Protonen + neutronen = atoommassa
Atoommassa + atoommassa = molecuulmassa
Mol = molecuulmassa uitgedrukt in gram
Millimol = molecuulmassa uitgedrukt in milligram
Milli-equivalent berekenen voor ionen
o Positieve ionen = atomen die elektronen hebben afgestaan
o Negatieve ionen = atomen die elektronen hebben opgenomen
De zuurtegraad of pH van een oplossing is het negatief logaritme van de
concentratie van H+ of wel pH = -log [H+]
Buffers = stoffen die de pH vrij constant houden
o Bv. eiwitten
1.2 BELANGRIJKE ELEMENTEN DIE HET MENSELIJK LICHAAM
OPBOUWEN
Zuurstof en waterstof = water
Zuurstof + waterstof + koolstof = koolhydraten (zetmeel, suikers) en
lipiden (vetten)
Zuurstof + waterstof + koolstof + stikstof = eiwitten
Fosfor = noodzakelijk voor veel functies
Fosfor + koolstof + waterstof + stikstof bouwt mee DNA & RNA
Calcium (metaal) & fosfor vooral in beenderen
(Metalen) natrium, kalium & magnesium ook belangrijke functie
1.3 CHEMISCHE REACTIES
Enzymen = katalysator
o zijn eiwitten, met een cofactor zoals metalen
o Verder beschreven bij eiwitten
1.4 WATER EN ZIJN BIJZONDER KARAKTER
Watermoleculen 2 kanten elektrisch positieve & negatieve zijde
o Ze trekken elkaar aan gevolg vrij hoog kookpunt
DNA & eiwitten zelfde aantrekkingskracht
o Dergelijke kracht noemt men waterstofbruggen
1.5 KOOLSTOF EN ZIJN BIJZONDER KARAKTER
Koolstof heeft de unieke eigenschappen om lange ketens te kunnen
vormen
1
, Koolstofatomen kunnen ook ringen vormen met 5 of 6 elementen
Twee koolstofatomen kunnen dubbele en driedubbele bindingen aangaan
vermindert aantal plaatsen voor waterstof belang voor vetzuren en
verzadiging
Jodium
o Geeft mineralen en meer energie
o Bevindt zich in de schildklier
2. BOUWSTENEN VAN HET LEVEN
Eiwitten
o Regeling van metabole paden
o Structuureiwitten opbouw van de cellen
Vetten en koolhydraten en eiwitten belang op bouw van de membraan
Necleïnezuren DNA & RNA genetische code
Intermediaire metabolieten kruispunten van de metabole paden te
kunnen beschrijven
2.1 KOOLHYDRATEN
Opdeling 3 klassen
o 1. Monosachariden
= moleculen die koolstof, waterstof en zuurstof bevatten
de suikers bekenste = glucose, galactose en
fructose
Fructose = uien, prei, knoflook & artisjokken
Galactose = melk & melkproducten = lactose
o 2. Disachariden
=moleculen die bestaan uit 2 monosachariden
Bij hun synthese komt één molecule water vrij, bij hun
ontbinding is er 1 molecule water nodig
o Meest voorkomende:
Maltose = havermout en bier
Lactose = melk en melkproducten
Sacharose = frisdranken, gebak en snoep
De darmwand kan geen disachariden opnemen er zitten
enzymen die die disachariden ontleden in monosachariden
kan wel opgenomen worden
o 3. Polysachariden
= langere ketens van suiker ontstaan in planten
splitsen mono- en disachariden door enzymen
o Speeksel bevat enzymen
Zetmeel = aardappelen
2
, Amylopectine analoog opgebouwd kan gemakkelijk
water vasthouden zodat er een gelei ontstaat
Cellulose
Kunnen enzymen niet afbreken
Geschikt voor darmperistaltiek
Glycogeen = dierlijk polysachariden
terug te vinden in de lever & spierweefsel
Glucose kan niet door mensen worden aangemaakt maar is wel een
!
onmisbare brandstof voor de hersenen
o zonder glucose is er geen overleving
Glucosaminoglycanen = polysachariden met stikstofhoudende moleculen
2.2 VETTEN
4 basisgroepen opgedeeld essentieel voor celmembranen
2.2.1 VRIJE VETZUREN
Bestaan enkel uit waterstof en koolstof aan het einde van de lange
koolstofketen bevindt zich een zuurgroep
o 2 belangrijke kenmerken van vetten
Zeer energierijk (energie reserves opslagen als vetten
Door een deels waterafstotende eigenschap spelen ze een
dominante rol in celmembranen
Verschillende soorten vetzuren
o Verzadigde: zonder dubbele bindingen
o Onverzadigde: met dubbele bindingen
Enkelvoudige: één dubbele binding
Meervoudige: twee of meer dubbele bindingen
Verzadigde vetzuren terug vinden voedsel van dierlijke oorsprong
o Zijn harden en hebben hoger smelpunt
o Bekendste palmitinezuur en stearinezuur
Doen het cholesterolgehalte in het bloed stijgen
Opnemen voeding of aangemaakt worden in het lichaam
Onverzadigde vetzuren ongunstig voor hart en bloedvaten palmitinezuur &
stearinezuur
Enkelvoudige onverzadigde vetzuur = oliezuur
o Geen effect op het cholesterolgehalte in het bloed
o Terug te vinden in olijfolie
Meervoudig onverzadigd vetzuur
o Doen het cholesterolgehalte in het bloed dalen
Arachidonzuur heeft 4 dubbele bindingen
Linolzuur & linoleenzuur hebben 2 dubbele bindingen
o Zij worden niet aangemaakt in het menselijk lichaam maar ze zijn
essentiële vetzuren
Te veel cholesterol en triglyceriden aderverkalking
3
, 2.2.2 TRIGLYCERIDEN EN FOSFOLIPIDEN
Triglyceriden = verbindingen tussen glycerol en 3 vetzuren
Diglyceriden = bestaan uit glycerol en 2 vetzuren zijn verbonden en
ontstaan bij de vertering door lipase in de darmen
Monoglyceriden = bestaan uit glycerol waaraan maar 1 vetzuur is
gekoppeld. Zij ontstaan eveneens door hydrolyse tijdens de vertering
Bij fosfolipiden is een van de vetzuren vervangen door fosforzuur
o Het einde van de molecule is wateroplosbaar terwijl het andere
einde waterafstotend is
Triglyceriden speelt geen rol in de vervorming van membranen
Bij glycolipiden is een vetzuur vervangen door een suiker
o Één zijden wateroplosbaar
2.2.3 PROSTAGLYANDINES
= grote lipiden moleculen met een typisch koolstofketen bestaande uit
verschillende ringen
o Cholesterol = basisproduct opgenomen via de voeding &
aangemaakt in de lever
Belang vorming celmembraan, de aanmaak van
geslachtshormonen, bijnierhormonen
2.3 MEMBRANEN
Fundamentele onderdelen van alle levende weefsels
o Ze scheiden het intracellulaire compartiment van het extracellulaire
en houden ook compartimenten in de cellen zelf van elkaar
gescheiden
Communicatie mogelijk het gecontroleerd doorlaten van bepaalde
stoffen
Cholesterol, fosfolipiden & glycolipiden = structurele lipiden omdat zij
celmembranen vormen
2.4 EIWITTEN
2.4.1 AMINOZUREN EN PEPTIDEBINDINGEN
Aminozuren = bouwstenen van eiwitten
o Van de 20 aminozuren zijn er 8 essentieel
Dat wil zeggen dat we ze niet kunnen aanmaken moet dus
via voeding
Volgorde van de aminozuren is van grootste belang voor het eiwit dat
wordt opgebouwd
2.4.2 CATEGORIEËN VAN EIWITTEN
Eiwitten = negatief geladen
o Onderscheiding 7 categorieën
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aline58. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.60. You're not tied to anything after your purchase.