100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Seksuologie $5.96   Add to cart

Summary

Samenvatting Seksuologie

3 reviews
 287 views  39 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting Seksuologie, inclusief virtuele stages en opdrachten in yOUlearn

Preview 8 out of 59  pages

  • Yes
  • February 1, 2022
  • 59
  • 2021/2022
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: rjoank • 1 year ago

review-writer-avatar

By: amy53 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: kouwehand • 2 year ago

avatar-seller
Tentamenstof Seksuologie.

Boek: Leerboek seksuologie – Gijs et al. (2018)

Tentamen: mondeling tentamen + bijzondere verplichting (actief participeren & minstens 75%
voltooien van virtuele stages).

Tentamenstof:
 Tekstboek: H3, H4, H5, H6, H7, H9, H11 (gedeeltelijk), H12, H13, H15, H16, H17, H19,
H20, H22, H25, H26, en H27 (gedeeltelijk).
 Leeromgeving yOUlearn inclusief virtuele stages.
 Artikel van Smid over plegers van seksueel geweld.
 Practicumbijeenkomst.

Leerdoelen:
Nadat je deze cursus hebt bestudeerd, heb/kun je:
- kennis van en inzicht in de huidige stand van zaken binnen het werkveld van de
seksuologie.
- de belangrijkste theoretische kaders binnen het vakgebied omschrijven en toepassen op
alledaagse werksituaties binnen het kader van preventie, hulpverlening en seksuele
stoornissen.
- inzicht in de verschillende fasen van intervention mapping en weet u hoe u planmatig
een soa-preventie-interventie kunt ontwikkelen.
- inzicht in uw eigen waarden en normen tegenover diverse uitingen en aspecten van
seksualiteit.
- respectvol omgaan met en communiceren over diversiteit in seksuologisch gedrag.
- kennisgemaakt met het afnemen van een seksuele anamnese.
- enige ervaring met het aangaan van een hulpverleningsrelatie met een cliënt met een
seksueel probleem.
- een behandelplan opstellen voor een cliënt met een seksueel probleem.
- een behandelplan bespreken met een cliënt met een seksueel probleem.

Nadat je de attitudeopdrachten hebt afgerond, heb je zicht op:
- uw eigen lichaam en de seksuele gevoelens die u ervaart.
- de seksuele ontwikkeling die u hebt doorgemaakt.
- uw opvattingen en houdingen rond seksuele thema’s.

Nadat je de studietaak van Thema 1 hebt doorlopen, heb je kennis over:
- biologische processen die de basis vormen voor seksueel gedrag.
- de anatomie van de geslachtsdelen.
- de verschillende fasen in de seksueleresponscyclus.
- psychologische verklaringen voor het seksuele functioneren.
- de ontwikkeling van primaire en secundaire geslachtskenmerken.
- de normale seksuele ontwikkeling van geboorte tot dood.
- biologische factoren die van invloed zijn op deze ontwikkeling.
- seksueel gedrag en gevoelens in verschillende leeftijdsfasen.
- methoden van onderzoek op het vlak van seksuele ontwikkeling, inclusief hun
beperkingen.
- evolutionaire achtergronden van onze seksuele voorkeuren.
- verschillen en overeenkomsten tussen de seksen.
- de biologische en psychologisch ontwikkeling van homo- en biseksualiteit.
- de invloed van culturele diversiteit op seksualiteit.
- theoretische kaders die gebruikt worden om seksuele diversiteit nader te verklaren.
- het evolutionaire perspectief op seks als adaptatiestrategie.
- het sociale uitwisselingsperspectief op seks.

,- seks als bijzondere vorm van hechtingsgedrag.
- de rol van hormonen in relationeel en seksueel gedrag.
- seks als coregulatiestrategie tussen partners.

Nadat je de studietaak van Thema 2 hebt doorlopen, heb je kennis over:
- de diagnostiek van seksuele problematiek.
- de onderdelen die een seksuologische anamnese moet bevatten.
- de indeling in seksuele stoornissen volgens de verschillende classificatiesystemen.
- het onderscheid tussen seksuele-functiestoornis en ervaren lijdensdruk, en de relatie
van beide met de hulpvraag.
- sekstherapie (onder anderen van Masters en Johnson) en de effectiviteit van die
behandeling.
- de aard, het voorkomen, de etiologie, de diagnostiek en de behandeling van de
verschillende stoornissen in het seksueel verlangen bij vrouwen.
- de aard, het voorkomen, de etiologie, de diagnostiek en de behandeling van de
verschillende stoornissen in de seksuele aversie bij vrouwen.
- de aard, het voorkomen, de etiologie, de diagnostiek en de behandeling van de
verschillende stoornissen in de seksuele opwinding bij vrouwen.
- de aard, het voorkomen, de etiologie, de diagnostiek en de behandeling van de
verschillende stoornissen in het orgasme bij vrouwen.
- de aard, het voorkomen, de etiologie, de diagnostiek en de behandeling van seksuele-
pijnstoornissen bij vrouwen.
- de aard, het voorkomen, de etiologie, de diagnostiek en de behandeling van de
verschillende stoornissen in het seksueel verlangen bij mannen.
- de aard, het voorkomen, de etiologie, de diagnostiek en de behandeling van de
verschillende stoornissen in de seksuele opwinding bij mannen.
- de aard, het voorkomen, de etiologie, de diagnostiek en de behandeling van de
verschillende stoornissen in het orgasme bij mannen.
- de aard, het voorkomen, de etiologie, de diagnostiek en de behandeling van seksuele-
pijnstoornissen bij mannen.

Nadat je het virtuele hulpverleningscasus hebt afgerond, heb je kennis over:
- de structuur van het hulpverleningsproces bij seksuele disfuncties zoals dat op de
polikliniek van een ziekenhuis plaatsvindt.
- de belangrijke doelen van de seksuele anamnese.
- de structuur van de seksuele anamnese.
- de belangrijkste onderdelen van de seksuele anamnese.
- de mogelijkheden die er zijn voor aanvullend onderzoek bij seksuele disfuncties.
- de medisch specialisten die een rol kunnen spelen bij seksuele disfuncties.
- hoe een seksuoloog werkt.
- de rol van de casusconceptualisatie in het hulpverleningsproces bij seksuele disfuncties.
- hoe een behandelvoorstel wordt ontwikkeld.

Nadat je de studietaak van Thema 3 hebt doorlopen, kun je:
- benoemen wat seksuele gezondheid is en welke aspecten gekoppeld zijn aan seksuele
gezondheid.
- benoemen welke seksuele rechten mensen hebben en wat seksuele voorlichting is.
- de stappen benoemen die nodig zijn voor het planmatig ontwikkelen van een interventie.
- de methodiek van intervention mapping plaatsen in het kader van het planmatig
ontwikkelen van een interventieprogramma.
- de relevante thema’s binnen seksuele voorlichting benoemen, evenals de manier
waarop deze thema’s verspreid kunnen worden.
- beschrijven wat er inmiddels bekend is over de effectiviteit van seksuele voorlichting.
- de verschillende soa’s benoemen en globaal de epidemiologische trends van soa’s en
hiv beschrijven.

,- beschrijven welke strategieën en methodieken er zijn voor de soa- en hiv-preventie,
zowel vanuit historisch perspectief alsook in de hedendaagse situaties.
- beschrijven welke soa- en hiv-preventieprogramma’s er zijn voor het algemeen publiek
en voor specifieke doelgroepen.
- de effectiviteit van soa- en hiv-preventie beschrijven, voor het algemeen publiek en voor
specifieke doelgroepen.
- beschrijven wat seksuele grensoverschrijding inhoudt en welke soorten seksuele
grensoverschrijding er worden onderscheiden.
- de omvang en aard van seksuele grensoverschrijding beschrijven, gekoppeld aan
verschillende doelgroepen en binnen verschillende soorten relaties.
- beschrijven wat de determinanten zijn van seksuele grensoverschrijding en welke
(theoretische) kaders worden gebruikt om deze determinanten in kaart te brengen.
- beschrijven welke soorten programma’s er zijn ter preventie van seksueel geweld,
gericht op kinderen en jongeren, en waardoor die verschillende programma’s worden
gekenmerkt.
- beschrijven welke soorten programma’s er zijn ter preventie van seksueel geweld,
gericht op volwassenen, en waardoor die verschillende programma’s worden
gekenmerkt.

Nadat je de virtuele stage bij de GGD hebt doorlopen, kun je:
- de eerste drie stappen van intervention mapping (IM) beschrijven en toepassen.
- de laatste drie stappen van IM beschrijven.
- benoemen welke informatie in de eerste drie stappen van IM verzameld moet worden.
- specifieke gedragsdoelen formuleren volgens de richtlijnen van IM.
- veranderingsdoelen formuleren volgens de richtlijnen van IM.
- theoretische methodieken benoemen om gezond seksueel gedrag bij jongeren te
bevorderen.
- theoretische methodieken vertalen in praktische technieken.

Nadat je de studietaak van Thema 4 hebt doorlopen, heb je kennis over:
- de aard van genderdysforie.
- de terminologie en classificatie van genderdysforie.
- de epidemiologie van genderdysforie.
- typische geslachtsdifferentiatie en genderontwikkeling.
- de diagnostiek en behandeling van genderdysforie bij kinderen, adolescenten en
volwassenen.
- de problemen en uitdagingen waar mannen of vrouwen met genderdysforie mee te
maken krijgen in verschillende fasen van hun leven en behandeling.
- de prevalentie van seksueel geweld.
- risicofactoren voor slachtofferschap van seksueel geweld.
- de gevolgen van seksueel geweld .
- de holistische aanpak van seksueel geweld.
- theoretische verklaringen voor seksueel geweld.
- risicotaxatie en diagnose van plegers van seksueel geweld.
- de behandeling van plegers van seksueel geweld.
- de definitie en prevalentie van parafilieën.
- de theoretische visies op parafilieën.
- de hulpverlening aan mensen met een parafilieën.

Nadat je studietaak van Thema 5 hebt afgerond, heb je kennis over:
- de invloed van psychiatrische stoornissen op seksueel functioneren.
- de invloed van seksuele problematiek op de kwaliteit van leven van psychiatrische
patiënten
- de seksuele bijwerkingen van psychofarmaca.
- de aanpak van seksuele problemen als gevolg van psychofarmaca.

,- de fysiologische/seksuele problemen die kunnen bestaan bij mensen met een
verstandelijke beperking.
- de seksuele rechten van personen met een verstandelijke beperking.
- de seksuele problemen die personen met een verstandelijke beperking kunnen ervaren.
- de behandeling van seksuele problemen bij personen met een verstandelijke beperking.
- ongewenste zwangerschappen en abortus.
- de verschillende anticonceptiemethoden.
- de randvoorwaarden die nodig zijn voor effectief anticonceptiegedrag.
- de fysiologie van de voortplanting.
- vruchtbaarheidsbehandeling en de relatie met seksueel functioneren.

,Seksuologie.
Introductie.
>Samenvatting Hoofdstuk 1 – Seksuologie: een inleidend overzicht.
Seksualiteit wordt gekenmerkt door een hoge mate van diversiteit. Dit betekent niet per se
dat er aan onze seksualiteit geen universele processen ten grondslag zouden liggen of dat
deze geen universele kenmerken zou hebben (zoals het seksueel dimorfe
voortplantingssysteem).

De seksuologie maakt gebruik van drie belangrijke denkkaders:
1) Essentialisme: seksueel gedrag krijgt vorm volgens universeel basispatroon (zoals
evolutionaire psychologie, Buss).
2) Sociaal-constructionisme: seksueel gedrag wordt beïnvloed door sociale, culturele,
historische en/of economische factoren (zoals Tiefer).
3) Biopsychosociale benadering: seksueel gedrag kent meervoudige gedetermineerdheid
(zoals incentive theory of motivation, Toates).

Anno 2018 is de biopsychosociale benadering het meest populair. Bovendien komt steeds
meer aandacht voor de positieve kracht van seksualiteit. Het is wenselijk om zowel aan de
risico’s als aan de positieve mogelijkheden van seksualiteit recht te doen. Harden noemt dit
de sekspositieve benadering.

Vanaf de jaren ’80 en met name in de jaren ’90 kwam het biomedisch seksuologisch
onderzoek in een stroomversnelling terecht. De uitkomsten worden sinds 2006 bijgehouden
in The Journal of Sexual Medicine. Door de farmaceutische industrie trad een verschuiving
op van psychologische interventies naar farmacologische interventies. In de jaren ’00 kwam
meer aandacht voor crossculturele aspecten van seksualiteit. De openbare beschikbaarheid
van seksualiteit in de media heeft tot nog meer ‘liberalisering’ van de seksualiteit geleid.
Bovendien kwamen voor 2009 steeds meer organisaties voor sexual medicine.

Sinds 2009 zijn een aantal trends opgevallen:
- Biologisering en medicalisering van seksualiteit leidt tot mogelijke gevaren.
- Debatten over wat (ab)normale seksualiteit en (ab)normale gedragingen zijn.
- Verandering van het klassieke monogame huwelijk naar seriële monogamie.
- Het idee van genderbinariteit wordt vervangen door een continuüm van man naar vrouw.
- Seksualiteit wordt in verschillende culturen op verschillende manieren vormgegeven.
- Seksueel geweld blijft een zeer ernstig probleem.
- Media beïnvloedt de (betekenis van) seksualiteit(sbeleving) en seksueel gedrag.

Vier belangrijke knelpunten voor de seksuologie anno 2018 zijn (1) de kwaliteit van het
seksuologisch onderzoek, (2) zwakke empirische fundering van seksuologische interventies,
(3) groeiende bezorgdheid over de seksuologische opleiding, en (4) de organisatie en
kwaliteit van de seksuologische hulpverlening in de gezondheidszorg.

Seksualiteit is een complex fenomeen. Methodische pluriformiteit is wenselijk. Aandacht voor
positieve seksualiteit is (ook) nodig. De seksuologie en de samenleving beïnvloeden elkaar.
Kernvariabelen van de seksuologie zijn sekse, genderidentiteit, genderrol, seksuele
oriëntatie, -identiteit, -voorkeur, -aantrekking, -gedrag, -interactie, -relatie, -functie, -respons,
en -gezondheid. De interdisciplinaire seksuologie is een wetenschap die leeft en nog niet ‘af’
is.

>Samenvatting Hoofdstuk 2 – Geschiedenis van de seksuologie.
De seksuologen uit de 19e eeuw waren vooral joodse, Duitstalige psychiaters. Richard von
Kraft-Ebing dacht dat afwijkingen van heteroseksuele coïtus leiden tot ziektes, en wilde

,perversies behandelen met psychotherapie zoals hypnose. Sigmund Freud is bekend van
zijn psychoanalytische theorieën over de seksuele ontwikkeling.
Seksuologie als een moderne wetenschap is geboren rond 1906, toen Iwam Bloch Das
Sexualleben unserer Zeit publiceerde. In de eerste decennia van de 20e eeuw kende de
seksuologie een periode van grote bloei. Twee rivalen waren Albert Moll (conformistisch) en
Magnus Herspeld (reformatorisch).

Na de WOII werd de leidende rol in de seksuologie van Europa overgenomen door Amerika.
Alfred Kinsey richtte in 1947 het Institute for Sex Research op, en ontwikkelde de 7-
puntsschaal van seksuele oriëntatie. Frank Beach werd bekend als de grondlegger dan de
gedragsendocrinologie. John Money introduceerde het begrip genderrol. Masters en
Johnson deden in een sekslab onderzoek naar de seksueleresponscyclus: opwinding >
plateau > orgasme > herstel/ontspanning, en ontwikkelden sekstherapie voor stellen. Kaplan
stelde voor om de fase van verlangen toe te voegen aan de cyclus. In 1974 werd
homoseksualiteit geschrapt als psychiatrische stoornis.

In de jaren ’70 stond het sociaal-constructionisme op de voorgrond. In 1973 verwierpen
Gagnon en Simon de theorie van het seksuele instinct van Freud. Seksualiteit werd gezien
als een sociaal-maatschappelijk product. Brown-Miller beschreef verkrachting als een sociale
strategie om vrouwen minderwaardig te laten. Hierdoor kwamen feministische benaderingen
op de voorgrond.

Vanaf eind jaren ’70 won het essentialisme aan invloed. Nadat in 1998 Viagra op de markt
kwam, steeg het onderzoek naar seksuele disfuncties. Daarna wonnen ook de
sociobiologische en evolutionair-psychologische benaderingen aan invloed. Het sekse-
differentiatiemodel stelt dat seksueel gedrag is gedetermineerd door prenatale processen.
De seksuelestrategieëntheorie stelt dat vrouwen kieskeuriger zijn vanwege hun beperkte
zwangerschapscapaciteit.

De contrasten tussen essentialisme en constructionisme hangen ook samen met
verschillende epistemologieën. Epistemologie of kennisleer is de tak van de filosofie die de
oorsprong, aard, reikwijdte en deugdelijkheid van kennis(constructie) onderzoekt. Het
positivisme stelt dat het doel is om een bepaald fenomeen te verklaren met behulp van
afgebakende verzamelingen concepten, terwijl het postmodernisme stelt dat gegevens altijd
subjectief zijn. De biopsychosociale benadering pleit voor een theoretisch pluralisme, en wint
aan kracht.

Andere kernkwesties in de seksuologie in de periode 1974-2018 zijn de aard van de
seksueleresponscyclus (niet lineair maar circulair volgens Bosson), de aard van seksualiteit
(interactionele en relationele vormgeving aan seksualiteit), gendergelijkenissen en -
verschillen (genderspectrum), seksueel geweld (preventie, determinanten,
controleparadigma), de aard en effectiviteit van seksuologische therapieën (flibanserine), en
het internet en seks (positief).

In de jaren ’60 steeg de professionalisering van seksuologie door verenigingen en
tijdschriften. In 1965 publiceerde de Society for the Scientific Study of Sexuality (SSSS) het
Journal of Sex Research. In 1974 werd de organisatie het World Congres of Sexology
opgericht. Toch hebben seksuologische tijdschriften zelden een impactfactor hoger dan 1 te
hebben.

Begin 20e eeuw was de Nederlandse seksuologie gericht op Duitstalige literatuur. In 1926
publiceerde Theodoor van de Velde Het volkomen huwelijk over seksueel functioneren van
man en vrouw. Premsela was pleitbezorger voor seksuologie als medisch specialisme. Van
Emde Boas stelde dat gezonde seksualiteit integratie vereiste van seksualiteit als
procreatieve functie, lustdimensie, relationele dimensie, en institutionele dimensie. Van Ussel

,beschreef in 1968 in zijn proefschrift Geschiedenis van het seksuele probleem dat de
westerse samenleving veranderde van antiseksueel naar proseksueel.

De Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH) maakte in de jaren ’60 en ’70
een bloeiperiode door, en realiseerde bijzondere leerstoelen Seksuologie in Leiden en
Amsterdam. De NVSH propageerde het genieten van seksualiteit en stelde dat goede seks
de gezondheid bevorderde. Hieruit is ook het Kenniscentrum seksualiteit Rutgers ontstaan.

Rond 1970 maakte de Nederlandse seksuologie een opleving door. In 1967 werd het
Nederlands Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onderzoek (NISSO) opgericht. Het
seksuologische onderwijs breidde zich ook uit.

In de periode 1980-2000 deed Dick Swaab onderzoek naar de neuroanatomische
grondslagen van menselijke seksualiteit, werd biomedisch onderzoek gedaan naar seksuele
disfuncties bij mannen, werd gefocust op de impact van chronische ziektes op seksualiteit,
en werd de behandeling van sex offenders een belangrijk discussiepunt.

In de periode 2000-2018 werd de polikliniek voor kinderen met genderdysforie opgericht, en
Jacques van Lankveld, John de Wit, Marcel Waldinger, en Ellen Laan spelen een grote rol.

In 1981 werd de Nederlandse Vereniging voor Seksuologie (NVVS) opgericht, met als
doelstellingen het waarborgen en bevorderen van de kwaliteit van de seksuologie en het
stimuleren van interdisciplinaire samenwerking. Postdoctorale basisopleidingen werden
ontwikkeld, waarvan 4 door de NVVS zijn geaccrediteerd. Sinds 2008 is NVVS samen met
de WVSD samengesmolten tot Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging voor
Seksuologie (NWVS). Het Tijdschrift voor Seksuologie (TvS) wordt sinds de jaren ’80
gepubliceerd.

De seksuologie in Vlaanderen is na WOII verbonden met 2 zeer verschillende tradities: een
Gentse traditie (emancipatie, constructionistische sociogenetische visie), en een Leuvense
traditie (anticonceptie, seksuele disfuncties binnen een paartherapeutische context). Sinds
2000 heeft Paul Enzlin een master seksuologie ontwikkeld.

Thema 1 – Seksualiteit.
 Attitudedossier: maak attitudeopdracht 1 en 2.

Thema 1.1 – Het individu.
>Samenvatting Hoofdstuk 3 – De biologie van seksualiteit (§3.1 t/m 3.3).
Perfect functionerende biologie is geen voorwaarde voor bevredigende seks.

Masters en Johnson ontwikkelden het EPOR-model: excitation, plateau, orgasm, en
resolution. Dit model neemt naast de biologische analyse ook genot mee. Zij introduceerde
ook de term ‘seksuele respons’ om het geheel van fysiologische veranderingen die tijdens
seks voorkomen samen te vatten. Meer recente modellen proberen deze veranderingen te
beschrijven onafhankelijk van fertiliteitsstatus, seksuele voorkeur, en seksuele handeling. Zo
kunnen gegevens van verschillende (groepen) mensen met elkaar worden vergeleken.

Genitaliën kunnen worden verdeeld in primaire (testes, ovaria) en secundaire
geslachtsklieren (de rest), en in inwendige en uitwendige genitaliën (met het diafragma pelvis
als grens). Vanaf de 5e week ontwikkelen de genitaliën zich uit 4 structuren: gonadale plooi
(testes of ovaria, week 7), buis van Wolff en buis van Müller (inwendig, week 8-16), sinus
urogenitalis (urethra, prostaat, deel vagina), en weefsel rondom cloaca (uitwendig, week 9).
De inwendige genitaliën ontstaan vanuit de mesonephros (oernier), de uitwendige genitaliën
meer vanuit de caudale structuren. De uitwendige differentiatie begint later dan de
inwendige.

, Het bekken bestaat uit 2 ossa coxae (heupbeenderen) en het caudale gedeelte van de
wervelkolom, sacrum (heiligbeen), en os coccygis (staartbeen). Het sarco-iliacale gewricht
(SI-gewricht) verbindt de sacrum met os coxae. De symphysis pubica vormt de verbinding
tussen de 2 ossa coxae. Bekkenligamenten in de caudale wervelkolom zorgen voor
stabiliteit, maar relaxeren tijdens de zwangerschap.

De bekkenbodem is belangrijk bij het tegengaan van verzakking van inwendige organen.
Passieve ondersteuning door ligamenten zou belangrijker zijn dan actieve ondersteuning
door bekkenbodemspieren. Deze spieren zijn vaak dwarsgestreept, en ontstaan uit de
sacrale myotomen (staart, diafragma pelvis) en de cloaca (anus).

Mannelijke genitaliën – De penis bestaat uit 2 zwellichamen: corpus cavernosum (dorsaal, L
en R), en corpus spongiosum (ventraal, om urethra). De glans (eikel) wordt omgeven door
de preputium (voorhuid). De urethra masculina (urinebuis) vervoert urine, voorvocht en
sperma af van de glandulae bulbo-urethrales (kliertjes van Cowper) naar buiten. De testes
en epididymis liggen buiten het abdomen in het scrotum. Het perineum is een erogene
huidplooi tussen de anus en scrotum. De ductus deferens (zaadleider) vervoert sperma van
de epididymis naar de urethra. De ampul is een verwijding hiervan, waar sperma vooraf aan
expulsie wordt opgevangen. De prostata ligt onder de blaas voor en in direct contact met de
endeldarm, en scheidt een waterige vloeistof af tijdens de emissiefase. Aandoeningen zijn
een micropenis (>2,5 SD), ziekte van Peyronie (kromstand van penis), hypospadie en
epispadie (abnormale positie urethra), fimosis (vernauwd preputium), en cryptorchisme
(uitblijven van daling van testes).

Vrouwelijke genitaliën – Vulva is het geheel van mons pubis (venusheuvel), labia pudendi
(schaamlippen), vestibulum vaginae (voorhof), bulbus vestibuli (zwellichamen), en glandulae
vestibulares (voorhofklieren). Het vestibulum vaginae is het gebied tussen de clitoris en het
perineum waarin de urethra en vagina uitmonden. Het hymen (maagdenvlies) is een kraag
van dun weefsel rondom de ingang van de vagina. De clitoris is een erogene structuur voorin
de vulva. De preputium clitoridis is een soepel omhulsel van huid waaronder de clitoris
schuilgaat tussen de labia. De glandulae vestibulares (klieren van Bartholin) scheiden
voorvocht af tijdens de plateaufase van seksuele ontwikkeling. De urethra feminina
(urinebuis) is korter bij vrouwen dan bij mannen. De vagina is een geslachtsorgaan dat bij
seksuele opwinding lubriceert om de penis te ontvangen. De uterus (baarmoeder) is een
orgaan waarin bevruchte eitjes zich nestelen. De cervix (baarmoedermond) is de aansluiting
van de uterus op de vagina. De ovaria (eierstokken) bevatten een beperkte hoeveelheid
eitjes. De tuba uterina (eileiders) vervoert het eitje van de ovaria naar de uterus.
Aandoeningen zijn vaginale agenesie (afwezigheid of onderontwikkeling), prolaps
(verzakking), genitopelvienepijnstoornis of penetratiestoornis, en hymen imperforatus
(volledig afgesloten maagdenvlies).

Disorders/differences of sexual development (DSD) verwijst naar interseks condities. DSD
wordt als volgt ingedeeld: chromosomale DSD, 46,XY DSD, en 46,XX DSD. Testiculaire
dysgenesie (chromosomale DSD) kan worden veroorzaakt door het Klinefelter syndroom,
gekenmerkt door een extra X-chromosoom en (bijna) geen spermatogenese. Prevalentie is 1
op 500/1000. Ovariële dysgenesie heeft het genotype XO/XY of 45,XO (turnersyndroom).
Prevalentie is 1 op 2000/5000. Adrenogenitaal syndroom (46,XX DSD) kenmerkt zich door
vrouwelijke inwendige en vermannelijkte uitwendige genitaliën door een overmaat aan
androgenen. Mensen met 46,XY DSD hebben XY-chromosomen, testes in buikholte,
mannelijke of vrouwelijke inwendige en vrouwelijke uitwendige genitaliën. Oorzaken zijn
androgeentekort (bij 5-alfa-reductasedeficiëntie) of ongevoeligheid voor androgeen (bij
AOS).

Vascularisatie van de genitaliën weerspiegelt de levensstijl en de gezondheid van iemand.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentpsychologieou. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80467 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.96  39x  sold
  • (3)
  Add to cart