Een samenvatting van het vak Business Simulation met een compleet overzicht van de theorie. Het bevat aantekeningen uit de lessen en een overzicht van HOTS die wordt gecombineerd met de theorie (formules, normen en termen).
- Statement of income = geeft een grof inzicht in wat is nou de echte winst
(winstgevendheid) > alle kosten worden hierbij meegenomen.
- SOS (summary operating schedule) = wat is de bijdrage van de
verschillende afdelingen, hierin worden de afschrijvingen niet
meegenomen.
- Departemental income = weergeeft de specifieke bijdragen van alle
afdelingen. Omzet – directe kosten
Wat is interessant aan een departemental operating income statement = In de
opzet is het een income statement die is opgesplitst in 4 afdelingen.
1e afdeling = Rooms
2e afdeling = F & B
3e afdeling = Other
Deze eerste 3 noemen we profit centres, dat zijn afdelingen die omzet genereren
maar ook kosten hebben. Hier wordt dus winst gemaakt. Per profit center
opgesplitst krijgen we de omzet – directe kosten = departemental income (is een
soort winst, alleen is er maar rekening gehouden met de directe kosten). De 4 e
afdeling gaat over de indirecte kosten.
4e afdeling = Admin & general
Is een overzicht van algemene kosten, dit noem je dan een cost center Dit is
hetzelfde als indirecte kosten.
In HOTS telt de ene maand 4 weken en de andere maand 5 (13 x 4 weken = 52
weken). De maanden Februari, Mei, Augustus en November hebben we allemaal
5, oftewel de middelste maand van een kwartaal telt 5 weken. 4 weken is 28
dagen en 5 weken 35 dagen. ! Binnen hots gaan we altijd uit van 52 weken en
364 dagen !
Het tentamen zal bestaan uit 4 onderdelen:
1. Planning and control (40% punten)
2. Revenu management (20% punten)
3. Operation management (20%)
4. CAPEX (20%)
,Samenvatting aantekeningen week 1
Generieke strategie van Porter = Binnen de kern van een organisatie zijn er twee
keuzes:
1. differentiatie = anders zijn dan de concurrenten. Een organisatie kan zich
hiermee bijvoorbeeld onderscheiden door het aanbieden van meer luxe
faciliteiten of haar uniciteit.
2. kostenleiderschap = goedkoper zijn dan de concurrentie.
Een voorbeeld van kostenleiderschap in de hotellerie is bijvoorbeeld het hotel
“formule 1”. Een heel eenvoudig en goedkoop hotel in vergelijking met andere
hotels.
Hierbij is het belangrijk dat je een van de twee strategieën kiest, anders ben je
“stuck in the middle” en dat zal niet werken.
ADR = de gemiddelde prijs die een gast voor 1 nacht betaald per hotelkamer.
Total omzet kamers / aantal verkochte kamers
RevPar = kan op 2 manieren berekend worden. Dit betreft alleen de omzet per
kamer.
Totale kameromzet / totaal aantal beschikbare kamers
Verkochte kamers / beschikbare kamers
ADR x OCC (average daily rate x (keer) de besetting)
GOP = brutowinst per kamer, belangrijk voor een general manager in de
hotellerie, gezien de GM dit nog kan beïnvloeden. Je kunt dus ook aan de hand
hiervan kijken of de general manager wel goed gepresteerd heeft.
GOPPAR = Bruto operationele winst / beschikbare kamers
Het is een manier om naar de prestaties van het hotel te kijken en aanpassingen
door te voeren die van invloed zijn op de belangen om de doelstellingen die
gesteld zijn te bereiken
GOPPAR kan hoog zijn want gaat om de GOP van hele hotel incl. F&B omzet
- Kan de GOPPAR hoger zijn dan de Revpar?, ja dat kan als je veel winst
maakt op je F&B product, dit wordt ook gedeeld door het aantal
beschikbare kamers. Revpar is alleen kamer omzet en GOPPAR is op basis
van de hele omzet. Bij GOPPAR wordt dus ook F&B meegenomen.
Staff Turnover = wat gebeurt er in het personeelsverloop. Hoeveel mensen gaan
er weg en nemen ontslag bijvoorbeeld. Als 10% van personeel per maand
opstapt, is dat 10% * 12 maand = 120% op jaarbasis.
Een hoge staffturnover is onaantrekkelijk, dan kan het zo zijn dat andere
bedrijven aantrekkelijker zijn. Wanneer dit structureel oploopt moet je er wat aan
, doen. Het is te herkennen aan berichten van het personeel of een hoog
percentage.
Profit centres = Zijn afdelingen die gericht zijn op het maken van winst. Er is
omzet, kosten en er is een bijdrage aan de winst.
ROI = return on investment, de hoogte van de investering. We stellen als eis voor
de ROI 20%, maar hoe hoger des te beter.
Debiteuren/ account receivable = de hoeveelheid geld die anderen (zoals
klanten) aan een bedrijf verschuldigd zijn en het bedrijf dus nog moet ontvangen.
Dit word gezien als een bezit en staat dus aan de linkerzijde.
Crediteuren/ account payable = De te betalen rekeningen dat de onderneming
aan anderen (zoals leveranciers) verschuldigd is. Dus schulden. Schuldrekening
aan de rechterzijde.
Liquiditeit = Geeft inzicht in de financiële capaciteit van een onderneming om op
korte termijn aan betalingen te kunnen voldoen of in de problemen zou kunnen
komen. Door een hoog bedrag aan liquide middelen paraat te hebben, is het
mogelijk om de korte termijnschulden te betalen. Liquiditeit heeft twee ratio’s:
Current Ratio = Vlottende Activa (total current Assets)/Kort Vreemd
Vermogen (total current Liabilities)
Quick Ratio = Vlottende Activa (Current Assets) – Voorraden
(Inventories)/Kort Vreemd Vermogen (Current Liabilities) als je het hebt
over de liquiditeit of solvabiliteit > kijk je naar de balans > wat zegt de
liquiditeit? In hoeverre de onderneming in staat is om schulden te betalen.
Om aan de verplichtingen te voldoen
De vuistregel is dat een current ratio van 2 (of hoger) goed is, hoewel een
liquiditeitspositie van 1,5 ook al goed is te noemen. Bij 2 of hoger is de
organisatie in elk geval absoluut veilig.
Een quick ratio van 0,43 is laag. De liquiditeit moet op basis van deze berekening
minstens 1 zijn. 1 of meer is een veilige norm voor de quick ratio. De voorraad
goederen van € 88.000 maakt een groot deel van de vlottende activa uit. Door
dit bedrag van het totaal aan vlottende activa af te trekken blijkt voor deze
onderneming de liquiditeit zeer zorgwekkend. Het is van belang de
goederenvoorraad snel om te zetten in een verkoop.
Solvabiliteit = Geeft inzicht in het ratio tussen het eigen vermogen en het
vreemde vermogen. Dit ratio heeft aan hoe robuust de financiële situatie van de
onderneming is.
Daarnaast geeft dit inzicht in de capaciteit van een onderneming om op lange
termijn aan betalingsverplichtingen te kunnen voldoen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Meganvds02. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.31. You're not tied to anything after your purchase.