Hey!
Ik zit in 6 humane wetenschappen. Een super interessante richting met leuke vakken, die af en toe wel veel zijn om samen te vatten.
Daarom heb ik hier alvast een paar hoofdstukken voor jullie samengevat zodat jij dit niet meer hoeft te doen ;)
Veel succes ermee,
Groetjes
Cultuur thema 1: massacommunicatie
Communicatie en massacommunicatie
Verbale, non-verbale en subverbale/paralinguistiek communicatie
Massacommunicatie= de boodschap is afgestemd op de doorsnee-ontvanger en verloopt de
communicatie beter
Interpersoonlijke communicatie= er sprake van 1 of enkele ontvangers
Geef verschil van communicatie vroeger en nu:
Vroeger eenrichtingsverkeer bij massacommunicatie (beperkte feedback, vb. brief of telefonische
reactie tijdens radio-uitzending) Vandaag geen eenrichtingsverkeer meer. Door internet zijn er nu
veel interactiemogelijkheden. Er wordt veel info verspreid door sociale media
Burgerjournalistiek= nieuws dat buiten de gevestigde media verzameld, geschreven en gepubliceerd
wordt, door niet professionele-journalisten.
2 soorten massamedia: geschreven en audiovisuele
5 massamedia’s: Krant, tijdschrift, televisie, radio en internet
Grooming
Traditionele media (kranten) verliezen steeds meer terrein ten voordele vd digitale versies
gelezen kunnen worden
Niche publiek= specifieke doelgroep waarop een massamedium zich kan richten
Visies op de macht van media
Almachtstheorieën: 1945 massamedia heeft een grote en uniforme invloed op het
passieve publiek
Synoniemen almachtstheorie:
-injectienaaldtheorie
-magic bullet theorie
voorbeelden van almachtstheorieën:
-hitler= propagandafilm "triumph des willens"
-Orson Welles= The war of the Worlds fake radio-uitzending
-Payne Funds= studies over invloed v geweld en seks op jongeren
-ByeByeBelgium= fake nieuws dat België uit elkaar gaat
almachtstheorie: Injectienaaldtheorie leg uit en geef vb
(magic bullet theory): de mens wordt beschouwd als een soort holle ruimte (spons) die door allerlei
invloeden van buitenaf op te vullen is. Alles zomaar overnemen. Boodschappen worden met
injectienaald ingespoten. Boodschappen naar passief publiek: geen kritiek hebben => alles
overnemen. Achteraf kwamen ze erachter dat de effecten van media afhankelijk is van meerdere
factoren zoals inhoud van medium, kijker zelf en omstandigheden
,Volgens deze theorie worden mensen sterk beïnvloedt door de media
Amerikaanse gedragswetenschapper Bernard Berelson 1948
Relativeringstheorieën: 1945-1965 het publiek is geen passieve ontvanger, maar
actief en kritisch
2 relativeringstheorieën:
1.uses and gratifications benadering
2.balanstheorie
Uses and gratification
De behoeften: dit theorie vertrekt vanuit behoeften (uses) die bevredigd (gratification) moeten
worden. Wanneer massamedia aan hun behoeftes voldoet, gaan mensen er actief naar op zoek en
stellen zij zich eraan bloot
Deze benadering richt zich dus op waarom en waarvoor mensen de media gebruiken
De ‘Uses and Gratifications’- benadering onderzocht dus het individuele gedrag en redenen voor
mediagebruik door het publiek. Men kan daarom diverse kenmerken van deze functionele
benadering onderscheiden
-cognititve behoeften zoals kennis en info
-affectieve behoefte zoals wegnemen van eenzaamheid
-Persoonlijke behoefte zoals zelfvertrouwen
- intergratieve behoefte zoals contact met familie of vrienden verbeteren
-behoefte aan ontspanning zoals ontspannen van de werkelijkheid
Herta herzog= sociaal wetenschapper
--> kwalitatief onderzoek --> via diepte-interview huisvrouwen --> soapseries
3 categorieën van bevredeging (gratification)
-emotionele ontlading --> door te luisteren naar de problemen van anderen --> ondervonden zij
emotionele opluchting en rust
-wishful thinking--> via gedrag personages --> ondervonden zij plaatsvervangende bevrediging
-advies --> door te luisteren + ervaring vd personages --> hoe ze moeten reageren in gelijkaardige
situaties
-Elke onderzoeker stelde bij zijn studie eigen lijst van behoeften samen
-Subjectief en individualistisch omdat ze de ontvangers voorstelde als mensen die bewust handelen
- Publiek is niet zo actief
-Het ging over een unidirectionele oorzaak-gevolg-visie, maar in omgekeerde richting in vergelijking
met almachtstheorie
Cognitieve dissonantietheorie
1950
Sociaal psychologen (Festinger) --> menselijk gedrag verklaren --> veronderstelling dat mensen
streven naar evenwicht in denken en doen
--> gevolgen voor de studie van massacommunicatie
Cognitieve dissonantietheorie --> mensen streven (van nature) naar een evenwichtssituatie waarin
hun opinies en attitudes overeenkomen met hun gedrag= cognitieve consistentie
Cognitieve dissonantie= situatie waarin de opinies, de attitudes en het gedrag van mensen niet
overeenkomen met hun gedrag (onaangename, mentale spanning zorgen).
Oplossen: attitude proberen te veranderen of dissonante informatie vermijden of je ervoor af te
sluiten
De cognitieve-dissonantietheorie is ontwikkeld door Festinger (1957). Deze theorie houdt in dat
mensen dissonante informatie vermijden. Dissonantie kan, bijvoorbeeld voortkomen uit
tegenstrijdige opvattingen over één onderwerp. Het reduceren van dissonantie verklaart selectiviteit
in het mediagebruik. Dit komt erop neer dat mensen zich selectief blootstellen aan mediaberichten
die in de lijn van hun (gewenste) opvatting liggen.
Kritiek (cognitieve dissoantietheorie)
-Mate van dissonantie is moeilijk vast te stellen. Niet meetbaar
-Weinig gericht op longitudinaal onderzoek en zoomt te veel in op onmiddellijke reacties op basis
van bepaalde boodschappen
-Experimenten waren niet realistisch genoeg. Proefpersonen kregen gedwongen keuzes opgelegd
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alinemennes. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.27. You're not tied to anything after your purchase.