Leren: een verandering of aanpassing in gedrag, kennis of waarden als gevolg van ervaring. Ten
grondslag aan het leren liggen nieuwe verbindingen tussen neuronen.
4 aspecten die te onderscheiden zijn bij de meeste definities van leren:
- Leren veroorzaakt een relatief permanente verandering. Nieuwe verbindingen tussen
zenuwcellen verdwijnen weer als ze niet gestimuleerd worden.
- Leren produceert nieuwe gedragsmogelijkheden en nieuwe kennis. Het gedrag hoeft niet per
se vertoond te worden.
- Bij leren spelen de gevolgen-beloning of straf- vaak een rol.
- Bij leren speelt oefening vrijwel altijd een rol. Hierdoor kan het gedragsrepertoire uitgebreid
en volmaakt worden. Bij klassiek conditioneren en na-apen hoeft niet perse veel geoefend te
worden.
Stimulus-responspsychologie:
Stimulus: een ander woord hiervoor is prikkel. Een stimulus is alles wat enige invloed heeft op het
gedrag van een organisme.
Respons: het gedrag (de reactie) dat door de stimulus wordt uitgelokt. Een respons hoeft niet altijd
zichtbaar te zijn.
Overte respons: de respons is zichtbaar
Coverte respons: de respons is bedekt
Klassiek conditioneren:
Pavlov, de ene gebeurtenis (stimulus) wordt met een andere geassocieerd, doordat zij meerdere
keren gelijktijdig plaatsvinden en vervolgens dezelfde reactie (respons) uitlokken.
Het verschijnen van de van de stimulus wordt een voorspelling van wat erop gaat volgen (associatie).
Associatie: een relatie. Associatief leren houdt in dat iemand twee situaties, of een situatie en
gedrag, of gedrag en het gevolg op het gedrag met elkaar verbonden heeft.
Ongeconditioneerde stimulus: een aangeboren relatie (vlees in de mond bij hond -
speekselvorming)
Geconditioneerde stimulus: een aangeleerde relatie (belgeluid waardoor de hond speekselvorming
vormt). Er is een nieuwe verbinding (associatie) geleerd.
Klassiek conditioneren is het oudste leermechanisme. Elk mechanisme met een zenuwstelsel kan
klassiek geconditioneerd worden. Zelfs wormen en slakken. Ook is het de oudste leermechanisme
tijdens de ontwikkeling van een mens (zuigreflex baby). Klassiek gedonditioneerde reacties zijn
moeilijk af te leren.
,Stimulusgeneralisatie: een respons die geassocieerd is met een bepaalde prikkel, ook gaat
verschijnen bij prikkels die lijken op de oorspronkelijke prikkel.
Mensen hebben bij het generaliseren een extra dimensie. Het praten over een onderwerp waarvoor
ze bang zijn kan bijvoorbeeld al angst oproepen.
Discrimineren: bij klassiek conditioneren houdt in dat een organisme alleen maar op een stimulus
leert te reageren als deze aan bepaalde kenmerken van de oorspronkelijke (ongeconditioneerde)
stimulus voldoet. Hoe specifieker die kenmerken, des te groter de discriminatie en des te minder er
gereageerd wordt op prikkels die erop lijken.
(als vegetariër maak je minder speeksel aan bij het zien van vlees)
Reinforcement: versterking of bekrachtiging. Bij klassiek conditioneren vormt de ongeconditioneerde
stimulus de reinforcement en lokt deze de respons uit. Een reinforcer versterkt de associatie die
geleerd wordt. Zonder reinforcement is er géén leren! Bij de hond bekrachtigd het geven van vlees
de aanmaak van het speeksel. Als er bekrachtigd wordt, dan moet dat wel vlak na de te
conditioneren stimulus plaatsvinden. Gebeurt dat niet, dan kan het organisme de associatie niet
maken. via reinforcement wordt het discrimineren geleerd.
Extinctie: verdoving. Betekent letterlijk uitsterving. Bij klassiek conditioneren betekent dit dat geleerd
gedag niet meer wordt getoond als de ongeconditioneerde stimulus uitblijft. In dat geval vindt er
geen reinforcement plaats. Als de reinforcement stopt, zal de geleerde verbinding tussen de
geconditioneerde stimulus en de geconditioneerde respons weer afgeleerd worden. Dit is niet altijd
het geval. Fobieën zijn moeilijk af te leren.
Sociaal leren (model-leren of observationeel leren) is leren door nar elkaar te kijken (en luisteren),
hoe iemand iets doet en of dat succesvol is. Goed voorbeeld doet goed volgen.
We leren vooral van modellen waarmee we ons identificeren. Sociaal leren heeft ook een keerzijde.
Zo kunnen kinderen agressief gedrag van ouders overnemen en door bijvoorbeeld straffen juist
mínder gaan luisteren.
Met sociaal leren is cultuuroverdracht goed te verklaren. Cultuuroverdracht vindt plaats door
socialisatie. Meestal worden waarden, normen en gedragingen uit de cultuur waarbinnen men
opgroeit onbewust overgenomen. Vaak gaat dat door middel van sociaal leren.
Voorleven is een begrip uit de opvoeding: kinderen leren van een model dat voordoet.
Bobo-doll experiment:
Kinderen die bepaald gedrag te zien krijgen nemen dit vaak over ( de pop ).
De volgende aspecten beïnvloeden de mate van imitatie:
- Het speelt een rol of het agressieve model wordt beloond of gestraft tijdens het rollenspel.
- Modellen die als machtig/hoge status worden gezien door het kind worden eerder
geïmiteerd.
- Het kind zelf speelt ook een rol. Boze kinderen blijken eerder agressief gedrag na te doen.
- Bij oudere kinderen en volwassenen speelt de morele ontwikkeling mee.
- Als het kind zich identificeert met het model wordt het gedrag eerder overgenomen (
superheld)
- De omgeving speelt ook een rol. Als er objecten in de omgeving zijn die het kind associeert
met agressie, zal het eerder overgaan tot agressief gedrag (speelgoed geweer)
,Sociale beïnvloeding:
Het effect dat woorden, daden of alleen al de aanwezigheid van andere mensen hebben op onze
gedachten, gevoelens, opvattingen of gedrag. Een kind dat voor het eerst gaat schaatsen zal een
model zoeken waarvan het kan leren.
Mensen gaan vooral af op modellen als ze zelf niet goed kunnen bepalen hoe de werkelijkheid in
elkaar zit, of hoe ze zich dienen te gedragen.
Fysieke werkelijkheid: hierbij gaan de meeste mensen op hun eigen waarnemingen en hun eigen
leerervaringen af. Wat is zwaarder? Een blok hout of een blok ijzer?
Sociale werkelijkheid: het gedrag van andere mensen heeft een grote invloed op je. Hoe meer die
andere mensen op jou lijken, hoe eerder je ze gaat nadoen of napraten. Als witte toerist in Gambia
doe je eerder de andere toeristen na dan de inheemse bevolking.
Conformeren: de sociale invloed waarbij individuen hun houdingen of gedrag veranderen door ‘aan
te haken’ bij bestande sociale normen. Conformisme is meestal handig. Zo rem je ook af op een
snelweg als anderen dat doen.
Mimircy: het al of niet bewust nabootsen van gedrag of uiterlijke kenmerken van een ander.
Bijvoorbeeld in een nieuwe klas dezelfde afstand houden ten aanzien van elkaar, meelachen,
armen over elkaar leggen, gapen.
Hoofdstuk 5
Systeem 1: het snelle denken. Automatisch denken. Het gebeurt zonder concentratie en inspanning.
Kan tegelijk aan verschillende taken werken, vormt zonder enige inspanning indrukken en roept
gevoelens op. Snel, maar maakt wel fouten.
Systeem 1 werkt met associaties.
Systeem 2: het langzame denken. Is aandachtig denken. Het kost energie, concentratie en
inspanning. Bewust werkend systeem dat energie en aandacht opeist. Kan aan één taak tegelijk
werken. Langzaam en secuur, maar raakt snel vermoeid.
Systeem 1 werkt met associaties. Het klassiek conditioneren is het bekendste voorbeeld. Associaties
vinden niet alleen in je hoofd plaats. Je kunt ze ook voelen. Associaties kunnen ontstaan aan de hand
van de eigenschappen van een object. Banaan=geel. Ook kunnen associaties gedrag oproepen.
Bijvoorbeeld je hebt ooit moeten kokhalzen van een banaan. Als iemand je nu een banaan
voorschotelt, wordt je automatisch misselijk.
4 doelen van denken:
1. De wereld-waaronder jezelf- begrijpen. (kenmerk systeem 2)
2. Bevestiging krijgen van wat we al vinden. Mensen zoeken vaak naar informatie die hun gelijk
‘bewijst’. Daarbij maken we fouten en staan we onvoldoende open voor conflicterende
opvattingen of kennis. (meestal een kenmerk van systeem 1)
3. Snelheid. Welke film ga ik kijken? Welk broodje zal ik kopen? Even snel facebook controleren.
(systeem 1)
4. Niet te veel denken. Denken kost energie mensen zijn op zoek naar snelle en eenvoudige
oplossingen. (systeem 1)
, Cognitief schema: het samenhangende geheel van iemand kennis, emoties en gedragstendensen
over bepaalde situaties, personen of gebeurtenissen. Informatie wordt samenhangend en
betekenisvol opgeslagen in de vorm van kennispakketjes. Een ander woord voor zon pakketje is
geheugen- of cognitief schema. Een schema zal ook gevoelens en gedrag bevatten. Een schema is een
innerlijke of mentale representatie van een brokje kennis. Een schema neem je mee in de toekomst
en heeft invloed op hoe je met bepaalde situaties omgaat.
Vrijwel alle schema’s leren wij in de loop van ons leven. Dat kan met klassiek conditioneren, operant
conditioneren, sociaal leren maar ook door na te doen. Enkele schema’s zijn aangeboren (reflex). Een
schema kun je ook weer aanpassen.
Objectschema: als we het woord roos horen of eraan ruiken dan wordt ons roosschema geactiveerd.
Wij denken aan de kenmerken van een roos: rood, doorns, rozen geef je aan iemand waarvan je
houdt etc. De inhoud (waar je aan denkt bij bijvoorbeeld een roos) van cognitieve schema’s verschilt
per persoon, afhankelijk van de ervaringen die de persoon heeft opgedaan. Bij de een is de geur of de
kleur rood belangrijker dan bij de ander.
Een cognitief schema stimuleert bepaald gedrag. Dit is belangrijk voor de hulpverlening en
opvoeding. Wanneer je als hulpverlener adequate en up-to-date kennis verschaft aan je cliënten,
kunnen je cliënten hun problematieken op een goede manier begrijpen en daardoor beter handelen.
Psycho-eduactie: informatie geven aan een persoon met een psychische problematiek over hun
probleem. Zo vergaart men kennis en begrijpt men mede daardoor bijvoorbeeld dat het belangrijk is
om medicatie op tijd in te slikken.
Opvoedingsondersteuning: het geven van pedagogische ondersteuning aan ouders met
opvoedproblemen die er zelf niet uitkomen. Zo kunnen zij op een manier met hun kinderen omgaan
die de ontwikkeling bevordert en de ontwikkelingsproblemen verminderen/voorkomen.
De cognitieve psychologie gaat ervan uit dat wij leren door het veranderen en opslaan van cognitieve
schema’s.
Functies van schema’s:
1. De sociale wereld begrijpen
2. Gaten in kennis kunnen opvullen
3. Verwarrende situaties die je op verschillende manieren kunt opvatten kunnen begrijpen.
Cognitieve gedragstherapie:
Combinatie van gedragstherapie en gesprekstherapie. Binnen de cognitieve gedragstherapie wordt
ervan uitgegaan dat het niet de gebeurtenissen zelf zijn die een mens negatieve gevoelens en een
bepaald gedragspatroon bezorgen, maar de ‘gekleurde bril’ waardoor hij de dingen ziet. Wie leert
deze negatieve gedachtes te veranderen, krijgt een andere en reëlere kijk op de eigen gevoelens en
waarnemingen. Het gaat om het veranderen van de interpretatie van informatie. Het cognitieve
schema wordt aangepast.
Een bekend grondmodel bij de cognitieve gedragstherapie is het 5G schema. Dit is een hulpmiddel
dat gebruikt kan worden om erachter te komen welke (automatische) gedachten ertoe leiden dat
een bepaalde gebeurtenis gevoelens bij je wakker roept. Deze gevoelens leiden tot bepaald gedrag
en dag gedrag leidt weer tot bepaalde gevolgen. Niet alleen een gebeurtenis bepaalt hoe iemand
reageert, maar ook de schema’s die we al hebben beïnvloeden hoe we iets waarnemen en
interpreteren. Daarom wijzen de pijlen tussen gebeurtenis en gedachten naar elkaar toe.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkeschreurs98. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.71. You're not tied to anything after your purchase.