Visies op de stad Boris Snippe
Hoofdstuk 1
Volgens Wirth heeft de stad een hoge bevolkingsomvang en hoge dichtheid.
‘Relatief grote, dichtbevolkte, permanente nederzetting van social gezien
heterogene individuen.’
Meest kenmerkend voor een stad:
1. Bevolking
- Grote omvang
- Hoge bevolkingsdichtheid en bebouwing
- Hetrogeniteit (veel verschil)
- Wederzijdse afhankelijkheid, vergaande specialisatie
2. Veelzijdigheid aan voorzieningen
3. Sfeer en omgang (Wirth): In een stad veel anoniemer dan in een dorp.
Makkelijk praten in een drop vergeleken met eens stad, verschillen
tussen de mensen zijn groter in een stad.
Vorming steden in Europa: 1200 na Christus
1. Handel
2. Bestuur
3. Religie
Soorten steden:
1 Middeleeuwse handelsstad Metropool: aan elkaar gegroeide stad
2 Industriestad (Manchester)
3 Havenstad (Chicago)
4 Dienstenstad (Vancouver
5 Satellietstad (stad net buiten
de grote/belangrijkere stad
ligt) Londen en dr omheen
Shock-cities, enorme groei in inwoners (Chicago & Manchester)
Plaatjes van Ei tot groter ei tot steeds groter (De groei van een stad)
Stad-land continuum, tussenstad ontstaat tussen platteland en de stad
Monocentrisch- 1 kern aan te wijzen
Poli-(meer)centrisch, geen vaste kern aan te wijzen, omdat deze stad erg groot
is.
Hoofdstuk 2
, Industriële visies: Shock cities, zeer snelle bevolkingsgroei, aandacht voor
sociale impact. Voorbeeld: Chicago school
Na 1950: Post-(na)Industriële visies, perspectief verschoof van ecologisch naar
politiek, aandacht voor klassentegenstellingen.
Concentrisch zonemodel (chicago school), elke zone in de stad heeft zijn eigen
doelroep, functie en dichtheid.
Denkers over de stad (Industriële visies):
1. Tonnies, Gemeinschaft & Gescellschaft
- Onderscheid tussen pre-industriele en indsutriele samenleving
- Gesellschaft paste goed bij karakter vd industriestad: opkomst individualisme
en afname van sociale cohesie/gemeenschapszin.
2. Durkheim, opkomst stad zorgt voor verschuiving van mechanische naar
organische solidariteit!
- Mechanisch: Solidariteit is vanzelfsprekend en niet afhankelijk van wat de
ander kan of te bieden heeft.
- Organisch: Solidariteit is niet van zelfspreend, maar afhnakelijk van wat de
ander kan of te bieden heeft. Stedelingen worden afhankelijk van elkaars
vermogen specifieke taken uit te voeren
Post-industriële visies:
Perspectief verschoof na 1950 van ecologisch naar politiek, aandacht voor
klassentegenstellingen. (Auteurs borduren voort op het Marxisme)
- Monocentrisch wordt polycentrisch (mogelijk door opkomst van de auto,
groei economische functies langs een stelsel van stadssnelwegen en
ringwegen. (Decentralisatie, suburbanisatie, fragmentatie)
Hoofdstuk 3:
3 fases van een stad:
1. Pre-moderne
2. Moderne
3. Post-moderne
Sleutelactiviteiten: activiteiten die een suwende rol vervullenin de groei van
een stad.
- In middeleeuwse handelsstad: Bestuur, handel & religie
- In indsutrie- en havenstad: Industrie en transport
Paragraaf 3.3, industriesteden
Hoofdstuk 1
Volgens Wirth heeft de stad een hoge bevolkingsomvang en hoge dichtheid.
‘Relatief grote, dichtbevolkte, permanente nederzetting van social gezien
heterogene individuen.’
Meest kenmerkend voor een stad:
1. Bevolking
- Grote omvang
- Hoge bevolkingsdichtheid en bebouwing
- Hetrogeniteit (veel verschil)
- Wederzijdse afhankelijkheid, vergaande specialisatie
2. Veelzijdigheid aan voorzieningen
3. Sfeer en omgang (Wirth): In een stad veel anoniemer dan in een dorp.
Makkelijk praten in een drop vergeleken met eens stad, verschillen
tussen de mensen zijn groter in een stad.
Vorming steden in Europa: 1200 na Christus
1. Handel
2. Bestuur
3. Religie
Soorten steden:
1 Middeleeuwse handelsstad Metropool: aan elkaar gegroeide stad
2 Industriestad (Manchester)
3 Havenstad (Chicago)
4 Dienstenstad (Vancouver
5 Satellietstad (stad net buiten
de grote/belangrijkere stad
ligt) Londen en dr omheen
Shock-cities, enorme groei in inwoners (Chicago & Manchester)
Plaatjes van Ei tot groter ei tot steeds groter (De groei van een stad)
Stad-land continuum, tussenstad ontstaat tussen platteland en de stad
Monocentrisch- 1 kern aan te wijzen
Poli-(meer)centrisch, geen vaste kern aan te wijzen, omdat deze stad erg groot
is.
Hoofdstuk 2
, Industriële visies: Shock cities, zeer snelle bevolkingsgroei, aandacht voor
sociale impact. Voorbeeld: Chicago school
Na 1950: Post-(na)Industriële visies, perspectief verschoof van ecologisch naar
politiek, aandacht voor klassentegenstellingen.
Concentrisch zonemodel (chicago school), elke zone in de stad heeft zijn eigen
doelroep, functie en dichtheid.
Denkers over de stad (Industriële visies):
1. Tonnies, Gemeinschaft & Gescellschaft
- Onderscheid tussen pre-industriele en indsutriele samenleving
- Gesellschaft paste goed bij karakter vd industriestad: opkomst individualisme
en afname van sociale cohesie/gemeenschapszin.
2. Durkheim, opkomst stad zorgt voor verschuiving van mechanische naar
organische solidariteit!
- Mechanisch: Solidariteit is vanzelfsprekend en niet afhankelijk van wat de
ander kan of te bieden heeft.
- Organisch: Solidariteit is niet van zelfspreend, maar afhnakelijk van wat de
ander kan of te bieden heeft. Stedelingen worden afhankelijk van elkaars
vermogen specifieke taken uit te voeren
Post-industriële visies:
Perspectief verschoof na 1950 van ecologisch naar politiek, aandacht voor
klassentegenstellingen. (Auteurs borduren voort op het Marxisme)
- Monocentrisch wordt polycentrisch (mogelijk door opkomst van de auto,
groei economische functies langs een stelsel van stadssnelwegen en
ringwegen. (Decentralisatie, suburbanisatie, fragmentatie)
Hoofdstuk 3:
3 fases van een stad:
1. Pre-moderne
2. Moderne
3. Post-moderne
Sleutelactiviteiten: activiteiten die een suwende rol vervullenin de groei van
een stad.
- In middeleeuwse handelsstad: Bestuur, handel & religie
- In indsutrie- en havenstad: Industrie en transport
Paragraaf 3.3, industriesteden