100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Sociale Psychologie: Begrippenlijst $3.21
Add to cart

Summary

Samenvatting Sociale Psychologie: Begrippenlijst

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit document bevat alle begrippen uit de hoofdstukken van het vak Sociale Psychologie schooljaar 2021/2022. Het is een handig overzicht waarmee je jezelf kunt overhoren tijdens de voorbereiding voor het tentamen.

Preview 3 out of 21  pages

  • February 4, 2022
  • 21
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
BEGRIPPEN SOCIALE PSYCHOLOGIE
HC 1, HOOFDSTUK 1 & 2: INLEIDING EN METHODOLOGIE

Sociale psychologie = bestudeert de manier waarop de gevoelens, cognities en het gedrag
van mensen beïnvloedt worden door de impliciete en expliciete aanwezigheid van andere
mensen.

Doel = situatie-gestuurd, hiërarchisch, zoals: status, goed betaalde baan, toets halen,
college bekijken, sporten.

Motief = meer algemeen, minder hiërarchisch, zoals: goed zelfbeeld, wereld waarnemen,
liefde, goedkeuring, controle, biologische drijfveren (honger/dorst). Essentiele:

- Positief zelfbeeld
- Wereld accuraat waarnemen: zorgvuldig waarnemen van de wereld met sociale
cognitie

Ego-depletion effect = een soort spaarstand van de geest, om ervoor te zorgen dat de
energiebron niet volledig uitgeput raakt. Omdat er spaarzaam omgegaan dient te worden
met de resterende energie, is men minder goed in staat om een andere taak nog goed uit te
voeren. (maar deze theorie klopt waarschijnlijk niet). (radijsjes&chocola, puzzel)

Persoon-situatie interactie:

1. Niet iedereen reageert hetzelfde in dezelfde situatie.
2. Mensen kiezen situaties en omgekeerd.
3. Mensen veranderen de situatie en omgekeerd.
4. Verschillende situaties activeren verschillende aspecten van ‘het zelf’.
5. Elke situatie heeft verschillende facetten. Welk sociaal motief actief is, is afhankelijk
van welk aspect aandacht krijgt.

Diffusion of repsponsibility = als er veel mensen kunnen helpen, wie helpt er dan?
Mensen wijzen elkaar aan. Verantwoordelijkheidsgevoel is minder.

Pluralistic ignorance = als we kijken met z’n allen, denken we: wat gaan we nu doen? En
uiteindelijk doe je dus niks. Oplossing = 1 iemand deelt taken uit en zegt duidelijk wat er
gedaan moet worden.

Overjustification effect = onderschatting effect van beloning: als je beloond wordt, wordt je
juist minder getriggerd om bepaald gedrag te vertonen. Dus: het is belangrijk dat je iets wel
leuk vindt (tekenen&koekjes).

Attributie = het toeschrijven van oorzaken aan gedrag om daarmee verklaringen te maken.

Correspondence bias (fundamentele attributiefout) = de neiging om gedrag toe te
schrijven aan persoonlijkheidskenmerken en het effect van sociale invloed en situatie te
onderschatten: als iedereen je zo behandeld, ga je ook denken dat dat klopt en ga je ernaar
handelen/ je zo opstellen.

,Gestaltpsychologie = benadrukt het belang van het bestuderen van de persoonlijke manier
voor waarneming.

Fenomenologie van de waarnemer = hoe een object op je overkomt, ipv. de afzonderlijke
objectieve elementen van het object.

Hindsight bias = achteraf kun je iets beter voorspellen: ‘’ik wist het eigenlijk al wel’’. De
geest is lenig.

Etnografie = een methode waarbij de onderzoeker een groep probeert te onderzoeken door
van binnenuit te observeren, zonder de groep zijn eigen normen en waarden op te leggen.

Culturele antropologie = de studie naar menselijke cultuur en samenlevingen. 

Analyse van archieven = vorm van de observationele methode waarbij de
onderzoeker de verzamelde documentatie (de archieven) van een cultuur onderzoekt.

Confound = manipuleer je niet óók iets anders op hetzelfde moment?

Random assignment = ppn aanwijzen zodat elke ppn in beide condities kán zitten.

Demand characteristics = hints die ervoor zorgen dat de ppn kan achterhalen/proberen te
raden wat de hypothese is van het onderzoek.

Overschrijdingskans (p-waarde) = hoe waarschijnlijk het is dat een resultaat door toeval is
otstaan en niet als gevolg van onafhankelijke variabele (de manipulatie).

Psychologisch realisme = de mate waarin psychologische processen die worden
getriggerd in een experiment overeenkomen de het dagelijks leven.

Coverstory = een verkapte versie van het werkelijke doel van het experiment. Wordt aan het
begin verteld.

Basisdilemma sociaal psycholoog = compromis sluiten tussen interne en externe validiteit.

Meta-analyse = het gemiddelde uitrekenen van replicaties.

Fundamenteel onderzoek = gericht op antwoorden vinden voor menselijk gedrag, uit
nieuwsgierigheid.

Toegepast onderzoek = gericht op oplossing voor een specifiek maatschappelijk probleem.

HC 2, HOOFDSTUK 3: SOCIALE COGNITIE

Cognitie = hoe jij jezelf en anderen ervaart.

Automatische sociale perceptie = snel, geen bewuste afweging van gedachten,
percepties, aannames.

Gecontroleerd denken = minder snel, meer inspanning, meer weloverwogen. Iets is
beredeneerd.

, Vier basisprincipes sociale cognitie:

1. Aandacht = het proces van focussen aan omgeving. Is gelimiteerd, want je
selecteert.
2. Interpretaties = betekenis geven aan de informatie die we vergaren.
3. Oordeel = het gebruiken van informatie om indrukken te vormen en beslissingen te
maken. Zijn vaak gissingen door onvolledige informatie.
4. Geheugen = het opslaan en terug halen van herinneringen. Kan onze beslissingen
beïnvloeden om hoe we het interpreteren voor toekomstig gebruik.

Drie doelen sociale psychologie:

1. Zuinigheid/efficiëntie: sociale wereld is complex + menselijke capaciteit is
gelimiteerd = het simpeler maken van het leven (mentale zuinigheid). Strategieën
gebruiken:
a. Schema’s = mentale structuren zijn structuren waarmee we onze kennis over
de sociale wereld organiseren.  meerdere mogelijkheden reduceren.

Toegankelijkheid = de mate waarin schema’s en concepten zich op de
voorgrond van ons bewustzijn bevinden.

b. Script = schema over specifieke gebeurtenis  bijv. hoe gedraag je je tijdens
een diner.

Syndroom van Korsakov = geen nieuwe herinneringen meer kunnen
maken. Het is alsof ze iets voor het eerste meemaken.
c. Stereotype = schema over ’n groep mensen. (jong/oud, dik/dun, man/vrouw)
d. Zelfschema = de ideale zelf (wil) vs. de zou-moeten (van anderen).

Priming = het proces waarbij recente ervaringen de toegankelijkheid van een
schema, kenmerk of concept vergroten. Priming-effect. Probleem = wordt vaak niet
gerepliceerd. Priming werkt alleen als het om een dubbelzinnige situatie gaat.

Perseveratie-effect = mensen hebben de neiging om opvattingen over zichzelf en de
sociale wereld aan te houden, ondanks bewijs van het tegendeel.
Tegenovergestelde:

Bestraffingseffect = positieve (!) opvattingen over de sociale wereld waarvan ze
bewezen worden dat ze onjuist zijn, slaan over naar negatieve opvattingen.

Selffulfilling prophecy = een situatie waarbij mensen een verwachting hebben over
hoe iemand is, die van invloed is op de manier waarop hij zich gedraagt tegenover
die ander, waardoor zijn voorspelling uitkomt. Tegenovergestelde:

Pygmalioneffect = een positieve selffulfilling prophecy: als er positieve
verwachtingen zijn van mensen, gaan ze beter presteren.

Zeigarnikeffect = onafgemaakte taken beter onthouden dan wel afgemaakte taken.

Tegenfeitelijk denken = mentaal een beeld veranderen van een aspect uit het
verleden, zodat we ons een voorstelling kunnen maken van hoe de situatie had
kunnen zijn.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nadinevandenhoogen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

55628 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21
  • (0)
Add to cart
Added