Samenvatting - fiscaliteit 4
Heel volledige SV van het vak fiscaliteit.
Er is een bijbehorend addendum dat je erbij dient te nemen, dit was bijkomende leerstof. (zie Addendum - Fiscaliteit 3)
Fiscaliteit – praktische personenbelasting
Inhoudsopgave
HFD 1: INLEIDENDE BEGRIPPEN ...................................................................................................................... 4
1. BELASTINGPLICHTIGEN ONDERWORPEN AAN DE PERSONENBELASTING ...................................................................... 4
1.1. Rijksinwoners .................................................................................................................................. 4
1.2. Woonplaats of zetel van fortuin in België ....................................................................................... 4
2. WERELDWIJD INKOMEN EN NIET-ONTVANGEN INKOMEN ALS OPRICHTER VAN EEN JURIDISCHE CONSTRUCTIE .................... 6
3. BELASTBAAR TIJDPERK EN AANSLAGJAAR ............................................................................................................ 6
3.1. Algemene regel ............................................................................................................................... 6
3.2. Uitzondering.................................................................................................................................... 6
3.3. Beperking van de federale voordelen i.f.v. de duur van het belastbaar tijdperk ............................ 7
,VAK 2: PERSOONLIJKE GEGEVENS EN GEZINSLASTEN .................................................................................... 22
1. BASISBEDRAGEN VAN DE BELASTINGVRIJE SOM .................................................................................................. 22
2. VERHOGING VOOR ZWARE HANDICAP .............................................................................................................. 22
3. VERHOGING VOOR KINDEREN TEN LASTE ........................................................................................................... 22
3.1. Bedragen ....................................................................................................................................... 22
3.2. Welke bedragen kan de belastingplichtige ten laste nemen......................................................... 23
3.3. Voorwaarden om als ten laste te worden beschouwd .................................................................. 23
4. VERHOGING VOOR KINDEREN JONGER DAN 3 JAAR VOOR WIE GEEN KINDEROPPASKOSTEN WORDEN INGEBRACHT ........... 31
5. VERHOGING VOOR DE OPVANG VAN BEJAARDEN ................................................................................................ 31
5.1. Bedrag ........................................................................................................................................... 31
5.2. Welke bejaarden kan de belastingplichtige ten laste nemen........................................................ 32
5.3. Voorwaarden om als ten laste te worden beschouwd .................................................................. 32
6. VERHOGING VAN ANDERE PERSONEN TEN LASTE................................................................................................. 33
6.1. Bedragen ....................................................................................................................................... 33
6.2. Welke ‘andere’ personen kan de belastingplichtige ten laste nemen? ......................................... 33
6.3. Voorwaarden om als ten laste te worden beschouwd .................................................................. 33
7. VERHOGING VOOR DE ALLEENSTAANDE MET KINDERLAST ..................................................................................... 34
8. VERHOGING VOOR WERKELIJK ALLEENSTAANDE MET KINDERLAT EN LAAG INKOMEN .................................................. 35
9. VERHOGING BIJ HUWELIJK/ WETTELIJK SAMENWONING ....................................................................................... 35
10. AANREKENING VAN DE BELASTINGVRIJE SOM ................................................................................................ 36
10.1. Belastingvoordeel van de belastingvrije som ................................................................................ 36
10.2. Alleenstaanden ............................................................................................................................. 36
10.3. Gehuwden/ wettelijk samenwonenden ........................................................................................ 36
10.4. Terugbetaalbaar federaal belastingkrediet voor kinderlast ......................................................... 37
2. WIE MOET HET ONROERENDE INKOMEN AANGEVEN? .......................................................................................... 52
2.1. Algemene principes ....................................................................................................................... 52
2.2. Speciale gevallen ........................................................................................................................... 55
3. ONROERENDE INKOMSTEN VAN IN BELGIË GELEGEN ORG.................................................................................... 57
3.1. Eigen woning ................................................................................................................................. 57
3.2. ORG die de belastingplichtige voor zijn beroep gebruikt .............................................................. 61
3.3. Gebouwen die niet verhuurd worden of verhuurd worden aan een privégebruiker ..................... 64
3.4. Gronden, materieel en outillage die niet verhuurd worden of verhuurd worden aan een
privégebruiker ............................................................................................................................................. 66
3.5. ORG die overeenkomstig de pachtwetgeving verhuurd worden aan land- of tuinbouwers.......... 66
3.6. Gebouwen die verhuurd worden aan personen die ze gebruiken voor beroepswerkzaamheid .... 67
3.7. Gronden die verhuurd worden aan beroepsgebruiker .................................................................. 70
3.8. Materieel en outillage die verhuurd worden aan een beroepsgebruiker ...................................... 70
3.9. Ontvangen erfpacht/ opstalvergoeding ........................................................................................ 71
4. ONROERENDE INKOMSTEN VAN IN HET BUITENLAND GELEGEN ORG ...................................................................... 73
4.1. Brutohuur of brutohuurwaarde of ontvangen erfpacht- of opstalvergoeding.............................. 73
4.2. Kostenforfait ................................................................................................................................. 74
4.3. Vrijgestelde inkomsten .................................................................................................................. 74
4.4. ORG gelegen in land waarmee België al dan niet een dubbelbelastingverdrag heeft gesloten ... 74
4.5. Aangifte en belastbaarheid van ORG gelegen in een land waarmee België geen overeenkomst ter
voorkoming van dubbel belasting heeft gesloten ....................................................................................... 75
4.6. Aangifte en belastbaarheid van ORG gelegen in een land waarmee België een overeenkomst ter
voorkoming van dubbel belasting heeft gesloten ....................................................................................... 76
Pagina 3 van 77
,HFD 1: INLEIDENDE BEGRIPPEN
1. Belastingplichtigen onderworpen aan de personenbelasting
1.1. Rijksinwoners
Rijksinwoners zijn aan de personenbelasting onderworpen.
Onder rijksinwoners verstaan we?
ð Natuurlijke personen die:
o Hun woonplaats in België hebben gevestigd.
o Geen woonplaats in België? Zetel van fortuin in België hebben gevestigd.
ð Belgische diplomatieke ambtenaren en consulaire ambtenaren die in het buitenland zijn
geaccrediteerd, en hun inwonende gezinsleden.
ð Andere leden van de Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten in het
buitenland, en hun inwonende gezinsleden.
ð De andere ambtenaren, vertegenwoordigers en afgevaardigden van de Belgische staat, van
de gemeenschappen, gewesten, provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten en
gemeenten, of van een Belgisch publiekrechtelijk lichaam, die de Belgische nationaliteit
bezitten en hun werkzaamheden in het buitenland uitoefenen waar zij niet duurzaam
verblijven.
1.2. Woonplaats of zetel van fortuin in België
Natuurlijke personen die hun fiscale woonplaats in België hebben, vallen onder de
personenbelasting.
Fiscale woonplaats: bestaat uit 2 criteria ‘woonplaats’ en ‘zetel van fortuin’.
Sinds aanslagjaar 2015 zijn de 2 criteria niet meer evenwaardig. ‘Woonplaats’ primeert op ‘zetel van
fortuin’. Het gelijktijdig hanteren van criteria ‘woonplaats’ en ‘zetel van fortuin’ zou ervoor kunnen
zorgen dat de belastingplichtige op grond van het ene criterium onder gewest A valt en op grond van
het andere criterium onder gewest B valt.
ßà
Daarom gebruikt men vanaf aanslagjaar 2015 criteria ‘zetel van fortuin’ enkel nog als de
belastingplichtige geen woonplaats heeft in België.
ð Woonplaats: feitelijke woonplaats die noodzakelijk gekenmerkt wordt door een bepaalde
bestendigheid of continuïteit.
Feitelijke woonplaats: kan worden aangeduid als de woning waar de belastingplichtige met
zijn gezin werkelijk gevestigd is.
Fiscale woonplaats valt niet altijd samen met de plaats waar de belastingplichtige
ingeschreven is in het bevolkingsregister (= burgerlijke woonplaats).
Pagina 4 van 77
, ð Zetel van fortuin: plaats van waaruit de belastingplichtige zijn vermogen beheert. Komt niet
noodzakelijk overeen met de plaats waar de goederen liggen.
Vermogen kan bestaan uit: onroerende bezittingen, gedeponeerde gelden op
bankrekeningen, … zetel van fortuin is dan de plaats van waaruit al die
vermogensbestanddelen worden beheerd.
ð Wettelijke vermoedens: of iemand zijn woonplaats of zetel van fortuin in België heeft
gevestigd moet beoordeeld worden a.d.h.v. feitelijke gegevens.
Er zijn 2 wettelijke vermoedens:
o Inschrijving in het rijksregister: wanneer een natuurlijke persoon is ingeschreven in
het rijksregister van de natuurlijke personen, gaat men ervan uit dat hij een
‘rijksinwoner is’. Het is een weerlegbaar wettelijk vermoeden dus de
belastingplichtige mag altijd het tegenbewijs leveren.
Wie niet is ingeschreven is geen rijksinwoner. Tenzij de administratie aantoont dat ze
weldegelijk in België wonen of als ze hun zetel van fortuin hier hebben gevestigd.
o Woonplaats voor gehuwden/ wettelijk samenwonende: onweerlegbaar wettelijk
vermoeden. Vb. wanneer een man in buitenland verblijft voor een lange periode om
beroepsredenen en de vrouw blijft achter in België dan is hij nog steeds
belastingplichtig in België.
Als gehuwden ben je automatisch beiden belastingplichtig (hoofdverblijfplaats in
België) of beiden niet belastingplichtig (hoofdverblijfplaats niet in België). Het is niet
mogelijk dat de ene wel en de andere niet belastingplichtig is.
Als je in het buitenland woont maar uw zetel van fortuin is nog steeds in België moet
je alsnog personenbelasting betalen.
Wettelijk samenwonende worden gelijkgeschakeld met gehuwden.
ð Asielzoekers niet langer onderworpen aan personenbelasting: asielzoekers zijn niet
onderworpen aan de personenbelasting als ze zijn ingeschreven in het wachtregister.
Pagina 5 van 77
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller imkevangoethem. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.41. You're not tied to anything after your purchase.