministische wetmatigheid, maar een probabilistische
(%)

De kans op genezing van streptokokkeninfectie, gegeven dat men penicilline slikt, is 90%
Jan heeft een streptokokkeninfectie en slikt penicilline (conditie)
De kans dat jan geneest van de infectie is 90% (gevolgstrekking)

2.3 Theorie en hypothese
Theorie:

- Logisch en consistent geheel van uitspraken die dienen om een bepaald verschijnsel of
fenomeen te beschrijven/verklaren

, - Een gedachteconstructie die bedoeld is om een aantal empirische regelmatigheden te
verklaren door bepaalde mechanismen aan te nemen, die op hun beurt niet empirisch
observeerbaar zijn
- Een verzameling onderling samenhangende uitspraken die een beschrijving en verklaring
geeft van een bep. Verschijnsel

Een theorie is zelf niet empirisch verifieerbaar, maar er kunnen gevolgtrekkingen (hypothesen)
afgeleid worden die wel empirisch verifieerbaar zijn

Eisen theorie:

- Logische consistentie
- Inhoudelijke coherentie: moet samenhangend zijn
- Empirische correspondentie: als theorie is opgesteld, moet het wel mogelijk zijn om deze via
empirisch onderzoek te kunnen toetsen
- Spaarzaam: met zo min mogelijk ingrediënten een zo groot mogelijk domein te verklaren

Hypothese:

- Een veronderstelling die een beschrijving of verklaring voor een bepaald verschijnsel geeft
- Een afleiding van een concrete bewering uit een theorie die als basis dient voor een concreet
empirisch onderzoek
- Voorlopige aanname die men maakt om de logische of empirische consequenties van een
bepaalde aanname te kunnen testen

Hoofdstuk 3: wetenschap: het proces van
kennisverwerving
3.1 het trio inductie, deductie en abductie
Inductie
Inductie gaat van het bijzondere naar het algemene  generalisatie van bevindingen: vanuit een
beperkt aantal waarnemingen leiden we een meer universele uitspraak af

Inductie kent 3 problemen:

1. Het ‘onbevangen’ waarnemen bestaat niet: het menselijk waarnemen wordt op allerlei
manieren beïnvloed
a. Opvattingen over de werkelijkheid die men heeft;
b. Begrippen waarmee we onze waarnemingen en ervaringen ordenen
2. Het misverstand dat via inductie wetmatigheden of theorieën min of meer automatisch
tevoorschijn komen
a. Via inductie kan men wel bep. Regelmatigheden of patronen zien, maar dat
veronderstelt ook de interpretatie van de kant van de waarnemer
3. Het inductieprobleem: hoe komen we via inductie tot zekere kennis?
a. Volledige inductie
i. Alle X zijn onderzocht;
Alle onderzochte X hebben eigenschap Y;
Conclusie: alle X hebben Y
ii. Niet erg informatief  we wisten de conclusie eigenlijk al; dus het is niet
meer dan een opsomming. Maar de kennis is wel zeker
b. Onvolledige inductie

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bentecerpentier. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

48756 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$4.81
  • (0)
Add to cart
Added