100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting 2.1 Biologische Determinanten (FSWE2-012-A) + Overzicht hersenfuncties + Afbeeldingen om jezelf te toetsen $7.95
Add to cart

Summary

Samenvatting 2.1 Biologische Determinanten (FSWE2-012-A) + Overzicht hersenfuncties + Afbeeldingen om jezelf te toetsen

2 reviews
 50 views  4 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting 2.1 Biologische Determinanten (FSWE2-012-A) met een overzicht van de hersenfuncties extra erbij gevoegd en ook een extra blad met afbeeldingen van de hersenen om jezelf te overhoren. Op de toets wordt namelijk gevraagd naar verschillende onderdelen van de hersenen, die je moet kunnen ...

[Show more]

Preview 4 out of 70  pages

  • February 2, 2022
  • 70
  • 2021/2022
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: aichavanderpasch • 2 year ago

reply-writer-avatar

By: PedaStudent20 • 11 months ago

Translated by Google

Thanks for your purchase!

reply-writer-avatar

By: PedaStudent20 • 8 months ago

Reply deleted by the user

review-writer-avatar

By: saskia-koolen • 2 year ago

reply-writer-avatar

By: PedaStudent20 • 8 months ago

avatar-seller
2.1 Biologisch determinanten
Probleem 1 – Naturally! Selection!
Leerdoelen
1. Wat houdt de evolutietheorie in?
Voor Darwin
Lamarck geloofde in twee oorzaken van de veranderingen van soorten:
- Natuurlijke neiging van elk soort om vooruit te gaan naar een betere vorm
- Erfelijke eigenschappen
Cuvier geloofde in een theorie genaamd catastrophism → Soorten werden periodiek
uitgevaagd voor plotselinge rampen, zoals meteorieten, en daarna vervangen door andere
soorten.

Korte samenvatting ontstaan vd mens
Homoninds waren de eerste afstammelingen van de mensheid. Ze verlieten Afrika voor het
eerst ongeveer 1.7 miljoen jaar geleden. → Homo erectus (rechte man, gebruikte tools en
wss vuur) → homo neanderthalis (in West-Europa) 120.000-30.000 jaar geleden →
Verdwenen, wellicht door samenkomen met homo sapiens. → Homo Sapiens (Oost-Afrika)

Evolutietheorie van Charles Darwin – 1859 – On the origin of species
Volgens Darwin had elke eigenschap van een organisme een functie.
Evolutie → Een geleidelijke verandering in de structuur en fysiologie van planten- en
diersoorten – die over het algemeen complexere organismen produceren – als gevolg van
natuurlijke selectie.

Drie theorieën over het ontstaan van complexe adaptieve mechanisme
- Creationisme → Een oppergod heeft alle planten en dieren geschapen.
- Seeding theory → Het leven op aarde is ontstaan door levenszaden van een
meteoriet of buitenaardse intelligentie.
- Evolutie door natuurlijke selectie

1.1 Natuurlijke selectie
Darwin → Natuurlijke selectie → Het proces waarbij erfelijke eigenschappen die een
selectief voordeel verlenen (de kans op leven en voortplanting van een dier vergroten) vaker
voorkomen in een populatie.
- Cellen bevatten chromosomen, die soortvan de blauwdruk vormen van een
persoon/organisme. Als de plannen veranderen, vindt er een mutatie plaats → per
ongeluk een verandering in de chromosomen of gametes, die zich samenvoegen en
een nieuw organisme vormen. Een klein deel van de mutaties zorgen voor een
selectief voordeel, waardoor een organisme meer nakomelingen kan produceren
omdat het langer leeft (door bv betere weerstand tegen een ziekte, beter tegen eten
kunnen of overdag beter kunnen zien).
- Verhaal over vinken op het eiland Galapogos.

, - Fitness is volgens Darwin de mogelijkheid van een organisme om te overleven en bij
te dragen aan de genen van de volgende generatie.
- Drie essentiële onderdelen van natuurlijke selectie
o Variatie
o Erfelijkheid → Alleen erfelijke variaties spelen een rol bij evolutie, niet bv de
variatie die plaatsvindt voor het afbreken van een vleugel door een ongeluk
o Selectie → Soorten met een paar erfelijke varianten leveren meer
nakomelingen, omdat de erfelijke varianten ervoor zorgen dat ze beter
kunnen overleven of reproduceren.
- Dus differentieel reproductief succes, veroorzaakt door het bezit van erfelijke
varianten die de overleving- en reproductiekansen van een individu vergroten of
verkleinen, zijn de ‘bottomline’ van de evolutie door natuurlijke selectie. De
kenmerken van organismen die zich meer voortplanten dan anderen, worden
daarom in relatief grotere getallen doorgegeven aan toekomstige generaties.

William D. Hamilton (1960) – Inclusive fitness theory
Classical fitness → De maatstaf voor directe reproductie in het succes van een individu om
zijn genen door te geven aan een nakomeling.
- Was volgens Hamilton te beperkt om de evolutie door natuurlijke selectie te
beschrijven.
- Hij gaf aan dat natuurlijke selectie de voorkeur geeft aan eigenschappen die ervoor
zorgen dat de genen van een organisme worden doorgegeven, ongeacht of het
organisme rechtstreeks nakomelingen voortbrengt. → Ouderlijke zorg werd opnieuw
geïnterpreteerd als een speciaal geval van zorg voor nakomelingen die kopieën van
de genen van de ouders in hun lichaam dragen. → Een organisme kan ook de
reproductie van genen vergroten door het helpen van broers/zussen, familie om te
overleven en reproduceren.
Inclusieve fitness → Eigen reproductiesucces plus de effecten die de acties van een individu
hebben op het reproductiesucces van zijn/haar genetische verwanten.

George C. William (1966) – Drie bijdragen aan het anders denken over de evolutie
- William had kritiek op het heersende idee van ‘groepselectie’ → Het idee dat
aanpassingen zich ontwikkelden in het voordeel van de groep door de differentiële
overleving en reproductie. Dit is in tegenstelling tot het voordeel voor het gen dat
ontstaat door reproductie van genen. → Hij stelde dus dat groepsselectie
onwaarschijnlijk was, omdat bv het bewust sterven van vogels tegen de kracht van de
selectie ingaat, namelijk het overleven en produceren van nakomelingen.
- William had de ingewikkelde theorie van Hamilton duidelijk gemaakt zodat iedereen
het kon begrijpen.
- William had een zorgvuldige analyse gemaakt van adaptatie → Geëvolueerde
oplossingen voor specifieke problemen die direct of indirect bijdragen aan
succesvolle reproductie. Hij gaf drie criteria voor het benoemen van adaptatie:
o Betrouwbaarheid → Ontwikkelt het mechanisme zich regelmatig in alle
normale omgevingen en werkt het betrouwbaar in de context waarin het is
ontworpen te functioneren?
o Efficiëntie → Lost het mechanisme een bepaald adaptief probleem goed op?

, o Zuinigheid/economy → Lost het mechanisme het adaptieve probleem op
zonder enorme kosten van het organisme af te persen?

Drie producten van evolutie
- Adaptaties → Erfelijke en betrouwbaar ontwikkelde kenmerken die ontstaan zijn
door natuurlijke selectie, omdat ze hielpen met het oplossen van problemen omtrent
overleven of reproductie → (navelstreng)
- Bijproducten → Kenmerken die geen adaptieve problemen oplossen en geen
functioneel ontwerp hebben, ze worden meegedragen met kenmerken die wel
functioneel zijn → (navel)
- Random effects/noise → Willekeurige effecten die geproduceerd worden door
krachten zoals mutaties, plotselinge en onvoorspelbare veranderingen in omgeving
of toevallige effecten tijdens de ontwikkeling → (Vorm van een navel)

Drie theorieën over opvoeding van Triver:
• Wederkerig altruïsme → Individuen helpen soortgenoten die gunst terug verlenen. -
Ouderlijke investering → Ouders investeren in kinderen om voort te planten.
- Ouder-nakomelingenconflict → Kinderen delen 50% van de genen met de ouders,
waardoor ze in conflict komen

1.2 Seksuele selectie
Darwin’s sexuele selectie
- Focus op aanpassingen die kwamen door de gevolgen van succesvol paren.
- Twee primaire middelen waardoor seksuele selectie kan werken
o Intraseksuele competitie → Competitie tussen de leden van het ene geslacht,
waarvan de resultaten hebben bijgedragen aan de toegang tot het andere
geslacht om te paren (Twee herten vechten met hun hoorns, winnaar krijgt
toegang tot het vrouwtjes hert) → De kwaliteiten die leiden tot meer succes
in het gevecht tussen hetzelfde geslacht, worden overgedragen aan de
volgende generatie.
o Interseksuele competitie → Voorkeurspartnerkeuze → Als de leden van een
geslacht overeenstemming hebben over de kwaliteiten die gewenst zijn in
een partner van het andere geslacht, zullen de partners van het andere
geslacht gekozen worden als ze deze kwaliteiten bezitten. (Als vrouwen
kiezen voor mannen die geschenken geven, zullen er uiteindelijk meer
mannen zijn die geschenken geven). → Vrouwelijke keuze

1.3 Bewijs voor evolutietheorie
Charles Darwin beweerde dat soorten zich ontwikkelen (langzaam en geordend
veranderden) van de voorgaande soorten. Hij had hiervoor vier verschillende soorten
bewijs:
- Hij documenteerde de evolutie van fossielen archieven door steeds meer recente
geologische lagen
- Hij beschreef opvallende structurele overeenkomsten tussen levende soorten (hand,
kattenpoot en vogelvleugel) → uit gemeenschappelijk voorouders geëvolueerd
- Hij wees op de grote veranderingen van planten en dieren door selectief fokken

, - Belangrijkste → Evolutie is geobserveerd tijdens het proces → Een 18 maanden
lange droogte op een eiland zorgde ervoor dat er alleen moeilijk te eten zaden
waren, zorgde voor een grotere bek van vinken

1.4 Misvattingen over de evolutietheorie
Negen misvattingen over de evolutietheorie
1 – Evolutie gebeurt niet in een rechte lijn en gebeurt niet met een ‘intentie’/heel bewust.
2 – Wij als mensen zijn niet superieur in de evolutie.
3 – Evolutie gaat niet naar voorbestemde perfectie. De veranderingen/toename van
adaptatie zijn vaak verbeteringen in de specifieke omgevingscontext, maar geen perfecte
ontwerpen.
4 – Niet alle bestaande gedragingen of structuren zijn adaptief. Spandrels → Niet-adaptieve
evolutionaire bijproducten zoals de navel door de navelstreng.
5 – Niet alle bestaande adaptieve eigenschappen ontwikkelden zich voor hun huidige
functie. → Vleugels van een vogel eerst ontwikkelt als poten om te lopen.
6 – Overeenkomsten tussen soorten wil niet per se zeggen dat ze overeenkomsten hebben
in hun evolutionaire achtergrond.
- Overeenkomsten die evolutionaire verwant zijn → Homologous
- Overeenkomsten die niet evolutionaire verwant zijn → Analogous →
Overeenkomsten tussen analogous worden ook wel convergent evoluties genoemd,
ongerelateerde soorten met een soortgelijke oplossing.
7 – Evolutie gaat niet altijd langzaam en geleidelijk. Snelle evoluties kunnen worden
getriggerd door plotselinge veranderingen in de omgeving of adaptieve genetische mutaties.
8 – Weinig producten van de evolutie hebben het overleefd tot het heden.
9 – Er is bewijs gevonden voor het feit dat homo sapiens en homo soorten met elkaar
gemeenschap hebben gehad, wat zou betekenen dat we niet voortkomen uit een soort
homo sapiens maar een mix van verschillende homo soorten.
10 – Natuurlijke selectie is niet de enige oorzaak van de evolutie, ook genetische dingen,
zoals mutaties, founder effects (vaker voorkomen van een genetische code door overvloed)
en genetic bottlenecks (Afnemen van een genetische code door bv een ramp,
belemmeringen) spelen een rol in de genetische verandering van soorten.

Misvattingen
1 – Menselijk gedrag is genetisch bepaald. Menselijk contact kan niet ontstaan zonder:
o Geëvolueerde adaptaties
o Omgevingsfactoren die ontwikkeling en activatie van de adapaties triggeren.
2 – Als het geëvolueerd is, kunnen we het niet veranderen
3 – De huidige mechanismes zijn optimaal ontwikkeld.

2. Hoe werkt overerving?
Mendel
Mendel ontdekte dat het overerven bestond uit ‘deeltjesvorming’ (volledige genen) in plaats
van gemengd doorgeven van genen. De eigenschappen van de ouders worden dus niet
gemengd maar worden intact doorgegeven aan de nakomelingen in de vorm van genen. We
erven een willekeurig deel van de genen van het genotype van de moeder en willekeurige
deel van de genen van het genotype van de vader.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller PedaStudent20. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

48298 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$7.95  4x  sold
  • (2)
Add to cart
Added