Klinische Psychologie 2: Diagnostiek En Behandeling (PB2002)
All documents for this subject (7)
Seller
Follow
studentpsychologieou
Reviews received
Content preview
Tentamenstof Klinische psychologie: Diagnostiek en therapie.
Boek: Klinische psychologie: diagnostiek en behandeling, door Simon, de Hullu, Smeets, en
van der Molen (derde druk).
Tentamen: CBI-tentamen met 30 meerkeuzevragen + instuuropdracht
Tentamenstof:
Cursus in yOUlearn
Tekstboek
Leerdoelen:
Nadat je de studietaak van Deel 1 hebt doorlopen, verwachten we dat je:
- kunt aangeven hoe wetenschappelijk verantwoord psychodiagnostisch onderzoek met
de diagnostische cyclus in de praktijk kan worden gebracht.
- de verschillende stappen van de diagnostische cyclus kunt benoemen.
- de doelen, vragen en handelingen bij de verschillende stappen van de diagnostische
cyclus kunt benoemen.
- kunt aangeven wat indicatiestelling betekent en wat hier in de praktijk bij komt kijken.
- de verschillende stappen van indicatiestelling kunt benoemen.
- modellen voor indicatiestelling, en de kenmerken hiervan, kunt benoemen.
- voorwaarden voor indicatiestelling kunt benoemen.
- voorspellers van behandelresultaten kunt benoemen.
- indicaties en contra-indicaties kunt benoemen.
- kunt aangeven wat er wordt bedoeld met multidisciplinaire richtlijnen en
zorgstandaarden, en wat hier het doel van is.
- kunt aangeven hoe de Nederlandse ggz sinds 2014 is ingedeeld.
- de verwijscriteria voor de POH-GGZ, generalistische-basis-ggz en specialistische-ggz
kunt benoemen.
- de verschillen tussen de stoornisspecifieke en transdiagnostische benadering kunt
benoemen.
- voor- en nadelen van beide benaderingen kunt benoemen.
- transdiagnostische factoren bij psychopathologie kunt benoemen.
- (de eigenschappen van) transdiagnostische interventies kunt benoemen.
- kunt aangeven wat er wordt bedoeld met het netwerkmodel voor psychopathologie.
- de belangrijkste punten van de Beroepscode voor psychologen van het NIP (versie
2015) kunt benoemen.
- de Beroepscode van het NIP adequaat kunt toepassen op een eenvoudige casus over
een klinisch werkend psycholoog.
- het verschil kunt benoemen tussen de tuchtcolleges van NIP en BIG, en dat u kunt u
aangeven hoe behandeling van klachten bij deze instanties verloopt en welke
maatregelen bij deze instanties getroffen kunnen worden.
Nadat je de studietaak van Deel 2 hebt doorlopen, verwachten we dat je:
- kunt aangeven wat er wordt bedoeld met psychofarmacologische interventies.
- algemene werkingsprincipes van psychofarmaca kunt uitleggen.
- termen die samenhangen met algemene werkingsprincipes van psychofarmaca kunt
benoemen.
- de verschillende soorten psychofarmaca (en de kenmerken, werkingsprincipes,
bijwerkingen en indicatiegebieden ervan) kunt benoemen.
- verschillende niet-farmacologische neurobiologische interventies (en de kenmerken,
werkingsprincipes, bijwerkingen en indicatiegebieden ervan) kunt benoemen.
- kunt aangeven wat er wordt bedoeld met psychofarmacologische interventies.
- algemene werkingsprincipes van psychofarmaca kunt uitleggen.
,- termen die samenhangen met algemene werkingsprincipes van psychofarmaca kunt
benoemen.
- de verschillende soorten psychofarmaca (en de kenmerken, werkingsprincipes,
bijwerkingen en indicatiegebieden ervan) kunt benoemen.
- verschillende niet-farmacologische neurobiologische interventies (en de kenmerken,
werkingsprincipes, bijwerkingen en indicatiegebieden ervan) kunt benoemen.
- de rationale en kenmerken van cliëntgerichte therapie kunt benoemen.
- kunt uitleggen hoe diagnostiek en behandeling vanuit een cliëntgericht kader in hun
werk gaan.
- rationale en kenmerken kunt benoemen van de therapievormen die afgeleid zijn van
cliëntgerichte therapie.
- uitleg en inzicht kunt geven in de effectiviteit van cliëntgerichte therapie en de daarvan
afgeleide therapievormen.
- de rationale en kenmerken van cognitieve gedragstherapie (CGT) kunt benoemen.
- de principes van de cognitieve theorie en de daarbij behorende concepten kunt
benoemen en verklaren.
- kunt uitleggen hoe diagnostiek en behandeling vanuit een cognitief
gedragstherapeutisch kader in zijn werk gaan en relevante aandachtspunten hierbij
benoemen.
- de diagnostische methoden en instrumenten behorende bij CGT, en de eigenschappen
hiervan, kunt benoemen.
- de interventies behorende bij CGT, en de eigenschappen hiervan, kunt benoemen.
- uitleg kunt geven over de effectiviteit van CGT.
- de van CGT afgeleide therapievormen kunt benoemen, alsmede de kenmerken van
deze therapievormen.
- de rationale en kenmerken van interpersoonlijke psychotherapie (IPT) kunt benoemen.
- de bij IPT horende probleemgebieden kunt benoemen.
- kunt uitleggen hoe diagnostiek en behandeling vanuit IPT in hun werk gaan.
- uitleg kunt geven over de effectiviteit van IPT.
Nadat je de studietaak van Deel 3 hebt doorlopen, verwachten we dat je:
- een beeld kunt schetsen van het vóórkomen van suïcide bij verschillende vormen van
psychopathologie.
- verklaringen, risicofactoren en beschermingsfactoren kunt benoemen.
- kunt uitleggen hoe je het gesprek en contact met een suïcidale patiënt het best kunt
aanpakken
- uitleg kunt geven over de inhoud en toepassing van relevante vragenlijsten met
betrekking tot suïcidaliteit.
- de inhoud, principes en acties behorende bij de multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en
behandeling van suïcidaal gedrag kunt benoemen en toelichten, en kunt aangeven hoe
diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag op een adequate wijze verloopt.
- aandachtspunten bij de diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag kunt
benoemen.
- de criteria en kenmerken van de verschillende angststoornissen kunt benoemen.
- de veronderstelde mechanismen van de verschillende angststoornissen kunt benoemen
en toelichten.
- kunt aangeven hoe diagnostiek bij de verschillende angststoornissen in zijn werk gaat.
- de inhoud en toepassing van gestandaardiseerde vragenlijsten met betrekking tot
angststoornissen kunt benoemen.
- kunt aangeven wat een betekenisanalyse (BA) is, en dat u een BA kunt opstellen bij een
eenvoudige casus, en hier een toelichting bij kunt geven.
- kunt aangeven wat een functieanalyse (FA) is, en dat u een FA kunt opstellen bij een
eenvoudige casus, en hier een toelichting bij kunt geven.
,- kunt aangeven hoe behandeling van de verschillende angststoornissen in zijn werk gaat,
en verschillende behandelvormen voor de specifieke angststoornissen (en de
kenmerken van die behandelvormen) kunt benoemen.
- cognitieve gedragstherapeutische interventies voor de verschillende angststoornissen
kunt benoemen, en kunt uitleggen hoe deze interventies werken.
- uitleg kunt geven over de effectiviteit van veelgebruikte behandelvormen bij de
verschillende angststoornissen.
- de criteria en kenmerken van de depressieve stoornis en de bipolaire stoornis kunt
benoemen.
- kunt aangeven hoe diagnostiek bij de depressieve stoornis en de bipolaire stoornis in
zijn werk gaat.
- de inhoud en toepassing kunt benoemen van relevante vragenlijsten met betrekking tot
de depressieve stoornis en de bipolaire stoornis.
- kunt aangeven hoe behandeling van de depressieve stoornis en de bipolaire stoornis in
zijn werk gaat.
- de effectiviteit kunt benoemen van veelgebruikte behandelvormen bij de depressieve
stoornis en de bipolaire stoornis.
- de criteria en kenmerken van de posttraumatische-stressstoornis (PTSS) kunt
benoemen.
- kunt aangeven hoe diagnostiek bij PTSS in zijn werk gaat.
- uitleg kunt geven over de inhoud en toepassing van relevante vragenlijsten met
betrekking tot PTSS.
- kunt aangeven hoe behandeling van PTSS in zijn werk gaat, en verschillende
behandelvormen voor PTSS (en de kenmerken daarvan) kunt benoemen.
- de effectiviteit van veelgebruikte behandelvormen voor PTSS kunt benoemen.
- de kenmerken van dissociatieve symptomen kunt benoemen.
- de criteria en kenmerken van de verschillende dissociatieve stoornissen kunt benoemen.
- kunt aangeven hoe diagnostiek bij dissociatieve stoornissen in zijn werk gaat.
- de inhoud en toepassing van relevante vragenlijsten met betrekking tot dissociatieve
stoornissen kunt benoemen.
- kunt aangeven hoe behandeling van dissociatieve stoornissen in zijn werk gaat, en
verschillende behandelvormen voor dissociatieve stoornissen (en de kenmerken
daarvan) kunt benoemen.
- de effectiviteit van veelgebruikte behandelvormen bij dissociatieve stoornissen kunt
benoemen.
- de criteria en kenmerken van psychose/psychotische stoornis kunt benoemen.
- kunt aangeven hoe diagnostiek bij psychotische stoornissen in zijn werk gaat.
- de inhoud en toepassing van relevante vragenlijsten met betrekking tot psychotische
stoornissen kunt benoemen.
- kunt aangeven hoe behandeling van psychotische stoornissen in zijn werk gaat, en
verschillende behandelvormen voor psychotische stoornissen (en de kenmerken
daarvan) kunt benoemen.
- de effectiviteit van veelgebruikte behandelvormen bij psychotische stoornissen kunt
benoemen.
- de criteria en kenmerken van disruptieve, impulsbeheersings- en andere
gedragsstoornissen kunt benoemen.
- kunt aangeven hoe diagnostiek bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere
gedragsstoornissen in zijn werk gaat.
- de inhoud en toepassing van relevante vragenlijsten met betrekking tot disruptieve,
impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen kunt benoemen.
- kunt aangeven hoe behandeling van disruptieve, impulsbeheersings- en andere
gedragsstoornissen in zijn werk gaat, en verschillende behandelvormen (en de
kenmerken daarvan) kunt benoemen.
- de effectiviteit van veelgebruikte behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en
andere gedragsstoornissen kunt benoemen.
,- verschillende verslavingsmodellen kunt noemen met de bijbehorende zienswijze.
- de criteria en kenmerken van middelgerelateerde en verslavingsstoornissen kunt
benoemen.
- de veronderstelde werkingsmechanismen van middelgerelateerde en
verslavingsstoornissen kunt benoemen en hierover uitleg kunt geven.
- kunt aangeven hoe diagnostiek bij middelgerelateerde en verslavingsstoornissen in zijn
werk gaat.
- de inhoud en toepassing van relevante vragenlijsten met betrekking tot
middelgerelateerde en verslavingsstoornissen kunt benoemen.
- kunt aangeven hoe behandeling van middelgerelateerde en verslavingsstoornissen in
zijn werk gaat, en verschillende behandelvormen (en de kenmerken daarvan) kunt
benoemen.
- cognitieve gedragstherapeutische interventies voor middelgerelateerde en
verslavingsstoornissen kunt benoemen, en kunt aangeven hoe deze interventies
werken.
- de effectiviteit van veelgebruikte behandelvormen bij middelgerelateerde en
verslavingsstoornissen kunt benoemen.
- de criteria en kenmerken van persoonlijkheidsstoornissen kunt benoemen.
- kunt aangeven hoe diagnostiek bij persoonlijkheidsstoornissen in zijn werk gaat.
- de inhoud en toepassing van relevante vragenlijsten met betrekking tot
persoonlijkheidsstoornissen kunt benoemen.
- kunt aangeven hoe behandeling van persoonlijkheidsstoornissen in zijn werk gaat, en
verschillende behandelvormen (en de eigenschappen daarvan) kunt benoemen.
- de effectiviteit van veelgebruikte behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen kunt
benoemen.
- de criteria en kenmerken van somatisch-symptoomstoornissen en verwante stoornissen
kunt benoemen.
- de veronderstelde instandhoudende factoren van somatisch-symptoomstoornissen en
verwante stoornissen kunt benoemen.
- kunt aangeven hoe diagnostiek bij somatisch-symptoomstoornissen en verwante
stoornissen in zijn werk gaat.
- de inhoud en toepassing van relevante vragenlijsten met betrekking tot somatisch-
symptoomstoornissen en verwante stoornissen kunt benoemen.
- kunt aangeven hoe behandeling van somatisch-symptoomstoornissen en verwante
stoornissen in zijn werk gaat, en verschillende behandelvormen kunt benoemen.
- de effectiviteit van veelgebruikte behandelvormen bij somatisch-symptoomstoornissen
en verwante stoornissen kunt benoemen.
- de criteria en kenmerken van eetstoornissen kunt benoemen.
- de veronderstelde mechanismen van eetstoornissen kunt benoemen en hierover uitleg
kunt geven.
- kunt aangeven hoe diagnostiek bij eetstoornissen in zijn werk gaat.
- de inhoud en toepassing van relevante vragenlijsten met betrekking tot eetstoornissen
kunt benoemen.
- kunt aangeven hoe behandeling van eetstoornissen in zijn werk gaat, en verschillende
behandelvormen (en de kenmerken daarvan) kunt benoemen.
- de effectiviteit van veelgebruikte behandelvormen bij eetstoornissen kunt benoemen.
,Klinische psychologie 2 – Diagnostiek en therapie.
De klinische psychologie is het meest bekende gebied van de psychologie. Volgens de
definitie van Reber (2004) is klinische psychologie het gebied van de psychologie dat zich
bezighoudt met afwijkend, slecht-aangepast en abnormaal menselijk gedrag. Onder de grote
paraplu van klinische praktijken vallen diagnose, classificatie, behandeling, preventie en
onderzoek.
Een klinisch werkend psycholoog is een psycholoog die werkzaam is in het gebied van de
klinische psychologie. Een klinisch psycholoog is een gespecialiseerde GZ-psycholoog die
na de universiteit een zesjarige postdoctorale opleiding tot klinisch psycholoog heeft
afgerond.
Deel 1 – Kadering van diagnostiek en behandeling.
Wanneer er een nieuwe cliënt wordt 'aangemeld' dan vindt in de regel eerst
psychodiagnostiek plaats (waarvan indicatiestelling een onderdeel vormt), gevolgd door een
passend behandeltraject.
Deel 1.1 – Psychodiagnostiek.
>Samenvatting Hoofdstuk 1 – Psychodiagnostiek.
Een psycholoog wil weten hoe het komt dat de cliënt klachten ervaart, en gebruikt hiervoor
instrumenten zoals onderzoeksgesprekken, (gedrags)observaties, en psychologische tests
en vragenlijsten. De kern van psychodiagnostiek is antwoorden krijgen over factoren in de
persoon, in het gedrag en in de omgeving.
Bij het principe van het stepped-care-model wordt afhankelijk van de ernst en de
hardnekkigheid van de klachten gekozen voor een meer uitgebreid psychodiagnostisch
onderzoek. Dit is zinvol wanneer de klachten grotendeels toe te schrijven zijn aan
intelligentie, ontwikkelingsproblematiek, persoonlijkheidskenmerken of cognitief
(dis)functioneren, wanneer een cliënt al meerdere behandelingen heeft gevolgd zonder het
gewenste resultaat, of wanneer een cliënt gebaat lijkt bij een langer durende en/of
intensievere behandeling vanwege persoonlijkheidsproblematiek die in het contact tijdens de
behandeling zichtbaar is geworden.
De psychodiagnosticus hanteert de empirische cyclus: hypothesen ontwerpen op basis van
vermoedend van hoe het probleem verklaard kan worden, hypothesen toetsen, en deze
verwerpen of aannemen.
De diagnostische cyclus bestaat uit 4 stappen, die elkaar volgen en op iteratieve wijze de
informatie uit voorgaande stappen gebruiken of teruggaan naar een eerdere stap als
informatie ontbreekt of niet blijkt te kloppen: klachtenanalye, probleemanalyse,
verklaringsanalyse en indicatieanalyse.
Psychodiagnostisch onderzoek begint meestal met een doorverwijzing. In de aanmelding
wordt aangegeven wat de aanleiding voor de verwijzing is en wat de onderzoeksvraag of
hulpvraag is. De eerste stap is nagaan wat de achtergrond van de aanvraag is. De tweede
stap is de analyse van de hulpvraag. De klachtenanalyse leidt tot een verhelderende
diagnose.
In de probleemanalyse zal de onderzoeker zijn kennis over psychische problemen toepassen
op de hulpvragen om te begrijpen wat precies het probleem is. De klachtinventarisatie gaat
aan de hand van gestandaardiseerde vragenlijsten die breed screenen op psychische
klachten of specifieke symptoomvragenlijsten. Deze vragenlijsten worden standaard
afgenomen, of maken deel uit van de Routine Outcome Monitoring (ROM)-procedure. De
, Outcome Questionnaire (OQ-45) meet drie functiedomeinen: intrapsychisch, interpersoonlijk
en sociale rolvervulling.
Het intakegesprek kan deel uitmaken van psychodiagnostisch onderzoek. De intaker zal
tijdens de speciale anamnese de specifieke klachten van de cliënt in beeld brengen, waarbij
het accent ligt op de huidige problemen. Er wordt gevraagd naar luxerende factoren (oftewel
uitlokkende factoren), en er wordt gekeken of er sprake is van interferentie (oftewel in welke
mate het leven wordt belemmerd door deze factoren).
Bij de psychiatrische anamnese wordt gekeken naar objectieve en subjectieve waargenomen
psychiatrische symptomen, zoals verschijning enpsychomotoriek (gedrag, verschijning,
psychomotoriek), oriëntatie (tijd, plaats, persoon), aandacht en geheugen, waarneming,
spraak en denken, stemming en affect, en persoonlijkheid.
De observaties tijdens de onderzoeksgesprekken zijn belangrijk. Er wordt onderscheid
gemaakt tussen rijpere afweermechanismen (zoals het inzetten van humor, en sublimatie),
en de meer primitieve vormen van afweer (zoals loochening, en projectie). De
psychodiagnosticus is zelf een instrument om een beter beeld van de cliënt te krijgen.
Tijdens de biografische anamnese en/of heteroanamnese vraagt de intaker naar factoren uit
de levensgeschiedenis van de cliënt die de cliënt beschermen of ontvankelijk maken voor het
ontwikkelen van psychopathologie. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan gedrags-/leer-/
psychiatrische stoornissen, life events, en psychiatrische stoornissen in de familie.
Als afsluiting van de anamnese is de belangrijkste vraag hoe de cliënt op dit moment
functioneert. Hierbij wordt gekeken naar de mate van sociale steun, de maatschappelijke
situatie, en organische (medische) factoren.
De probleemanalyse leidt tot een diagnose waarin antwoord wordt gegeven op de vraag
‘Wat is het probleem?’. De intake kan worden afgesloten met beschrijvende diagnostiek,
waarbij geen verklaring wordt gegeven. Dit heet ook wel onderkennende diagnostiek.
Onderdeel van de beschrijvende diagnostiek is de classificatie van de symptomen. Een
DSM-classificatie heeft als voordeel dat de klachten kunnen worden samengevat en worden
gerelateerd aan wetenschappelijke kennis. Een nadeel is dat hierdoor de individuele
problematiek, context en betekenis voor de cliënt op de achtergrond raakt.
De verklaringsanalyse richt zich op de vraag ‘Waar komen de klachten vandaan?’. In de
verklaringsanalyse komt sterk de empirische cyclus terug. Eerst worden hypothesen en
onderzoeksvraagstellingen geformuleerd. De hypothesen worden geoperationaliseerd, en er
worden passende methoden en meetinstrumenten gekozen. In Nederland test de COTAN
van het NIP de kwaliteit van psychodiagnostische instrumenten. Voorbeelden van
instrumenten zijn het (semi)gestructureerd interview (SCID-5, Y-BOCS), capaciteitstesten
(SCIL 18+, WAIS-IV, SON-R, TOMM, AKTG), zelfrapportagevragenlijsten, indirecte
methoden (IAT), en structureel persoonlijkheidsinterview en dynamische
persoonlijkheidsdiagnostiek (NKPV).
De uitvoering van psychodiagnostisch onderzoek moet volgens een vaste procedure
verlopen. De interpretatie van de resultaten gebeurt vaak aan de hand van een normgroep.
De resultaten worden geïntegreerd en de onderzoeksvragen beantwoord. De conclusies
worden in een terugkoppelingsgesprek aan de cliënt gerapporteerd, waarin het beeld door
de cliënt en een naaste kan worden genuanceerd, aangevuld, of tegengesproken.
De laatste stap is de indicatieanalyse, waaruit een advies volgt voor de aanvragen van het
onderzoek. Een predictie is een uitsprak over de veranderbaarheid van de klachten en het
probleemgedrag in de toekomst. De indicatieanalyse gebeurt vaak met een multidisciplinair
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentpsychologieou. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.