Samenvatting Gedragsproblemen in de klas - basisonderwijs H1 t/m7+H9-H13-H16
9 views 2 purchases
Course
Onderwijskunde Passend Onderwijs Verdieping
Institution
Saxion Hogeschool (Saxion)
Book
Gedragsproblemen in de klas in het basisonderwijs Werkboek
Samenvatting voor het tentamen passend onderwijs verdieping.
Alle hoofstukken zijn samengevat en van ieder hoofdstuk is er een beknopte samenvatting toegevoegd.
Alleen paragraaf 6.3 & paragraaf 9,4 t/m 9.7 missen. Er is naast een samenvatting van de andere paragrafen wel een beknopte samenv...
Hoofdstuk 1-2-3-4-5-6 -7-9-13-16 worden behandeld (uitgezonderd 6.3 en 9.2 t/m 9.7)
February 7, 2022
56
2021/2022
Summary
Subjects
probleemgedrag
gedragsstoornis
adhd
add
comorbiditeit
ass
autisme
asperger
pdd nos
syndroom van kanner
disruptieve stoornissen
odd
hechting
faalangst
vicieuze
cd
posttraumatische stressstoornis ptss
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Saxion Hogeschool (Saxion)
Lerarenopleiding Basisonderwijs / PABO
Onderwijskunde Passend Onderwijs Verdieping
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
marijebeverdam
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 1: gedragsproblemen in de klas
1.1 Probleemgedrag
Gedragsproblemen = Kinderen doen niet wat jij als leerkracht graag wilt.
Gedragsprobleem = Een gedragsprobleem zit niet in de genen. Het ontstaat door verkeerde
interactie tussen kind en omgeving: Het is situationeel bepaald.
→ Het is gebonden aan de omgeving
→ Bijvoorbeeld: Trauma, slechte opvoeding, slechte relatie of leerproblemen.
→ Gedragsprobleem is het gevolg van iets.
→ Het is oplosbaar.
Gedragsstoornis = Je spreekt van een stoornis als deze niet te verhelpen is.
→ Oorzaak zit in de genen of in de neurologie van iemand
→ Probleem zit in de aanleg of rijping van het zenuwstelsel of in de bouw van de hersenen.
→ Problemen houden langere tijd aan.
→ Vaak zijn er meerdere problemen tegelijkertijd die leiden tot ernstige beperkingen.
→ Stoornis lost niet op, het is permanent.
Tweedeling bij het kijken naar gedragsproblemen:
• Externaliserend probleemgedrag = Gedrag dat je opmerkt. De omgeving heeft last van het
gedrag.
Kenmerken: Dwars, onrustig, brutaal, agressief, niet sociaal, druk, onvoorspelbaar, slechte
werkhouding, niet eerlijk, regels schendend, ongeconcentreerd.
• Internaliserend probleemgedrag = Gedrag dat je (bijna) niet opmerkt. Kinderen hebben er
zelf last van.
Kenmerken: Moeilijk contact, niet communicatief, stil, gesloten, angstig, onzeker, weinig
zelfvertrouwen, faalangstig.
Valkuil bij het kijken naar probleemgedrag
Bij het kijken naar probleemgedrag moet je gedrag concreet maken. Hierdoor heb je beter zicht op
wat er niet goed gaat en kan je het effectiever laten veranderen. Een interpretatie wordt dan een
concretisering.
Transactionele model en ecologische model = Hierbij kijk je naar meer dan het kind. Je kijkt niet
alleen of het kind zijn gedrag moet veranderen, maar ook wat er in zijn omgeving moet veranderen.
Meervoudig risicomodel van Van der Ploeg = Kijkt ook naar meer dan het kind. Het gaat ervan uit dat
in de omgeving van het kind een aantal factoren een extra risico vormt en het probleemgedrag kan
veroorzaken. Denk hierbij aan gezinssituatie, omgeving, vrienden en persoonlijkheid. Deze factoren
kunnen juist beschermende factoren zijn of dus risicofactoren.
Kind-leerkracht-situatie systeem = Een aspect van dit systeem aanpassen kan zorgen dat het
gedragsprobleem minder wordt.
,1.2 De rol van de leerkracht
Leerkrachtgedrag = Het is goed om ook na te gaan wat je eigen leerkrachtgedrag bijdraagt aan de
problemen.
→ Veel gedragsproblemen blijken te verminderen door een veranderde houding van de
leerkracht.
→ Kind en gedrag scheiden: Leerkrachten die minder problemen hebben met kinderen met
gedragsproblemen zien het kind en het gedrag als twee losse componenten.
o Het is belangrijk dat je een vaardigheid ontwikkeld om het verkeerde gedrag te
blijven zien als verkeerd gedrag en het niet te vereenzelvigen met het kind.
→ Een kind kan vaak zijn gedrag niet aanpassen maar jij als leerkracht wel. Probeer je eigen
gedrag eens aan te passen en te kijken wat het effect is.
Belangrijke aspecten:
Klassenmanagement = Het scheppen van voorwaarden voor effectief onderwijs: Zaken
organisatorisch goed op een rijtje hebben en werkt aan behoeften van leerlingen.
→ Goed klassenmanagement wordt gezien als de belangrijkste sleutel tot goede resultaten van
leerlingen.
Relatie = Om tot leren te komen moeten kinderen zich veilig voelen en moeten ze het naar hun zin
hebben met de leerkracht. (Vooral kinderen met problemen hebben dit nodig)
Complimenten en correctie verhouding = Dit hoort 4:1 te zijn. Zo blijft de relatie positief.
Erken goed gedrag = Als leerkracht moet je kinderen prijzen. Kinderen hebben zelf vaak niet door of
ze goed bezig zijn. Dit leren ze doordat jij goed gedrag erkend.
Taalgebruik: Gebruik als leerkracht deze woorden NIET → altijd, nooit, iedereen en niemand.
→ Gebruik woorden als ‘nog niet’, ‘al’.
Bijvoorbeeld:
Het lukt je nog niet om stil te zitten, maar ….
Je werd al snel rustig op de gang, goed zo!
Voorspelbaar handelen = Zorg dat je voorspelbaar bent. Reageer en handel zo consequent mogelijk.
Positieve controle = Benoem wat er goed gaat. Probeer positieve controle uit te oefenen, in plaats
van negatieve.
Ik-boodschap = Gebruik bij een waarschuwing de ik-boodschap. Dit is minder aanvallend, omdat hij
niet zegt wat jij verkeerd doet, maar wat ik ervan vind.
Autonomie = Het geven van verantwoording over het eigen leerproces. Geef kinderen (gedeeltelijk)
autonomie. Dit helpt het tegengaan van gedragsproblemen.
Goed gedrag aanleren = Dit betekent in de praktijk uitleggen, voordoen, na laten doen, zelf laten
proberen, correcties aanbrengen en misschien weer voordoen van gedrag.
Rolmodel = De leerkracht is het rolmodel voor de kinderen. Dit betekent dat er verwacht mag
worden dat je als leerkracht iedereen respectvol behandelt, vriendelijk en beleefd bent, eerlijk bent,
relativeringsvermogen hebt, kunt laten zien hoe je omgaat met eigen fouten en die ook erkent,
rechtvaardig bent en op tijd bent.
,1.3 Andere preventieve maatregelen
Punten die preventief werken op gedragsproblemen:
1. Zorg voor een goede relatie met leerlingen 8. Zorg voor een positieve groepssfeer
2. Verwelkomen kinderen bij binnenkomst 9. Geef verantwoordelijkheid aan kinderen
3. Bekijk zo nu en dan hoe kinderen kijken 10. Zorg voor duidelijke regels in de klas
(gezichtsuitdrukking) 11. Laat leerlingen succeservaringen opdoen
4. Zorg voor een goede relatie tussen kinderen 12. Spreek verwachtingen uit
onderling 13. Behandel iedere leerling gelijkwaardig
5. Creëer een duidelijke en voorspelbare 14. Wees een goed voorbeeld voor de leerlingen
omgeving 15. Benoem wat goed gaat
6. Zorg voor voorspelbare lessen 16. Signaleer leerproblemen op tijd
7. Wees goed ‘volgbaar’ als leerkracht (waar ben 17. Benut het begin van het schooljaar
je in de klas)
Fases van groepsvorming = Groepen maken altijd een aantal fases door.
→ In de fases bepalen de groepsleden bewust en onbewust hoe de groep zich zal gaan
gedragen, wie de leiders worden, of er een zondebok aangewezen wordt, hoe de
groepsleden met elkaar om willen gaan en wat je aan elk individueel groepslid hebt.
→ De fasen:
1. Forming = Verkenningsfase die bij nieuwe groepen een á twee weken duurt en die bij
groepen die elkaar al kennen, in een paar dagen voorbij kan zijn.
➢ Groep is vaak nog heel rustig,
➢ Kinderen zijn dan meer bezig met zichzelf en hoe ze overkomen op anderen
➢ Kinderen vragen zich in deze fase af of ze wel bij de groep horen en zichzelf kunnen
zijn.
➢ Kinderen hebben veel vragen in hun hoofd.
2. Storming = De groepsleden weten ondertussen een beetje wat ze van de anderen kunnen
verwachten.
➢ Grenzen van eigen veiligheid zijn verkend.
➢ Kinderen kunnen zich gaan profileren (meningen uiten)
➢ Voor een buitenstaander is de groep rumoerig.
➢ Bij deze fase hoort: botsingen, onenigheid en ruzietjes.
➢ Hiërarchie wordt bepaald (subgroepen of hoofdgroep met enkele oudsiders, etc.)
3. Norming = De leiders die in de vorige fase boven kwamen drijven, bepalen hoe er in de groep
met elkaar wordt omgegaan. Zij bepalen de ongeschreven regels (bewust en onbewust).
➢ De normen staan eigenlijk zo goed als vast en veranderen (bijna) niet meer.
➢ Het is de zaak van de leerkracht om te zorgen dat er positieve groepsnormen zijn
ontstaan.
➢ In deze fase gaat het erom hoe de leerlingen met elkaar om gaan. Wat wel mag en
niet mag.
4. Performing = De groep is klaar voor het werken. De introductieperiode is voorbij. Deze fase
gaat bij een groep die echt nieuw is na 1,5 tot 2 maanden in. Groep die elkaar al kent gaat dit
na 2 weken in.
➢ Als de groep nog steeds geen ‘goede groep’ is, dan is de kans groot dat het een
vervelend jaar wordt.
➢ Een hevig conflict bij bijvoorbeeld invallers of een ingrijpende gebeurtenis.
5. Termination = Groen nadert het eind van het jaar. De meeste leden zullen dat jammer
vinden. Het kan zijn dat ze gaan mopperen op alles en iedereen.
➢ Groepjes kunnen gaan klitten.
➢ Groepsregels vinden de kinderen niet meer zo belangrijk.
, Essentieel bij het vormen van een ‘goede’ groep:
1. Begin in de forming-fase al met normen opstellen.
2. Maak samen met je klas de groepsregels
Tip: Bespreek dagelijks even de (positieve dingen) van de dag met betrekking tot de regels.
Opbouw bij waarschuwingen geven: (nog geen probleemgedrag)
1. Non-verbaal: gefronste wenkbrauw, nee schudden of grote ogen opzetten.
2. Loop in de richting en leg je hand op zijn schouder of verplaats zijn/haar werk.
3. Wijs op wat er gedaan moet worden: Ik wil dat je nog even op de som concentreert’. (Vertel
er evt. een kleine consequentie bij)
4. Opnieuw last? Consequentie inzetten (bijvoorbeeld alleen laten zitten)
1.4 Als er tóch gedragsproblemen voorkomen
Stap 1 De gedragsfunctieanalyse
Informatie verzamelen over het gedrag
→ Om een zo objectief mogelijk beeld te krijgen kun je verschillende vragen (laten)
beantwoorden:
o Welk concreet gedrag laat het kind zien?
o Wanneer laat het kind dat gedrag zien?
o Past het gedrag bij de leeftijd van het kind?
o Bij welke lessen speelt het ongewenste gedrag een rol?
o Zijn er situaties waarin het gedrag niet voorkomt?
o Hoe vaak komt het voor?
o Hoelang duurt het gedrag?
o Hoe lang is het gedrag al aanwezig?
o Wat zijn de gevolgen voor de omgeving (klasgenoten, leerkracht) voor het kind?
o Zijn er factoren in de omgeving die het gedrag uitlokken of versterken?
Als je erachter kunt komen waarom het kind dit ongewenste gedrag vertoont, ben je al een eind op
weg naar de oplossing.
Voor een aantal vragen kan je gebruikmaken van: observatie-instrumenten:
Tijdsteekproef = Formulier waarop een aantal categorieën staan: taakgericht gedrag, storen, lopen,
kijken en anders. Om de 20 sec meet de observator wat de leerling doet. Na afloop kan er worden
berekend hoeveel procent van de tijd bedoeld voor zelfstandig werken de leerling taakgericht aan
het werken was.
→ Mate van taakgerichtheid kan hiermee worden vastgesteld.
Basislijnobservatie (Turflijst) = Turfstreepje zetten op het moment dat het kind bijv. door de klas
roept. Je doet dit bijvoorbeeld een uur lang. Je moet de meting een aantal keer doen ome en redelijk
objectief beeld te verkrijgen. Vuistregel is dat je vijf observaties doet. Je kan er ook voor kiezen om
de duur van het gedrag bij te houden.
ABC-analyse = Dit gebruik je om te bekijken ‘wanneer’ het gedrag voorkomt. ABC staat voor:
Antecedents (wat voorafging), Behaviour (het gedrag) en Consequences (het gevolg). Het is handig
om iemand anders dit te laten doen of het op te nemen.
→ Het legt een verband tussen het gedrag, datgene wat het gedrag opriep en de gevolgen van
het gedrag.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marijebeverdam. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.