Samenvatting van de GOMmetjes (incl. voorbereiding) van blok 1 van niveau 1 van het gedifferentieerd coschap gezelschapsdieren in de master Diergeneeskunde. Ook verkrijgbaar in bundel!
Disclaimer: vanwege het grote bestand heb ik geen tijd gehad om alles te checken op spelling en zinsopbouw! Er ku...
Algemeen
Vloeistoftherapie, niet zomaar een infuus!
Er zijn allerlei verschillende soorten vloeistoffen. Je moet goed nadenken welk type bij welke patiënt
past (of niet!), en of je verschillende vloeistoffen wel of niet kan combineren. Het is belangrijk dat je
de therapie aanpast en toedient naar de behoefte van de patiënt.
Tijd om te kiezen
• Is vloeistof nodig?
• Welke toedieningsroute past het best?
• Welke vloeistof type past het best?
• Hoeveel vloeistof moet ik geven?
• Met welke snelheid moet ik de vloeistof geven?
• Hoe monitor ik de effectiviteit van de vloeistoftherapie?
• Wanneer moet ik stoppen?
Indicaties
• Intravasculaire volume vervanging
• Vervanging van een hydratie tekort
• Elektrolyten supplementatie en correctie
• Correctie van de zuurbase balans
• Toedienen van voedingsstoffen
Dieren zullen baat hebben bij vloeistoftherapie in veel verschillende gevallen, en in sommige gevallen
is vloeistoftherapie zelfs essentieel voor overleving!
Hypovolemie vs. dehydratie
• Er is een groot verschil tussen deze twee!
o Hypovolemie: tekort aan circulerend volume → vloeistof verdwijnt uit het vaatbed,
maar blijft behouden in de extracellulaire compartimenten.
▪ Hypovolemie van > 30% leidt tot een sterke vermindering van de
weefselperfusie. Als deze mate van shock voor langere tijd bestaat, kan
irreversibele celschade en multi organ failure optreden. Behandeling is dan
vaak niet succesvol.
▪ SPOED!
▪ DIRECTE behandeling nodig.
o Dehydratie: meer waterverlies dan wat het dier opneemt → te weinig totaal.
▪ Puur verlies van water
▪ Er is vooral te weinig vloeistof in de interstitiële en extracellulaire
compartimenten.
▪ Bij ernstige dehydratie (> 12%) kunnen verschijnselen van hypovolemie
optreden.
▪ Geen spoedgeval!
▪ Supplementatie binnen 6-24 uur
• Sommige patiënten hebben last van beide.
• Het beïnvloedt de keuze van type vloeistof en snelheid van toediening.
4
,GD1 Blok 1 GOM Iris Schoonderwaldt
Vloeistof compartimenten
Ongeveer 60% van het lichaamsgewicht bestaat uit
water:
• Intravasculair: 7-9% BW
o Arterieel: 18%
o Veneus: 70%
o Hart: 7%
o Capillair vaatbed: 5%
• Extravasculair: 53% BW
o Interstitieel: 20%
o Intracellulair: 33%
Vloeistof verdeling
• Membranen scheiden verschillende compartimenten
• Starling krachten
o Water is vrij permeabel
▪ Hydrostatische druk
▪ Oncotische druk
o Elektrolyten
▪ Actieve beweging tussen intracellulaire vloeistof (ICF) en extracellualire
vloeistof (ECF)
Hoe werk je de patiënt op?
• Hypovolemie vs. dehydratie?
o Anamnese
▪ Anorexie
▪ Adypsie
▪ Overgeven
▪ Diarree
▪ Polyurie
▪ Hijgen
▪ Bloedverlies
o Lichamelijk onderzoek
▪ Hartslag
▪ Perifere pols
▪ Slijmvliezen + CRT
▪ (Perifere) temperatuur
▪ Mentale status
o Laboratorium onderzoek
Ongecompliceerde hypovolemische shock bij de hond
Let op: dit schema geldt dus niet voor katten!
Dehydratie
• Skin elasticiteit/turgor
• Vochtigheid van de slijmvliezen
• Positie van de oogbollen in de orbita
• Lichaamsgewicht
Turgor
Dit is een semi-kwantitatieve meting voor dehydratie:
Therapeutisch plan
• Fase 1: behandeling van hypovolemie en shock:
o Is er sprake van hypovolemie/shock?
o Soort vloeistof.
o Route van toediening.
o Hoeveelheid vloeistof.
o Infusiesnelheid.
o Elektrolyten en zuur/base veranderingen
o End points
o Uiteindelijk therapieplan.
• Fase 2: behandeling van de totale dagelijkse vloeistofbehoefte, inclusief dehydratie.
6
,GD1 Blok 1 GOM Iris Schoonderwaldt
Behandeling van de hypovolemische patiënt
Welke vloeistoffen zijn er?
• Kristalloïde vloeistoffen
o Elektrolyten oplossingen
o Isotoon
o Hypertoon
o Hypotoon
• Colloïde vloeistoffen
o Synthetisch
• Bloed producten
o Natuurlijk
o Synthetisch
Vloeistof karakteristieken
• Osmotische druk: membranen welke semipermeabel zijn voor elektrolyten (celwand).
• Colloïd-osmotische = oncotische druk: membranen welke impermeabel zijn voor
macromoleculen zoals albumine (vasculaire- en celwanden). Hierbij beweegt vloeistof van
een lage naar een hoge concentratie, om op deze manier de verschillende concentraties
gelijk te kunnen trekken.
Kristalloïde vloeistoffen
• Hypotoon (NaCl 0,45%/glucose 2,5%)
o Gebruik dit nooit als supplementatie! Ze kunnen leiden tot ernstige
elektrolytendysbalans en het zijn inefficiënte volume vergroters.
• Isotoon (Ringer’s lactaat/acetaat, NaCl 0,9%, Sterofundin® ISO)
o Eerste keus in bijna alle situaties:
▪ Herstellen van hypovolemie.
▪ Herstellen van vochttekorten.
▪ Herstellen van continue verliezen.
o Shock in honden:
▪ We geven géén shock dose meer. In plaats daarvan geven we 1/4, 1/3 of 1/2
van onderstaande doseringen als een bolus over een duur van 15-30
minuten:
• 10-20 ml/kg bij milde hypovolemie
• 20-30 ml/kg bij matige hypovolemie
• 30-40 ml/kg bij ernstige hypovolemie
o Shock in katten:
▪ Het bloedvolume van de kat is maar 40-60 ml/kg.
7
,GD1 Blok 1 GOM Iris Schoonderwaldt
▪ Katten reageren niet goed op grotere hoeveelheden vloeistof. Je kan ze in
een status van overdehydratie duwen, zeker als de dieren hypotherm zijn.
Daarom:
• Kleine volumes per keer: 10-20 ml/kg als bolus in 15-30 minuten en
daarna herevalueren.
• Start met opwarmen van de kat!
• Hypertoon (NaCl 4,5-7,5%)
o Hemodynamisch gelijk aan 60-90 ml/kg van kristalloïden.
o Het effect duurt maar zo’n 30 minuten, waardoor het gevolgd moet worden door de
toediening van kristalloïden.
o Bolus in 15-20 minuten:
▪ Honden: 4-7 ml/kg
▪ Katten: 2-4 ml/kg
o Kleine hoeveelheden hebben een groot effect, waardoor het erg effectief is bij bijv.
grote dieren (maagdilatatie volvulus of patiënten met hoofdtrauma!
▪ Verhogen van cardiac output
▪ Verbeteren van de hersen(weefsel) perfusie
▪ Vermindert hersenoedeem
o Contra-indicaties:
▪ Sterk gedehydreerde patiënten (er is geen vocht wat naar de bloedbaan kan
worden getrokken).
▪ Patiënten met hypernatriëmie.
▪ Ernstige niet gestelpte bloedingen.
▪ Patiënten die risico hebben op het ontwikkelen van hypervolemie
(bestaande hart- en nieraandoeningen).
Kristalloïden vloeistoffen hebben een snelle redistributie! Na één uur bevindt zich nog maar 30-35%
in de intravasculaire ruimte.
Colloïde vloeistoffen
• Dit zijn eigenlijk gewoon kristalloïde vloeistoffen, maar ze bevatten daarnaast nog
macromoleculen die voor een oncotische druk in de intravasculaire ruimte zorgen
• Wordt gebruikt om de colloïd osmotische druk te verhogen, wat tot vloeistof retentie in de
intravasculaire ruimte leidt.
• Vaak meer efficiënt dan isotone kristalloïde vloeistoffen.
• Effect:
o Volume effect: aantal macromoleculen (iso-oncotisch vs. hyper-oncotisch).
o Duur van het effect: grootte, variatie in molecuulgrootte, aantal en ‘type’ van de
macromoleculen:
▪ < 67 kD: ‘snelle’ renale excretie (50% in 6 uur)
▪ > 67 kD: opslag in het lichaam en langzame afbraak in de lever of in het
plasma, gevolgd door excretie via de nieren of het gal.
• Hydroxyl starch (HES):
o Verschillende producten verkrijgbaar:
▪ Voluven 10%
▪ Venofundin 6%
o Blijft langer in de intravasculaire ruimte
o Polymeren van amylopectine
o Vervanging van hydroxethyl groepen op C2, C3 en C4, waardoor de moleculen beter
bestand zijn tegen afbraak.
8
,GD1 Blok 1 GOM Iris Schoonderwaldt
Indicaties
Er is geen straight forward beslissing hiervoor. Daarom staan er veel vraagtekens.
• Hypoperfusie: snelle
o Zelden 1e keuze.
o Wordt gebruikt als de patiënt niet op kristalloïden reageert.
o 5-10 ml/kg bolus in 30 minuten.
• Hypoproteïnemie?
o Vermindering van oedeemvorming.
• Vasculitis?
• Verhoogde capillaire permeabiliteit?
De dagelijkse doses mag niet hoger zijn dan 20-30 ml/kg!
Daarnaast zijn er nog wat andere dingen waar gelet op moet worden:
• Coagulopathie:
o Verminderde aggregatie van de bloedplaatjes.
o Verminderde activiteit van factor VIII en von Willebrand factor
• Nierfalen
• Interferentie met laboratorium testen (TE/SG urine)
Toedieningsroutes
• Oraal/enteraal
• Subcutaan
o Dit doen we NOOIT!
• Intraperitoneaal
• Intraveneus
o Enige mogelijke toedieningsroute voor hypovolemische dieren of dieren met matige
tot ernstige dehydratie.
o Toediening van grote hoeveelheden welke snel worden geabsorbeerd.
• Intra-osseaal
o Handig bij in elkaar gestorte dieren of kittens en puppy’s.
o Locaties: kop van de femur, tibia of humerus.
o Alle vloeistoffen zijn mogelijk!
o Met een gewone naald (20-21G) of een beenmergnaald (Jamshidi®)
Hoe moet de vloeistof worden toegediend?
• 3 manieren:
o Pressure bag
o Syringe pump
o Volume pump
• De infusie systemen zijn gekalibreerd
op 10 of 20 druppels per ml (de
pediatrische set geeft 60 druppels per
ml).
• Druppels per ml: volume van de
infusie x drops/ml/tijd
9
, GD1 Blok 1 GOM Iris Schoonderwaldt
Hypovolemie: end points
• Correctie van de hypovolemie en shock door de toediening van vloeistoffen.
• Normalisatie van de cardiovasculaire parameters.
• Verbetering van de mentale status.
Vloeistoftherapie in de gedehydreerde patiënt
Vloeistoftherapie in gedehydreerde patiënten is
niet alleen beperkt tot IV toediening! Het doel is
om alle tekorten aan te vullen en om aan de
dagelijkse benodigde hoeveelheid te voldoen. Het
doel is om alle tekorten in 12-24 uur aan te vullen.
Dehydratie vs. ongoing verlies
• Hydratie tekort:
o Vloeistof verlies voordat therapie is ingezet.
o Wordt uitgedrukt als een percentage van het lichaamsgewicht.
o Altijd een ‘educated guess’.
• Tijdelijke vloeistoftekorten:
o Extra verliezen tijdens de periode van de vloeistoftherapie.
o Wordt uitgedrukt in (mili)liters.
o Vaak een ‘educated guess’.
Vloeistoftypes
• Onderhoudsvloeistof:
o Isotoon kristalloïde ‘onderhoudsvloeistof’.
o Samenstelling is afhankelijk van de elektrolytenconcentratie van normale dagelijkse
vloeistofverliezen.
o [Na+]: 40-60 mmol/l; [K+]: 20-40 mmol/l
• Vervangingsvloeistof:
o Isotoon kristalloïde ‘vervangingsvloeistof’
Toedieningsroutes
• Oraal/enteraal
• Subcutaan
o Onderhoudsvloeistoftherapie.
o Milde of matige dehydratie (5-7%).
o NOOIT bij hypovolemie of ernstige dehydratie.
o Alleen gebalanceerde isotone kristalloïde vloeistoffen.
• Intraperitoneaal
• Intraveneus
o Onderhoud:
▪ Volwassen dier: 2-3 ml/kg/u
▪ Pediatrie: 4-6 ml/kg/u
o Supplementatie:
▪ % dehydratie x lichaamsgewicht x 10 = ml
o Doorgaand verlies:
▪ Veelvoud van de onderhoudsdosis.
▪ Denk aan polyurie, braken, diarree etc.
• Intra-osseaal
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irisschoonderwaldt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.