Uitgebreide samenvatting van de tentamenstof van blok 3.5 Psychometrie. Dit document bevat H1 t/m H11 van het boek Psychometrics: An introduction van Furr. In de samenvatting staan alle begrippen, voorbeelden en aantekeningen uit de colleges.
Summary Psychometrics, ISBN: 9781506389875 Test Theory
Measurement Theory and Assessment Book Notes
Measurement Theory and Assessment 2 // Meten en Diagnostiek 2 (Vrije Universiteit) Course Notes - Year 2, Period 2
All for this textbook (3)
Written for
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Pedagogische Wetenschappen
3.5 Psychometrie
All documents for this subject (8)
Seller
Follow
shannonspork
Reviews received
Content preview
SAMENVATTING PSYCHOMETRICS
CHAPTER 1 PSYCHOMETRIE
Psychometrie: de wetenschap die zich bezighoudt met het evalueren van psychologische tests. Drie
kenmerken staan centraal:
1. Het soort informatie (meestal scores).
2. Betrouwbaarheid (als je vaak op de weegschaal staat, krijg je dan steeds hetzelfde gewicht).
3. Validiteit (dat je meet wat je wilt meten > bijv. weeg je wel echt 70 kilo)
Uitdagingen van meten in de psychologie
Uitdagingen in de gedragswetenschappen die niet bestaan in andere wetenschappen > dingen die
worden gemeten zijn niet zichtbaar:
1. Identificeren en vastleggen van psychologische kenmerken in een enkel nummer: bijv.
slaapproblemen, eetproblemen, zelfmoordneigingen als symptomen van depressie > beide scoren 1
punt, maar er is een verschil in ernst + verschillende ervaringen).
2. Participant reactiviteit: mensen zijn zich bewust van de meting > kan ervoor zorgen dat ze op een
andere manier reageren > beïnvloeding van de test. Verschillende vormen:
- Vraagkenmerken (demand characteristics): participanten proberen het doel van de
onderzoeker te achterhalen > veranderen hun gedrag om aan te sluiten bij de onderzoeker.
- Sociale wenselijkheid: participanten veranderen hun gedrag om indruk te maken op de
persoon die de test afneemt.
- Malingering: participanten veranderen hun gedrag om een slechte indruk te maken op de
persoon die de test afneemt.
3. Objectiviteit (Bias en verwachtingen): de onderzoekers kunnen bias en verwachtingen hebben
(bijv. bepaalde antwoorden wel of niet goed rekenen). > gaat om de verwachtingen / bias vanuit
degene die de test afneemt.
4. Samengestelde scores (composite score): score die opgebouwd is uit meerdere testitems en gaat
er vanuit dat ieder item voor even veel telt (Bijv. test voor depressie: slaapproblemen, eetproblemen
en zelfmoordneiging bij elkaar optellen > maar verschillen in ernst).
5. Score sensitiviteit: of een vragenlijst sensitief genoeg is om verschillen tussen mensen te meten
(bijv. IQ test meet geen verschillen tussen hoogbegaafde mensen). > Gaat om de schaal waarop een
antwoord wordt gemeten.
6. Gebrek aan kennis van belangrijke psychometrische informatie: mensen denken niet na over de
bovenstaande uitdagingen. Mensen zijn zich er niet van bewust hoe moeilijk meten is.
Beoogde doel van testscores:
- Criteria-referentie tests: situaties waarin een beslissing gemaakt wordt over het vaardigheidsniveau
van een persoon. Via een vaste, vooraf bepaalde grenswaarde (cutoff testscore) worden mensen
ingedeeld in twee groepen: (1) personen waarvan hun prestatie de grenswaarde overstijgen en (2)
personen met een score gelijk of onder de grenswaarde.
- Norm-referentie tests: worden meestal gebruikt om de testscore van een persoon te vergelijken
met scores van een referentiesteekproef of een normatieve steekproef, om te begrijpen hoe de
persoon zich verhoudt tot andere mensen.
Type test:
,- Speeded-tests: tijdsgebonden tests. Gescoord door het tellen van het aantal vragen die
beantwoord zijn in de toegestane tijd. Vragen zijn van vergelijkbare moeilijkheid.
- Power-tests: niet-tijdsgebonden tests. Gescoord door het tellen van het aantal goede antwoorden.
Vragen variëren in moeilijkheid.
CHAPTER 2 SCHALEN
Schalen: de manier waarop numerieke waarden toegewezen worden aan psychologische kenmerken.
Eigenschappen van nummers:
1. Identiteit:
- Identiek: iedereen in dezelfde categorie is identiek met betrekking tot het gemeten
kenmerk.
- Wederzijds exclusief: iemand die in de ene categorie valt, kan niet in een andere vallen.
- Exhaustieve: iedereen valt in één categorie.
2. Volgorde: nummers geven de rangorde aan van mensen ten opzichte van elkaar. Ze geven
informatie over de relatieve hoeveelheid van een attribuut.
3. Kwantiteit: cijfers geven meer informatie over de grootte van de verschillen tussen mensen.
- Reële getallen: geven de exacte hoeveelheid van een attribuut aan (bijv. cijfer 1).
- Continu: in principe kan elk reëel getal worden verdeeld in oneindig kleine delen.
4. Nummer 0:
- Absolute betekenis: 0 betekent dat iets niet bestaat (lengte, gewicht, reactietijd,
hoeveelheid).
- Arbitraire / willekeurige betekenis: 0 is slechts een waarde op de schaal.
Eenheden van meting
Er zijn vier manieren waarop een meeteenheid willekeurig of arbitrair kan zijn:
1. De grootte van de eenheid kan willekeurig zijn (bijv. de willekeurige keuze voor hoeveel gram er
in een pond zit).
2. Sommige meeteenheden zijn niet gebonden aan een bepaald type object: er is mogelijk geen
noodzakelijke beperking op de objecten waarop een meeteenheid kan worden toegepast (bijv. een
pond kan gebruikt worden om verschillende soorten objecten te wegen).
3. Als ze een fysieke vorm aannemen, kunnen sommige meeteenheden worden gebruikt om
verschillende kenmerken van objecten te meten.
4. De richting van de meeteenheid. Vaak betekent ‘meer’ (op een item), meer van een onderliggend
construct, maar dit is niet altijd het geval (bijv. reversed items in een vragenlijst).
Vier meetschalen:
1. Nominale schalen: identiteitseigenschap > categorieën.
2. Ordinale schalen: eigenschap van orde > rangschikking.
3. Intervalschalen: eigenschap van hoeveelheid en geen absoluut nulpunt.
4. Ratio schalen: eigenschap van hoeveelheid en absoluut nulpunt.
,CHAPTER 3 INDIVIDUELE VERSCHILLEN EN CORRELATIES
Variabiliteit: de mate van verschillen binnen een set testscores. Twee soorten variabiliteit:
- Interindividuele verschillen: verschillen tussen mensen.
- Intra-individuele verschillen: verschillen bij dezelfde mens (in de loop van de tijd of onder
verschillende omstandigheden).
Variabiliteit en de verdeling van scores
1. Centrale tendens: wat is de meest representatieve score in de distributie? > vaak gemiddelde.
2. Variabiliteit: de variantie en standaardafwijking reflecteren de mate waarin de scores in de
verdeling afwijken van het gemiddelde.
De grootte van de variantie is afhankelijk van:
- De mate waarin de scores in een verdeling verschillen van elkaar.
- De maatstaf van de scores van de verdeling (bijv. een standaardafwijking van 10 is laag in termen
van IQ, maar hoog in termen van leeftijd).
Factoren waarmee je rekening moet houden bij het interpreteren van de variantie:
- Variantie mag niet kleiner zijn dan 0.
- De variantie kan niet geïnterpreteerd worden als laag of hoog zonder informatie over de maatstaf.
- Context/vergelijking is nodig om de grootte te interpreteren.
- Belang van variantie ligt vooral in de effecten op andere waarden die directer te interpreteren zijn
(bijv. correlatie, betrouwbaarheid).
Distributievormen
- Variantie gaat altijd uit van een normaalverdeling.
- In een symmetrische distributie gemiddelde = mediaan.
- Totale oppervlakte van kanscurve is altijd 1.
- Bij een positief scheve verdeling (scheef naar rechts) gemiddelde > mediaan.
- Bij een negatieve scheve verdeling (scheef naar links) gemiddelde < mediaan.
Covariantie en correlatie
Er zijn twee soorten informatie nodig voor een associatie tussen twee variabelen:
1. De richting van de associatie: negatief of positief.
2. De omvang van de associatie: de sterkte van de associatie.
, Consistentie: een sterke associatie tussen twee variabelen.
Twee manieren om de associatie tussen twee variabelen in cijfers uit te drukken:
1. Covariantie: de gemeenschappelijke variantie tussen X en Y > een manier waarop twee variabelen
met elkaar verbonden zijn. Verschil met variantie is dat het nu gaat om twee variabelen (X & Y). Bij
variantie gaat het om één variabele.
- Drie stappen voor het berekenen van de covariantie:
1. Bereken het gemiddelde voor beide verdelingen (x en y).
2. Bereken het cross-product: de vermenigvuldiging van de deviaties van beide verdelingen.
- Positief cross-product: als de scores van een individu consistent zijn met elkaar.
- Negatief cross-product: als de scores van een individu inconsistent zijn met elkaar.
3. Het gemiddelde van de cross-producten.
De covariantie geeft duidelijke informatie over de richting van de associatie, maar niet van de
omvang van de associatie.
2. Correlatie: interpreteren van lineaire associatie. Correlatiecoëfficiënten zijn begrensd binnen
mogelijke waarden (-1 tot +1) en geven daarom de richting en de omvang van de associatie weer.
Verschil covariantie en correlatie: Een covariantie is niet gestandaardiseerd: een correlatie wel. Dit
komt omdat de correlatie gelijk is aan de covariantie gedeeld door het product van de
standaarddeviaties van de variabelen.
Variantie en covariantie van samengestelde scores
Scores op psychologische tests zijn vaak samengestelde scores. Bij het gebruiken van een vragenlijst
hoef je niet meer alle individuele scores te gebruiken, maar gebruik je meteen de covarianties van de
items.
Soms wordt er een variantie-covariantie matrix gebruikt:
- Elke variabele heeft een rij en een kolom.
- De varianties van de variabelen worden ‘diagonaal’ weergegeven.
- Alle andere cellen representeren covarianties tussen paren van variabelen.
- De covarianties zijn symmetrisch (Cxy = Cyx).
De totale testscore variantie is afhankelijk van de variantie tussen de items en de correlatie tussen de
paren.
Binaire items
Sommige psychologische tests zijn gebaseerd op dichotome antwoorden (bijv. ja, nee, eens, oneens).
Hierbij is slechts één van de twee uitkomsten mogelijk.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shannonspork. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.52. You're not tied to anything after your purchase.