Infectieziekten, hygiëne en instrumentenleer
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
marchaslagter
Reviews received
Content preview
Infectieziekten, hygiëne en instrumentenleer
1. Infectieziekten
Infectiebiologie en afweer
Besmettingscyclus
Infectieus agens – reservoirs – porte de sortie – verspreidingswegen- porte d’entree – ontvankelijk
gastheer – infectieus agens – enz.
Infectieus agens: verschillende ziekmakende micro-organismen.
Reservoirs: plek waar micro-organismen zitten en waarvan ze nieuwe gastheer kunnen besmetten.
Porte de sortie: plek waar micro-organisme het lichaam(reservoir) kan verlaten.
Verspreidingswegen: sommige ziektekiemen kunnen vanuit reservoir direct op ander dier/mens
komen.
Porte d’entree: plek waar micro-organisme het lichaam kan binnenkomen.
Ontvankelijke gastheer: gastheer kan besmet worden. Met verminderde afweer is dit makkelijker.
Indeling van levende wezens (systematiek)
Wat zijn micro-organismen?
Microbiologie: bestuderen van micro-organismen en virussen.
Micro-organismen: eencelligen zoals bacteriën, algen, schimmels en protozoën en meercelligen als
rondwormen. Virussen niet, want deze worden niet als levend gezien.
Wat zijn parasieten?
Organismen die leven en zich vermenigvuldigen op, in of rond een gastheer en de gastheer negatief
beïnvloeden. Het kunnen dieren of planten zijn, maar ook wormen, vlooien, bacteriën, schimmels
of protozoën.
,Alle pathogene micro-organiseren zijn parasieten, maar niet alle parasieten zijn micro-organismen.
Endoparasiet: parasiet leeft in het lichaam van de gastheer.
Ectoparasiet: parasiet leeft buiten het lichaam van de gastheer.
Meercellige pathogene micro-organismen: wormen, teken en vlooien.
Samenlevingsvorm tussen organismen
Symbiose: 2 organismen leven samen.
Parasitisme: 1 van de 2 wordt negatief beïnvloed (vaak ten koste van de gastheer).
Mutualisme: gastheer en micro-organisme hebben beide voordeel aan het samenleven.
Commensalisme: 1 heeft een voordeel en de ander heeft geen nadeel.
Besmettingen en infectie
Besmetting: als een micro-organisme te lichaam van een dier binnendringt maar zich nog niet
vermenigvuldigd heeft of als het afweersysteem het herkend en verwijderd heeft.
De meeste micro-organismen verplaatsen zich bv. via ontlasting of speeksel.
Indirecte besmetting: bv. bij niesziekte van kat, waarbij de kat in gezicht van andere kat niest. Of
Giardia die via ontlasting verspreidt.
Directe besmetting: door lichamelijk contact, bv. twee katten die tegen elkaar liggen en zo vlooien
van de ene kat op de andere overlopen.
Tussengastheer: een organisme waar de ziekteverwekker tijdelijk in verblijft om vervolgens de
eindgastheer te besmetten.
Incubatietijd: tijd tussen besmetting en eerste ziekteverschijnselen. In deze tijd kan je wel al andere
besmetten.
Infecteren: wanneer micro-organisme, parasiet of virus lichaam binnendringt en zich
vermenigvuldigd.
Infectieziekte: wanneer lichaam schade ondervindt van micro-organisme en niet meer kan
functioneren.
Septikemie: veel voorkomende complicatie van bacteriële infectie. Ernstige, soms dodelijke
ontstekingsreactie van hele lichaam door bacteriën of hun toxinen.
Pathogeen: micro-organismen die altijd ziekte veroorzaken.
Voorwaardelijk pathogeen: als micro-organisme pas bij verminderde weerstand ziekte veroorzaakt.
Factoren die ook bepalen of dier ziek wordt:
Infectiedruk: hoeveel ziekmakende bacteriën zijn er in de omgeving van het dier.
Virulentie: hoeveel schade kan micro-organisme aanrichten bij de gastheer.
Groei van micro-organismen
Exponentiële groei: bv. iedere 20 minuten verdubbelen. Groei gaat steeds sneller!
Micro-organismen kunnen geslachtelijk en ongeslachtelijk groeien.
Geslachtelijk: 2 micro-organismen wisselen hun genetisch materiaal uit.
Ongeslachtelijk: micro-organisme deelt zich en er ontstaat een soort kloon.
Niet iedere micro-organisme kan beide vormen van voortplanting.
Immuunsysteem
Afweersysteem zorgt ervoor dat schadelijke stoffen en substanties in het lichaam worden
opgeruimd.
Antigeen: substantie die door het immuunsysteem als lichaamsvreemd wordt herkent.
Antilichaam: reactie van immuunsysteem op antigeen; antilichamen ruimen antigenen op.
Wanneer micro-organisme op of in dier komt, is dier besmet. Maar lang niet altijd wordt het
opgemerkt; het dier hoeft er niet ziek van te worden en het kan snel opgeruimd worden.
Afweersysteem wordt steeds beter, het kan onthouden welke antigenen gezien zijn.
Vaccin: verzwakt of gedood micro-organisme, maakt gezond dier niet (ernstig) ziek.
,Diagnostiek
Lichamelijk onderzoek
Soms al duidelijk, bv. bij vlooien of luizen.
Lichtmicroscoop
Vaak wel kleuring nodig om micro-organismen te kunnen zien.
Schimmelkweek
Indien onder microscoop ook niet duidelijk is om wat het gaat. Nodig zijn haren of huidschilfers, die
worden op voedingsbodem aangebracht. Indien er schimmels in de haren/huid zitten, zullen deze
groeien op de voedingsbodem.
Inhuiskweek (kan op praktijk uitgevoerd worden); pathogene schimmel -> bodem kleurt rood.
Bacteriekweek (BO)
Materiaal, zoals urine, ontlasting of pus, aanbrengen op kweekbodem en dan de kweekbodem in
de broedstoof. Verschillende testen, bv. groei met of zonder zuurstof, optimale temperatuur en
welk soort kweekbodem het beste werkt.
Ook special kleuringen die onderscheidt kunnen maken, gramkleuringen bv; grampostief of
gramnegatief.
ABG: antibiogram, test waarbij gekeken wordt voor welk antibioticum de bacterie gevoelig is.
Op de voedingsbodem bij gegroeide bacterie kleine pilletjes leggen. Bij gevoeligheid zal de bacterie
niet in de buurt van de pil kunnen groeien.
Nadeel van BO en ABG: het duurt enkele dagen tot week voor uitslag.
Antigeentesten en antilichaamtesten
Antigeentest: antigeen van ziekteverwekker wordt aangetoond.
Antilichaamtest: antilichamen tegen ziektenverwekker worden aangetoond.
Nadeel: antilichamen blijven soms lang in het lichaam terwijl ziekteverwekker al weg is.
Snaptest: antigeen of antilichaam kan worden aangetoond, is een sneltoetsen.
Giardia snaptest: antigeen van giardiaparasiet aantonen.
FeLV snaptest: antigeen voor feline leukemievirus in bloed aantonen.
Ook snaptesten voor bv parvo en hartworm.
FIV: snaptest toont antilichamen in goed aan. Micro-organismen kunnen we niet direct aantonen.
Voordeel snaptest: uitslag binnen 10-15 minuten.
Therapie
Symptomatische therapie: symptomen worden bestreden.
Middelen tegen braken, diarreeremmers of infuusvloeistoffen.
Curatieve therapie: dier wordt genezen met het medicijn.
Antibiotica, ontwormingsmiddelen.
TLC: tender, love en care. Vermindert stress en zorgt zo voor snellere genezing.
Preventie
Vaccinatie: voorkomen dat dier ziek wordt van besmetting.
Besmetting voorkomen; zo veel mogelijk hygiënische maatregelen.
Risicopreventie voor de mens
Zoönosen: micro-organismen die ook van dier op mens worden overgedragen.
Veelvoorkomende is schimmel.
Ook gezonde dieren kunnen het bijdragen, want er is nog een incubatietijd!
, Bacteriën
Morfologie
Zeer kleine, eenvoudige, eencellige micro-organisme (1 µm).
Worden omgeven door harde stevige celwand, die de bacterie beschermd tegen mechanisch
geweld.
Onder celwand ligt plasmamembraan (dun wandje); zorgt dat bacterie nuttige stoffen binnen kan
houden en schadelijke stoffen buiten.
Bacteriën hebben geen celkern. Sommige hebben slijmcapsule om celwand heen -> om afweer van
lichaam van gastheer te blokkeren.
Meeste bacteriën kunnen niet actief voortbewegen. Sommige wel door middel van flagellen
(zweepdraden), andere door te knikken.
Vermeerdering en overleving
Bij een optimale temperatuur en voldoende voedingsstoffen verloopt de vermeerdering van
bacteriën zeer snel. De exponentiële groei zorgt binnen korte voor een grote vermeerdering.
Bacteriële maken afvalstoffen in grote hoeveelheden, waardoor ze hun eigen milieu vervuilen.
Deze afvalstoffen kunnen ook gevaarlijk zijn voor de gastheer: toxinen.
Exotoxinen: bacterie scheidt deze uit.
Endotoxinen: bacterie houdt dit vast en komt vrij als deze beschadigd of doodgaat.
Endotoxinen zijn minder giftig dan exotoxinen.
Bij ongunstige omstandigheden zijn er bacteriën die sporen kunnen vormen.
Spore: rondvormige structuur, is totaal inactief en zeer goed bestand tegen allerlei vormen
van schadelijke invloeden (kou, warmte, chemicaliën en straling).
Sporen kunnen soms tientallen jaren in omgeving blijven en bij goede omstandigheden
weer uitgroeien tot bacteriën.
Diagnostiek
Om te onderzoeken door welke bacterie een ontsteking veroorzaakt wordt, is het noodzakelijk dat
deze steriel wordt verzameld. Bijvoorbeeld met een blaasontsteking, kan opgevangen urine besmet
zijn met andere bacteriën op de verzamel plaats en in het lichaam.
Er zijn een aantal technieken die gebruikt kunnen worden om te bepalen om welke bacterie het
gaat.
Lichtmicroscoop
Hiermee kan de uitwendige vorm van een bacterie bekeken worden. Vaak is het nodig om de
bacterie eerst te kleuren.
Kleuring
Er zijn kleuringen om bacteriën van elkaar te onderscheiden. Belangrijkste is volgens Gram.
Na kleuring kan je Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriesoorten onderscheiden.
Gram-positieve: donkerpaars.
Gram-negatieve: lichtblauw.
Vorm van de bacteriekolonie
Bacteriesoorten hebben verschillende kolonievormen, die ook van kleur verschillen.
Mycoplasmasoorten hebben zeer typerende kolonies: 0,5-1mm groot, lijkt op een spiegelei.
Verschillende groeiomstandigheden
Je kan een bacterie onder verschillende omstandigheden laten groeien. Zo kan je uitmaken welke
voedingsstoffen wel en niet verteerd kunnen worden door de bacterie.
Aerobe bacteriën: hebben zuurstof nodig om te overleven.
Anaerobe bacteriën: leven in zuurstofvrije omgeving.
Facultatief anaeroob: kunnen zowel in zuurstofarme als zuurstof rijke omgeving leven.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marchaslagter. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.02. You're not tied to anything after your purchase.